Consument slaagt niet in bewijsopdracht omtrent herstelkosten auto

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Voertuigen    Categorie: Bewijs / Kosten / Schade    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 129926/149626

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De auto van de consument had een ratelend geluid. De consument bracht de auto bij de ondernemer om dit probleem te verhelpen, alsmede om de auto te keuren. De consument klaagt erover dat de reparatie langer zou hebben geduurd dan was afgesproken. Tevens zijn de problemen na de reparatie verergerd, aldus de consument. De consument heeft de problemen met haar auto vervolgens elders laten repareren, omdat zij geen vertrouwen meer had in de ondernemer. De consument verlangt een vergoeding van de herstelkosten van de schade door de reparatie bij de ondernemer. De ondernemer betwist hetgeen de consument stelt. Volgens de ondernemer is er geen schade ontstaan. Ook is de reparatie niet uitgevoerd, omdat de consument niet wilde betalen. Ook geeft de ondernemer aan dat hij niet in verzuim is geraakt. Ten slotte betwist de ondernemer de factuur die de consument ter onderbouwing van zijn stellingen heeft overgelegd, omdat onder andere het KvK-nummer op die factuur incorrect was. Naar aanleiding van hetgeen door de ondernemer is gesteld, heeft de commissie de consument een termijn van twee weken gegund om te bewijzen dat zij daadwerkelijk herstelkosten heeft gemaakt. De consument heeft hier niet aan deze bewijsopdracht voldaan. Derhalve is niet komen vast te staan dat er herstelkosten zijn gemaakt. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Voertuigen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen voor een digitale zitting, die op 16 mei 2022 heeft plaatsgevonden. De consument en de ondernemer hebben aan deze digitale zitting deelgenomen en ter zitting hun standpunt toegelicht.

De consument werd ter zitting bijgestaan/vertegenwoordigd door mevrouw [VERTEGENWOORDIGER CONSUMENT].

Ter zitting werd de ondernemer bijgestaan/vertegenwoordigd door de heer [VERTEGENWOORDIGER ONDERNEMER 1] en bijgestaan door mevrouw mr. [VERTEGENWOORDIGER ONDERNEMER 2].

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Onderwerp van het geschil betreft kort gezegd de vraag of de ondernemer gehouden is € 2.745,50 aan de consument te vergoeden.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Omdat mijn auto een ratelend/tikkend geluid maakte, heb ik deze in december 2020 naar de ondernemer gebracht en heb ik de ondernemer de opdracht gegeven om de ratel/tik aan de auto te verhelpen. De ondernemer zou tevens de auto keuren. Ik zou de auto diezelfde dag kunnen ophalen, omdat het om een eenvoudige reparatie zou gaan. In tegenstelling tot de toezegging van de ondernemer bleek de auto diezelfde dag niet klaar te zijn en bleek de oorzaak van het gebrek (tot twee keer toe) onjuist te zijn. De ondernemer heeft aangegeven dat hij de plunjer van de brandstofpomp heeft gecontroleerd en schoongemaakt. Het zat niet vast en op het oog gezien was het in orde. Daarna is de brandstofpomp vernieuwd, maar dit gaf geen verbetering. Hierna is de oude brandstofpomp teruggeplaatst, is de ondernemer verder gaan zoeken naar de oorzaak van het geluid en heeft hij de distributieketting vervangen. Met het vervangen van de distributieketting was bleek het probleem nog steeds niet zijn verholpen. Door deze werkzaamheden zijn zelfs nog grotere problemen ontstaan, terwijl de tik/ratel niet is verholpen. Normaal rijden met de auto was na het vervangen van de distributieketting niet meer mogelijk. Een monteur van de ondernemer gaf aan dat het probleem zeer waarschijnlijk bij de 3e cilinder zat. Bij het starten van de auto was er duidelijk een probleem bij de motor. Dit was echter niet vergelijkbaar met het geluid waarmee de auto is gebracht. Wegens gebrek aan vertrouwen op een goede afloop en aangezien de gebreken aan de auto waren verergerd, heb ik de auto opgehaald en [AUTOBEDRIJF] ingeschakeld om de gebreken aan de auto te verhelpen. De auto is gebracht met een probleem, echter niet zozeer bij de motor. Er is door de ondernemer aan de auto uitgevoerde werkzaamheden dus tussentijdse gevolgschade aan de motor ontstaan, welke aan de ondernemer is toe te rekenen. [AUTOBEDRIJF] verklaart het volgende: “Conclusie na demonteren cilinderkop en distributie ketting is dat door eerdere reparatie de distributie ketting werd ontspannen de nokkenas van de uitlaat kleppen, is verschoven waardoor de smallen nokken van de nokkenas bekent bij de [MERK AUTO], toen naast de tuimelaars zijn gesprongen de uitlaat kleppen, licht zijn open gebleven en hebben tijdens de eerste start de zuiger geraakt, waardoor deze zijn krom geslagen door de slag.” Gezien het vorenstaande is de ondernemer duidelijk aansprakelijk voor de schade. Zoals reeds genoemd heb ik de gebreken inmiddels laten herstellen. De herstelkosten bedroegen € 2.746,70. De ondernemer is gehouden om het voornoemde bedrag te vergoeden.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De auto is rijdend weggegaan bij de ondernemer, maar liep toen op drie cilinders.

De consument verlangt € 2.746,70 van de ondernemer.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument moet bewijzen dat er tussentijds schade zou zijn aan het motorblok. Dat wordt uitdrukkelijk betwist. De consument heeft een niet functionerende auto aangeleverd. Omdat zij niet wilde betalen hebben we deze niet gerepareerd. Wij hebben dus geen schade veroorzaakt. De consument kwam juist bij ons omdat er van alles mis was met haar auto. Wat het andere garagebedrijf dat de gebreken aan de auto uiteindelijk heeft verholpen schrijft wordt betwist. Wij hebben niet eens gelegenheid gehad om die conclusies – die niet juist zijn – te onderschrijven. Wij hebben de kans hier niet toe gekregen, omdat er van alles vervangen is. Het is dus niet zo dat wij duidelijk aansprakelijk zijn. Wij zijn niet in verzuim geraakt, zodat wij ook niet gehouden zijn tot schadevergoeding.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Wij betwisten dat slechts drie cilinders van de motor van de auto werkten toen zij de auto bij ons is komen ophalen. De KVK-gegevens die op de factuur vermeld staan die de consument heeft overgelegd (de factuur van [AUTOBEDRIJF]) kloppen niet. Ook heeft de consument geen betalingsbewijs overgelegd dat zij de gevorderde reparatiekosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Ook om die reden zijn wij niet gehouden tot betaling van de door de consument verlangde schadevergoeding.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Gelet op hetgeen de ondernemer ter zitting heeft verklaard over de factuur van [AUTOBEDRIJF] die ten bewijs zou moet strekken van de stelling van de consument dat de ondernemer een fout heeft gemaakt die heeft geleid tot een reparatie ten bedrage van € 2.746,70, heeft de commissie ter zitting verklaard de consument twee weken lang de gelegenheid te geven bewijs aan te leveren dat zij daadwerkelijk de door haar verlangde reparatiekosten heeft gemaakt bij een autobedrijf met de naam [AUTOBEDRIJF]. Aan de mogelijkheid om dit bewijs te leveren heeft de consument niet voldaan.

Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de commissie niet komen vast te staan dat de consument de door haar verlangde herstelkosten heeft gemaakt en heeft de commissie twijfels over de authenticiteit van de overgelegde factuur en de daarop afgegeven verklaring waardoor voorts is niet komen vast te staan dat de ondernemer een hebben toerekenbaar fout heeft gemaakt.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, bestaande uit de heer mr. D.P.C.M. Hellegers, voorzitter, de heer A.M. Velberg, mevrouw drs. W. Nienhuis, leden, op 16 mei 2022.