Consument moet het geleverde water betalen

De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: Kosten / Levering    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 174794/184359

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument klaagt over de hoogte van de eindafrekening en de verhoogde kosten per kwartaal. De ondernemer is van mening dat de consument moet betalen voor het geleverde water, ongeacht de oorzaak van het hoge gebruik. Nu ijking voor de hand lag, maar de consument dat niet heeft verzocht, oordeelt de commissie dat het door de meter geregistreerde verbruik door de consument afgerekend moet worden. De klacht is dus ongegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Water (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 januari 2023 te Den Haag.

De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan.

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft een hoog verbruik.

De consument heeft een bedrag van € 5.446,80 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft een waterrekening gekregen van € 5.792,–. Men zegt er is lekkage maar op de foto’s kan gezien worden dat alles droog is en ook bij de ketel die elk jaar in onderhoud is, is geen lekkage. Ook geen toiletproblemen of douche lekkage; de muren zijn droog en ook onder de vloer is het helemaal droog.

De consument kan de rekening onmogelijk accepteren want voorheen moest hij maar € 40,– in het kwartaal betalen, nu is dat € 345,– geworden plus de bijna € 6.000,– eindrekening.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op de overeenkomst tussen de consument en de ondernemer zijn Algemene Voorwaarden Drinkwater van toepassing. Artikel 10 van deze Voorwaarden stelt dat indien het vaststellen van de omvang van de levering geschiedt middels een watermeter, de hiermee verkregen gegevens bindend zijn. Uitzonderingen zijn indien de watermeter niet juist zou hebben gefunctioneerd (artikelen 12 en 13) of indien bij het opnemen of verwerken van de meterstand een fout is gemaakt (artikel 10.4). Uit het overzicht van de meterstanden blijkt dat de consument zelf de meterstand voor de betwiste periodeafrekening heeft doorgegeven. Deze stand is nog bevestigd middels een foto. Er is geen fout gemaakt bij het verwerken van deze meterstand. De meterstanden in de voorgaande jaren waren geschat omdat de consument deze niet had doorgegeven. De ondernemer heeft ook geen reden om aan het juist functioneren van de watermeter te twijfelen. Uit de later door de consument doorgegeven meterstand van 9078 op 12 mei 2022 blijkt dat de watermeter normaal functioneert. Er moet een andere omstandigheid zijn geweest die het hoge verbruik heeft veroorzaakt. Het is echter niet aan de ondernemer (of de commissie) om hiervoor een verklaring te geven.

Overigens blijkt uit het verbruik in de periode tussen 1 maart 2022 en 12 mei 2022 wel dat er iets mis moet zitten in het verbruik of in de binneninstallatie. In deze periode van 72 dagen is er immers 91 m³ verbruikt, hetgeen op een jaarverbruik van ruim 460 m³ zou komen. Duidelijk is dat de vastgestelde hoeveelheid water door de watermeter is gestroomd en daarmee aan de consument is geleverd. Het verbruikte drinkwater dient dan ook te worden vergoed. Het uitgangspunt van “meter=meter”, zoals veelvuldig door de commissie bevestigd, dient ook hier te worden toegepast. Daarnaast is het geregistreerde verbruik mogelijk afwijkend geweest, echter geenszins onmogelijk. De betreffende drinkwateraansluiting heeft een nominale capaciteit van 2,5 m³/uur, het totale verbruik op de betwiste periodeafrekening van 7789 m³ kan derhalve in 130 dagen geleverd worden, terwijl dit in een periode van vijf jaar is verbruikt.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Hoewel het gaat om een bedrag dat de reglementaire bevoegdheid van de commissie overschrijdt, hebben partijen ingestemd met behandeling door de commissie.

Vaststaat dat de meterstanden een verbruik van 7789 m³ aangeven, nadat in vier voorgaande jaren het verbruik geschat was. Indien de meterstanden vaststaan, maar de consument niettemin het geregistreerde verbruik betwist, kan het alleen nog aan de meter liggen. De ondernemer stelt dat hij geen reden heeft om aan de werking van de meter te twijfelen. De consument betoogt echter dat een radertje kan verschuiven en dat de meter daarna weer gewoon kan functioneren. Hij verzoekt echter niet om onderzoek van de meter, hetgeen kan plaatsvinden door ijking. Nu ijking voor de hand lag, maar daarom niet verzocht wordt, kan het oordeel niet anders zijn dan dat het door de meter geregistreerde verbruik door de consument afgerekend moet worden. De klacht wordt dan ook afgewezen en het in depot gestorte bedrag (dat ziet op het door de consument verschuldigde bedrag) wordt aan de ondernemer uitgekeerd.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het depotbedrag van € 5.446,80 wordt aan de ondernemer uitgekeerd.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit de heer mr. R.J. Paris, voorzitter, mevrouw mr. P. Dekker – Stam en de heer mr. P. P. van der Neut, leden, op 26 januari 2023.