Commissie: Energie
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
100343
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Energie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 31 maart 2016 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De consument heeft haar standpunt ter zitting toegelicht.
De ondernemer werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam van de direkteur klantenservice], direkteur klantenservice, [naam van de bedrijfsjuriste], bedrijfsjuriste, met bijstand [naam van de advocaat], advocaat te Amsterdam.
Bij tussenadvies d.d. 31 maart 2016 heeft de commissie bepaald dat de ondernemer binnen twee weken een aantal in het tussenadvies nader omschreven stukken aan het dossier diende toe te voegen. De inhoud van voormeld tussenadvies is hier herhaald.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de totstandkoming van de overeenkomst tot de levering van energie (gas en elektriciteit), met name het ontbreken van de annuleringsmogelijkheid binnen een bedenktermijn van 14 dagen.
De consument stelt dat de klacht op 11 januari 2015 is ontstaan en zij heeft de klacht op 18 december 2015 schriftelijk aan de ondernemer voorgelegd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft op 11 januari 2015 in de [naam van de elektronicawinkel] een energiecontract met de ondernemer gesloten. Daarbij werd ten onrechte door de ondernemer vermeld dat de consument geen recht had op de wettelijke bedenktermijn van 14 dagen.
Bij brief d.d. 18 december 2015 heeft de consument aan de ondernemer laten weten dat zij het daarmee niet eens is en dat de ondernemer niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan.
Omdat de ondernemer niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan en haar verkeerd heeft geïnformeerd, heeft zij op grond van de wet een bedenktermijn van 12 maanden.
De consument heeft de boetevrije ontbinding van de overeenkomst gevorderd en is van mening dat zij geen kosten voor de levering van gas of elektriciteit hoeft te dragen, omdat de ondernemer heeft nagelaten haar te informeren over het recht van ontbinding van de overeenkomst. De waarde van de verstrekte cadeaubonnen kan daarmee worden verrekend.
De ondernemer heeft de consument het aanbod gedaan om de boete ad € 250,– te laten vervallen, waarbij de consument de waarde van de cadeaubonnen niet aan de ondernemer behoeft terug te betalen en een bedrag ad € 50,– krijgt wegens ongemak. De consument verlangt echter vergoeding van de totale kosten wegens de levering van energie door de ondernemer, zonder boete.
Ter zitting is door de consument verder nog – in hoofdzaak – het navolgende aangevoerd.
De consument heeft een aantal malen eerder een [naam van de elektronicawinkel] bezocht en toen gezien dat Essent in de [naam van de elektronicawinkel] middels posters reclame maakte.
Op 11 januari 2015 bezocht de consument samen met haar partner, die op die dag jarig was, de [naam van de elektronicawinkel] met het doel om daar een T.V. te kopen.
De uitgekozen T.V. bleek helaas niet voorradig, maar wel een duurder type T.V. De consument werd bij de T.V.`s geholpen door een man met een wit overhemd en door hem op een gegeven moment gewezen op de mogelijkheid om bij [naam van de ondernemer] een energiecontract af te sluiten en cadeaubonnen te verwerven ter waarde van € 225,–, die meteen besteed konden worden bij de [naam van de elektronicawinkel]. Omdat de aanschaf van de duurdere T.V. in dat geval financieel wel haalbaar was, ging de consument op dit aanbod in. Zij is met de man meegelopen naar een tafel met een computer. Pertinent niet naar een stand van [naam van de ondernemer], zoals deze op pagina 1 van het verweerschrift staat afgebeeld.
De cadeaubonnen konden meteen, maar wel boven in de [naam van de elektronicawinkel] verzilverd worden.
Het kan wel kloppen dat zij de Actievoorwaarden toen meteen overhandigd heeft gekregen, maar daar is zij niet voor de volle 100% zeker van. Zij heeft de verklaring van ontvangst cadeaukaart toen wel ondertekend. Het energiecontract ontving zij later per post.
De naam van de betreffende verkoper was [naam van de medewerker].
Zij ontving van Essent twee contracten met verschillende klantnummers en heeft contact opgenomen met [naam van de ondernemer] omdat zij niet wist wat ze daar mee aan moest.
Thuis heeft zij een berekening gemaakt en kwam zij tot de conclusie dat het aanbod van de ondernemer eigenlijk niets voorstelde, omdat de waarde van de bonnen in de loop van het contract door de hogere tarieven weer door haar zou worden terugbetaald. Zij betaalde dus haar eigen cadeaubonnen en was daar verontwaardigd over. Zij heeft op 26 januari 2015 telefonisch contact met [naam van de medewerker] over de twee contracten gehad. Zij dacht dat zij geen bedenktermijn had en niet van het contract af kon komen.
Later keek zij toevallig naar een programma op de T.V., waarin de verkoop door [naam van de ondernemer in de [naam van de elektronicawinkel] aan de orde kwam en vernam dat er toch een bedenktermijn zou gelden. Zij heeft toen op 18 december 2015 conform de modelbrief van de Consumentenbond haar aangetekende brief aan de ondernemer verzonden.
Het gaat de consument niet om het geld, maar om het principe.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De leveringsovereenkomst werd gesloten in een verkoopruimte, waarin de ondernemer op permanente basis de verkoopactiviteiten uitvoert. Dit is een afgebakende stand in de [naam van de elektronicawinkel]. Deze stand is door het gebruik van het beeldmerk van de ondernemer en het bijbehorende kleurgebruik duidelijk als zodanig herkenbaar. De medewerkers van de ondernemer dragen witte overhemden met het logo van de ondernemer, terwijl de medewerkers van [naam van de elektronicawinkel] een rood overhemd dragen.
In de leveringsovereenkomst staat vermeld dat de actievoorwaarden Cadeaukaartenactie van toepassing zijn. In de actievoorwaarden staat vermeld dat vanwege het feit dat de overeenkomst binnen een verkoopruimte van de ondernemer is gesloten er geen bedenktijd geldt en artikel 3.2 van de Algemene Voorwaarden niet van toepassing is.
Ter zitting is namens de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het navolgende aangevoerd.
De ondernemer kan zich niet voorstellen dat een verkoper van de ondernemer de consument bij de T.V.`s heeft aangesproken. Indien dit werkelijk gebeurd zou zijn dan is dit geheel tegen de instructies in. Die instructies houden in dat de verkoopactiviteiten alleen worden verricht in de afgebakende en duidelijk herkenbare stand van de ondernemer in de [naam van de elektronicawinkel].
Die instructies staan op schrift, maar zijn niet meegenomen naar deze zitting. Deze instructies kunnen alsnog aan het dossier worden toegevoegd.
De stand die op pagina 1 van het verweerschrift staat afgebeeld is een voorbeeld en mogelijk niet de stand in de [vestiging elektronicawinkel]. De ondernemer zal een foto aan het dossier toevoegen van de bewuste stand in de [vestiging elektronicawinkel].
Dit was overigens een van de allereerste stands van de ondernemer in de [naam van de elektronicawinkel] en die is daar al gedurende 4 jaar.
De stand wordt iedere werkdag dat de [naam van de elektronicawinkel] open is bemand door medewerkers van de ondernemer. De medewerkers van de ondernemer dragen een wit overhemd met het logo van de ondernemer, terwijl de medewerkers van de [naam van de elektronicawinkel] een rood overhemd dragen.
De ACM heeft inderdaad een onderzoek verricht en kwam tot de conclusie dat er zich niets onregelmatigs voordoet.
Het niet gunnen van de bedenktermijn van 14 dagen had te maken met het feit dat de cadeaubonnen meteen konden worden besteed.
Alleen om onduidelijkheden voor de toekomst uit te sluiten heeft de ondernemer ACM toegezegd om voortaan wel een bedenktermijn van 14 dagen aan de consument te geven. ACM heeft dit vastgelegd in een zogenaamd toezeggingsbesluit. Dit is per 1 december 2015 ingevoerd.
Om die reden heeft de ondernemer zich in deze zaak welwillend opgesteld jegens de consument en aangeboden om geen opzegvergoeding in rekening te brengen, terwijl de consument de waarde van de cadeaubonnen niet behoefde terug te betalen. De consument is hierop niet ingegaan en wil kennelijk meer geld.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Kern van het geschil tussen partijen is – kort gezegd – de vraag of in het onderhavige geval, waarin de ondernemer heeft gesteld de verkoopactiviteiten te hebben verricht in een stand in de [naam van de elektronicawinkel sprake is van het sluiten van een leveringsovereenkomst energie in een verkoopruimte, waarin de ondernemer gewoonlijk zijn activiteiten uitoefent. Afhankelijk van de beantwoording van die vraag blijkt of sprake is van de wettelijke bedenktermijn voor de consument van 14 dagen.
Daarbij speelt in casu ook nog de vraag of er – zoals door de consument is gesteld – mogelijk verkoopactiviteiten door de ondernemer zijn verricht buiten voormelde stand.
Ter zitting is het volgende afgesproken:
De ondernemer zal binnen twee weken te rekenen vanaf 31 maart 2016 de navolgende stukken aan het dossier toevoegen:
– een afschrift van voormelde instructies;
– een foto van de stand van de ondernemer in [vestiging elektronicawinkel], zo mogelijk naar de situatie op 11 januari 2015;
– een door de verkoper [naam van de medewerker] opgestelde en ondertekende verklaring houdende zijn reactie op hetgeen de consument over de wijze van totstandkoming van de overeenkomst en het contact nadien heeft medegedeeld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer dient binnen twee weken te rekenen vanaf 31 maart 2016 de hiervoor bedoelde stukken aan het dossier toe te voegen.
De consument heeft vervolgens eveneens binnen een termijn van twee weken de gelegenheid om desgewenst te reageren.
Daarop zal de commissie bepalen of een voortzetting van de mondelinge behandeling gewenst is dan wel uitspraak doen.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 31 maart 2016.
Op 13 april 2016 heeft de ondernemer aanvullende informatie, voorzien van een aantal bijlagen, aan de commissie doen toekomen.
Bij brief d.d. 17 april 2016 – abusievelijk door de consument gedateerd op 17 april 2017 – heeft de consument haar reactie aan de commissie doen toekomen.
Beoordeling van het geschil
De commissie stelt het volgende vast.
Op 11 januari 2015 heeft de consument in [naam van de elektronicawinkel], een overeenkomst met de ondernemer gesloten voor de levering van groene stroom en gas voor de duur van drie jaar. De consument heeft bij die gelegenheid van de ondernemer twee cadeaukaarten ontvangen ter waarde van elk € 112,50, derhalve in totaal met een waarde van € 225,–, welke zij op voormelde datum heeft besteed ten behoeve van de aanschaf van een bij de [naam van de elektronicawinkel] gekochte T.V.
De consument heeft gesteld – zakelijk weergegeven – dat zij bij een verkoopmethode als hiervoor omschreven recht had op de wettelijke bedenktermijn van 14 dagen. De ondernemer heeft volgens de consument ten onrechte aangevoerd dat dit niet het geval was. De ondernemer had de consument tevens moeten informeren over de wijze waarop de consument desgewenst van de bedenktermijn van 14 dagen gebruik had kunnen maken. Daarbij had de ondernemer haar een modelformulier dienen te verstrekken door middel waarvan zij de overeenkomst desgewenst had kunnen ontbinden.
De consument is van mening dat nu de ondernemer dit heeft nagelaten, zij op grond van de wet een bedenktermijn van 12 maanden heeft te rekenen vanaf de datum van het sluiten van de overeenkomst. De consument heeft bij brief d.d. 18 december 2015, dus tijdig binnen de termijn van 12 maanden, de ontbinding van de overeenkomst met de ondernemer ingeroepen. De consument is van mening dat zij de overeenkomst boetevrij mocht ontbinden en wenst op grond van de wet de door haar aan de ondernemer betaalde kosten terug van de door de ondernemer geleverde energie, onder verrekening van de waarde van de aan haar verstrekte cadeaubonnen van in totaal € 225,–.
De ondernemer heeft daartegen aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat de leveringsovereenkomst tussen partijen werd gesloten in een aparte, permanente stand van de ondernemer in de [naam van de elektronicawinkel]. Deze stand is door het gebruik van het beeldmerk van de ondernemer en het bijbehorende kleurgebruik duidelijk als zodanig herkenbaar. De medewerkers van de ondernemer dragen bovendien witte overhemden met het logo van de ondernemer, terwijl de medewerkers van de [naam van de elektronicawinkel] een rood overhemd dragen.
In de leveringsovereenkomst staat vermeld dat de actievoorwaarden Cadeaukaartenactie van toepassing zijn. In de actievoorwaarden Cadeaukaartenactie staat vermeld – zakelijk weergegeven – dat nu de overeenkomst niet via koop op afstand plaatsvindt, er geen bedenktijd geldt en artikel 3.2 van de Algemene Voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers (AV), waarin is bepaald dat de consument het recht heeft om gedurende 14 kalenderdagen na ontvangst van de vastgelegde overeenkomst de leveringsovereenkomst te ontbinden, niet van toepassing is.
De commissie overweegt te dien aanzien het volgende.
Ten deze is met name relevant de navolgende bepaling als vermeld in artikel 6: 230 g lid 1 onderdeel g van het Burgerlijk Wetboek (BW), hetwelk luidt:
Artikel 230g
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
(–)
g. verkoopruimte:
1°. iedere onverplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de handelaar op permanente basis zijn activiteiten uitoefent, of
2°. iedere verplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de handelaar gewoonlijk zijn activiteiten uitoefent;
Kern in dit geschil is allereerst de vraag of er sprake is van een verkoopruimte, waarin de ondernemer gewoonlijk zijn verkoopactiviteiten uitoefent. Dit is immers de in artikel 6:230g lid 1 onderdeel g sub 2e BW vermelde maatstaf in het geval van een verplaatsbare ruimte, zoals de onderhavige stand.
Bij Implementatiewet richtlijn consumentenrechten is de Europese richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Onder meer de hiervoor geciteerde bepaling in het BW is hier de neerslag van. In overweging 22 behorend bij deze richtlijn wordt vermeld dat het begrip verkoopruimten alle ruimten, van welke aard ook (winkels, kramen, bestelwagens), dient te omvatten, die voor de handelaar als permanente of gewoonlijke bedrijfsruimte dienen. Marktkramen en stands op beurzen dienen als verkoopruimten te worden beschouwd als zij aan deze voorwaarde voldoen.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, blijkt dat de ondernemer de verkoopactiviteiten – het verkopen van leveringsovereenkomsten voor gas en elektriciteit aan consumenten – reeds gedurende vier jaar in een stand in de [naam van de elektronicawinkel] uitoefent, welke alle werkdagen dat ook de [naam van de elektronicawinkel] open is, bemand wordt door medewerkers van de ondernemer. Ten tijde dat de consument de onderhavige overeenkomst met de ondernemer aanging, was derhalve al ongeveer drie jaar sprake van het feit dat de ondernemer aldaar zijn activiteiten uitoefende.
Het begrip “gewoonlijk” kan aangeduid worden in de zin van “zoals de ervaring leert dat het meestal is” en daaraan wordt naar het oordeel van de commissie, met name ook gelet op het ruime tijdsverloop gedurende welke de ondernemer op die plek in een vaste stand de verkoopactiviteiten reeds uitoefent voldaan.
Daarbij wordt aangetekend dat de bewuste stand van de ondernemer als zodanig duidelijk te onderscheiden valt door logo en kleurgebruik, ook voor wat betreft de outfit van de medewerkers van de ondernemer vergeleken met hetgeen bij de medewerkers van de [naam van de elektronicawinkel] gebruikelijk is. De medewerkers van de ondernemer dragen een wit overhemd met het logo van de ondernemer op de voorzijde, terwijl de medewerkers van de [naam van de elektronicawinkel] een rood overhemd dragen.
Bovendien heeft de ondernemer aangevoerd dat de verkopers van de ondernemer vanaf augustus 2014 tot 1 december 2015 de instructie hadden om te allen tijde aan de consumenten mede te delen dat er geen sprake was van een bedenktermijn van 14 dagen. Deze stellingen van de ondernemer worden ondersteund door de aan het dossier toegevoegde verklaringen van een aantal medewerkers van de ondernemer, werkzaam in de verkoopruimte van de ondernemer in de [naam van de elektronicawinkel].
Dat er geen bedenktermijn van toepassing zou zijn, stond tevens uitdrukkelijk vermeld in de aan de consument meegegeven actievoorwaarden Cadeaukaartenactie, waarbij het woordje “geen” vet is afgedrukt. Uit de reactie van de consument d.d. 17 april 2016 blijkt dat zij deze actievoorwaarden bij het afsluiten van de overeenkomst overhandigd heeft gekregen. Ter zitting heeft de consument bevestigd dat zij een “verklaring van ontvangst cadeaukaart” heeft ondertekend. In vorenbedoelde verklaring is vermeld dat zij akkoord ging met voormelde actievoorwaarden en deze voorwaarden te hebben ontvangen.
In het onderhavige geval heeft de consument ter zitting (aanvankelijk) gesteld, dat zij op 11 januari 2015 (in haar nadere reactie noemt zij abusievelijk als datum 11 januari 2016) door een medewerker van de ondernemer, [naam van de medewerker], in de [naam van de elektronicawinkel] bij de T.V`s, dus buiten de stand van de ondernemer zou zijn aangesproken en gewezen op de mogelijkheid om een energiecontract af te sluiten en een cadeaucheque te verkrijgen. Zij zou vervolgens met hem meegelopen zijn naar een tafel met een computer. De stand waar die computer stond leek niet op de stand welke staat afgebeeld in figuur 1 van het verweerschrift van de ondernemer.
In dat verband is relevant de navolgende bepaling als vermeld in artikel 6: 230 g lid 1 onderdeel f sub 2e van het Burgerlijk Wetboek (BW), hetwelk luidt:
Artikel 230g
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
f. overeenkomst buiten de verkoopruimte: iedere overeenkomst tussen de handelaar en de consument, die:
1°. (–)
2°. wordt gesloten in de verkoopruimte van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand, onmiddellijk nadat de consument persoonlijk en individueel is aangesproken op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is, in gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van de handelaar en de consument;
3°. (–)
In overweging 21 van voormelde Europese richtlijn is vermeld dat de definitie van “buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” ook de situaties dient te omvatten, waarin de consument in een verkoopsituatie buiten verkoopruimten persoonlijk en individueel wordt aangesproken, maar de overeenkomst onmiddellijk daarna wordt gesloten in de verkoopruimten van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand.
Indien deze lezing van de consument juist zou zijn betekent dit dat sprake geweest zou zijn van een overeenkomst buiten de verkoopruimte van de ondernemer en dat de wettelijke bedenktermijn van 14 dagen van toepassing zou zijn.
In haar schriftelijke reactie van 17 april 2016 vermeldt de consument echter niet langer dat zij al bij de T.V.`s, buiten de verkoopruimte van de ondernemer, aangesproken zou zijn door de medewerker van de ondernemer, [naam van de medewerker]. Zij vermeldt in haar reactie immers dat zij en haar partner werden aangesproken door “een medewerker dat er een actie was, waar je een waardecheque van
€ 225,– zou kunnen krijgen bij een energiecontract”. In haar reactie vermeldt de consument verderop voorts dat zij en haar partner zich hebben laten informeren door [naam van de medewerker] over de voorwaarden. Hij had volgens de consument net als de medewerkers van de [naam van de elektronicawinkel] een witte blouse en zwarte broek aan, met een naamplaatje met de naam [naam van de medewerker] erop.
Op verzoek van de commissie werd ter zitting met de ondernemer besproken dat een verklaring van de betreffende medewerker, [naam van de medewerker], over de gang van zaken aan het dossier zou worden toegevoegd, maar na deze zitting bleek de betreffende medewerker volgens de ondernemer sinds week 45 van 2015 niet meer in dienst bij de ondernemer, omdat hij op eigen initiatief een andere baan met een vaste aanstelling had gevonden.
De ondernemer heeft vier verklaringen overgelegd van andere medewerkers. Uit die verklaringen blijkt met name dat energiecontracten alleen kunnen worden gesloten door met de persoonlijke gegevens in te loggen op de eigen computers van de ondernemer, die alleen in de bewuste stand van de ondernemer staan opgesteld.
De commissie stelt vast dat dit laatste op zich lijkt overeen te komen met de (nadere) lezing van de consument, inhoudende dat zij – nadat zij bij de T.V.`s was aangesproken door een medewerker – zij is meegelopen naar een tafel met een computer, die kennelijk alleen in de bewuste stand van de ondernemer aanwezig is.
De ondernemer heeft ter zitting gesteld dat de afbeelding in figuur 1 van het verweerschrift slechts als voorbeeld bedoeld was om een indruk te geven van een dergelijke stand. Bij aanvullende informatie heeft de ondernemer foto`s (bijlage 1) overgelegd van de bewuste stand van de ondernemer in de [naam van de elektronicawinkel]. De consument is hierop in haar reactie niet meer teruggekomen.
Gelet op hetgeen de consument daarover nader heeft gesteld staat het voor de commissie geenszins vast dat de consument in eerste instantie buiten de stand van de ondernemer door een medewerker van de ondernemer werd aangesproken en gewezen op de actie van de ondernemer, nu de consument dit in haar reactie van 17 april 2016 niet (meer) stelt, maar vermeldt dat een medewerker haar daarop wees. De commissie houdt rekening met de zeer goed denkbare mogelijkheid dat de consument bij de T.V.`s werd aangesproken door een medewerker van de [naam van de elektronicawinkel], die haar wees op de actie van de ondernemer en dat zij vervolgens met die medewerker is meegelopen naar de stand van de ondernemer en zo in contact is gekomen met de medewerker van de ondernemer, [naam van de medewerker]. Dat een dergelijke gang van zaken goed mogelijk is, wordt ondersteund door de verklaring d.d. 9 april 2016 van een medewerker van de ondernemer, [naam van de medewerker 2].
Ook doordat de consument in haar reactie heeft gesteld dat de medewerker van de ondernemer, [naam van de medewerker], net als de medewerkers van de [naam van de elektronicawinkel] een witte blouse en zwarte broek droeg, vermoedt de commissie dat de consument het onderscheid in kleding tussen [naam van de elektronicawinkel]-medewerkers en medewerkers van de ondernemer niet goed is opgevallen of niet goed heeft vastgesteld.
Bij tussenadvies heeft de commissie een verklaring door verkoper [naam van de medewerker] opgevraagd. Met name op grond van de nadere schriftelijke reactie van de consument en het feit dat [naam van de medewerker] niet meer bij de ondernemer in dienst is, ziet de commissie af van verdere pogingen om alsnog een verklaring van de verkoper [naam van de medewerker] te verkrijgen.
Op grond van hetgeen hierboven is overwogen acht de commissie niet bewezen dat de overeenkomst buiten de verkoopruimte is gesloten, maar gaat de commissie er van uit dat de leveringsovereenkomst tussen partijen is gesloten in de stand van de ondernemer in de [naam van de elektronicawinkel]. De wettelijke bedenktermijn van 14 dagen is naar het oordeel van de commissie in het onderhavige geval dan ook niet van toepassing.
Uit het vorenstaande volgt dat de commissie de klacht ongegrond acht.
De ondernemer heeft ter zitting aangegeven dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een onderzoek heeft verricht naar de handelwijze van de ondernemer. Om onduidelijkheden voor de toekomst uit te sluiten heeft de ondernemer aan de ACM toegezegd om bij verkoopactiviteiten als de onderhavige voortaan wel een bedenktermijn van veertien dagen aan de consument te geven.
Dit is vastgelegd in een zogenoemd toezeggingsbesluit d.d. 30 november 2015. In dit besluit is overigens vermeld dat de aanleiding voor het onderzoek door ACM ook waren de feitelijke bevindingen van ACM in een aantal zaken. Wat daarvan ook zij, de ondernemer heeft die toezegging per 1 december 2015 gerealiseerd, terwijl dit juridisch beschouwd aan de onderhavige beslissing niets afdoet, omdat het immers gaat om een voordien gesloten overeenkomst.
Juist vanwege dit nieuwe beleid per 1 december 2015 heeft de ondernemer zich welwillend willen opstellen jegens de consument en aangeboden geen opzegvergoeding in rekening te brengen, terwijl de consument de waarde van de cadeaubonnen niet aan de ondernemer behoefde terug te betalen.
De consument is hier niet op in gegaan, omdat het haar niet om het geld maar om het principe gaat.
De commissie had dit op zich wel als een redelijke oplossing van het geschil gezien, maar laat het aan partijen over of dit gelet op deze uitspraak alsnog wordt afgesproken.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie wijst het door de consument verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 30 mei 2016.