Consument vordert ontheffing cameraverbod op terrein ondernemer

De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Algemene voorwaarden    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 177400/179342

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument heeft een jaarplaats bij de ondernemer. De consument heeft beveiligingscamera’s rondom zijn jaarplaats geïnstalleerd. De consument klaagt erover dat de ondernemer hem heeft verplicht de camera’s tussen 1 april en 1 oktober te verwijderen conform het kampeerreglement. Tevens klaagt de consument erover dat hij ongelijk behandeld zou worden. Bij andere kampeerders zouden namelijk nog wel camera’s hangen. De consument verlangt gelijke behandeling als het gaat om het al dan niet plaatsen van camera’s alsmede een schadevergoeding van € 250,–. De ondernemer geeft aan het cameraverbod te handhaven ten aanzien van het recreatiegenot van andere recreanten. De commissie is van oordeel dat op basis van het kampeerreglement een cameraverbod van toepassing is. Ook is niet gebleken dat de handhaving (bij andere recreanten) uit is gebleven. Op grond daarvan wordt het door de consument verlangde afgewezen. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 16 mei 2019 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het ter beschikking stellen van een jaarplaats tegen een daarvoor door de recreant te betalen jaarvergoeding.

De recreant heeft op 12 april 2022 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de recreant
Het standpunt van de recreant luidt in hoofdzaak als volgt.

Wij hebben, net zoals vele mede-recreanten, beveiligingscamera’s rondom ons vaste kampeermiddel (jaarplaats EX-5) bevestigd ter bescherming van onze eigendommen. Er zijn in het verleden al herhaaldelijk incidenten gebeurd. Nu zijn wij door de ondernemer verplicht gesteld om onze camera’s te verwijderen tussen 1 april en 1 oktober, conform het Kampeerreglement art. 58. Echter, wij hebben geconstateerd dat de ondernemer deze regel uitsluitend bij ons toepast, omdat er nog steeds camera’s hangen bij overige kampeermiddelen. Hierop hebben wij gevraagd aan de ondernemer om de regels voor iedereen te laten gelden, echter reageert men herhaaldelijk niet op onze verzoeken. Het kan niet zo zijn dat er met twee maten gemeten wordt door de ondernemer. Wij hebben hierdoor het gevoel van ongelijke behandeling.

Ter zitting heeft de recreant verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Ik blijf bij wat door mij is aangevoerd. Mijn camera’s nemen alleen op bij het signaleren van beweging. Ze zijn niet bestuurbaar: de beweging wordt dus niet gevolgd. Alleen het eigen perceel is in beeld. Ook de buren zijn blij met de camerabeelden. Er gebeurt namelijk nogal wat op het park. Alle camera’s staan op scherp, bijvoorbeeld een hond en een vogel worden meteen gesignaleerd. Op 12 april 2022 heb ik de camera’s verwijderd. Die demonteer ik en bewaar ik thuis. In juni 2020 heb ik aangifte van een incident gedaan. De vaker door mij geduide achterbuurman heeft ons vakantiehuis bekogeld met eieren. Ook zijn camera’s afgeplakt en bespoten met spuitverf. Er zijn daardoor camera’s vernield. Ik heb daarvoor geen schade geclaimd. De achterbuurman is zeer agressief gebleken. De ondernemer weet dit. Ik beraad mij over vertrek uit dit park. Het wordt ons niet gemakkelijk gemaakt. Die achterbuurman woont wel degelijk op het park, en verricht diensten voor de ondernemer. Hij wordt namelijk ingezet als klusjesman; de ondernemer kent hem.

Gevraagd naar de reden voor het aanwezig (willen) hebben van zes camera’s, zeg ik u dat wij omstreeks € 25.000,– hebben geïnvesteerd in ons chalet. Volgens mij heeft de ondernemer destijds ook ingestemd met onze plannen, waaronder dit cameratoezicht. Overleg met de ondernemer over de huidige situatie heeft niets opgeleverd. Ik betwist in dit verband de professionaliteit van de ondernemer. Er zijn veel camera’s in het park, deze staan met name ook opgesteld bij de toegangsweg(en).

De recreant verlangt:
1: gelijke behandeling in het kader van het kampeerreglement en camera’s aan kampeermiddel;
2: schadevergoeding van € 250,–.

Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Bij ondertekening van de overeenkomst door partijen in 2019 ontving de recreant een exemplaar van de overeenkomst. Ingevolge art. 4.2 van die overeenkomst zijn van toepassing de RECRON-voorwaarden voor vaste plaatsen en het kampeerreglement van [aanbieder].

Op 3 augustus 2021 ontving de ondernemer een klacht van de recreant over het gedrag van een andere recreant. Naar aanleiding van deze klacht hebben wij gesproken met enkele recreanten, waaronder de betrokken recreant, op veld Ex waardoor de klacht van de recreant op een gepaste wijze is afgehandeld. Recreanten in de omgeving van recreant gaven tijdens dit gesprek aan dat zij zich bekeken voelen doordat de recreant zes camera’s aan de buitenkant van zijn kampeermiddel heeft aangebracht. Zij gaven, onder andere, aan dat de recreant hen had aangesproken op de aanwezigheid, op hun plaatsen, van bepaalde personen die daar overigens waren op uitnodiging van de betreffende recreanten. Het ging om informatie die de recreant, die zelf afwezig was, door het maken van opnamen had verkregen.

Artikel 59 van het vigerende kampeerreglement [aanbieder] luidt:

“59. Het aanwezig hebben van een alarminstallatie die geluid- en/of lichtsignalen afgeeft en/of een (beveiligings)camera in een vaste opstelling die tussen 1 april en 1 oktober buiten een kampeermiddel opnamen kan maken is op het park niet toegestaan. Het adres van het park en/of het nummer van een plaats mag u niet als waarschuwadres bij een beveiligingsbedrijf opgeven.”

Deze bepaling is opgenomen om onze gasten gedurende het zomerseizoen de mogelijkheid te bieden op [aanbieder] onbezorgd van hun plaats te genieten. Het is immers een stuk prettiger op je eigen plaats te kunnen zonnebaden en/of de (klein)kinderen te laten genieten van een kinderbadje, wanneer je geen rekening hoeft te houden met een buurman die via camera’s in een vaste opstelling kan meekijken.

Naar aanleiding van de gesprekken met andere recreanten op veld Ex is weer gesproken met de recreant en is aan de recreant op 4 augustus 2021 een brief gestuurd waarin hem is gewezen op het verbod camera’s aanwezig te hebben tussen 1 april en 1 oktober.
De ondernemer heeft de recreant gesommeerd zijn camera’s uiterlijk 6 augustus 2021 te verwijderen. De recreant gaf hieraan geen gehoor. In die brief van 4 augustus 2021 hebben wij de recreant tevens geadviseerd, omwille van zijn eigen kampeerplezier alsook het kampeerplezier van andere recreanten, om een prettige verstandhouding met andere recreanten in zijn omgeving na te streven.

Op 6 augustus 2021 ontving de ondernemer van de recreant toestemming de energievoorziening naar zijn kampeermiddel af te sluiten. De recreant verzocht de ondernemer zijn camera’s tot 30 augustus daaropvolgend operationeel te mogen houden in verband met een verblijf in het buitenland. De ondernemer heeft hiervoor geen toestemming verleend. De ondernemer heeft de recreant bij herhaling gewezen op het vigerende kampeerreglement. De recreant heeft begin september zijn camera’s alsnog verwijderd.

Direct op 1 oktober 2021 heeft de recreant alle zes de camera’s herplaatst aan de buitenzijde van zijn kampeermiddel. Naar de letter van het kampeerreglement was hij hiertoe gerechtigd. Deze actie legt wel bloot het door de recreant ervaren wantrouwen jegens anderen. Ondanks een verzoek van de ondernemer weigerde de recreant jegens andere recreanten enig inlevingsvermogen te tonen. Met zijn brief van 26 oktober 2021 heeft de ondernemer de recreant wederom gewezen op het belang van een goede onderlinge verstandhouding.

Op 7 april 2022 zond de ondernemer een brief aan de recreant met (opnieuw) het verzoek de door hem, in strijd met het kampeerreglement, geplaatst gehouden camera’s te verwijderen. De recreant bevestigde in zijn brief van 23 april 2022 de aanwezigheid van camera’s aan zijn kampeermiddel en heeft geweigerd, tot op heden, deze te verwijderen.

Het kampeerreglement van [aanbieder] is van toepassing op alle tussen de ondernemer en haar recreanten gesloten overeenkomsten voor een vaste plaats. Het is misschien wel gewenst maar vanwege de omvang van [aanbieder] (ruim 1.500 vaste plaatsen op 105 hectare) versus de personeelsbezetting is het niet mogelijk jaarlijks alle vaste plaatsen te controleren op overtredingen van het kampeerreglement. Willekeurig en als de omstandigheden daartoe aanleiding geven worden kampeermiddelen en vaste plaatsen gecontroleerd. In 2019 zijn het kampeermiddel en de vaste plaats van de recreant gecontroleerd waarbij overtredingen van het kampeerreglement zijn geconstateerd.

De ondernemer sluit niet uit dat er meer vaste plaatsen/kampeermiddelen zijn die op dit moment niet (volledig) aan het kampeerreglement voldoen. De ondernemer behandelt haar gasten in gelijke gevallen telkens gelijk. Voordat en nadat de recreant is aangesproken op zijn overtreding zijn ook andere recreanten op eenzelfde overtreding aangesproken. De ondernemer is hieromtrent geen enkele verantwoording en verslaglegging aan de recreant verschuldigd. Een geanonimiseerd voorbeeld van een brief naar aanleiding van een controle van andere vaste plaatsen wordt ter illustratie overgelegd. Dat sprake zou zijn van discriminatie, op grond van artikel 1 van de grondwet, weerspreekt de ondernemer. Dat is nonsens. De recreant zoekt naar manieren om een door hem gewenste situatie, waarvan hij weet dat deze in strijd is met het kampeerreglement (het belang bij handhaving wordt erkend), voort te kunnen zetten.

Meer recent ontving de ondernemer meerdere e-mails van de recreant waarin hij zich beklaagt over allerlei, naar zijn mening onrechtmatige, situaties. Zo zouden hekwerken en natuurlijke erfafscheidingen bij omliggende plaatsen naar mening van de recreant niet aan het kampeerreglement voldoen. Blijkbaar heeft de recreant zijn beklag hierover ook rechtstreeks bij andere recreanten gedaan. De ondernemer ontving een klacht van een andere recreant die door de recreant is aangesproken op een, naar mening van de recreant onrechtmatige, situatie. Deze recreant voelt zich gepest door de recreant en schrijft onder meer: “Wij hebben nooit problemen met iemand. Maar met deze buurman wel. Het laantje waar we staan is leuk. Maar zo’n rotte appel verziekt het wel weer. Maar ik laat mij niet wegpesten.” Ook de ondernemer wordt door de recreant en/of zijn partner gesommeerd wijzigingen door te voeren en/of werkzaamheden te verrichten. De recreant en/of zijn partner zijn te gast op [aanbieder] maar gedragen zich niet als zodanig, maar – andere recreanten citerend –“als waren zij de eigenaren van het park”.

De recreant en zijn partner sturen sinds het indienen van hun geschil herhaaldelijk aan op (een escalatie van) conflicten met de ondernemer en andere recreanten. Normale communicatie met de recreant is nagenoeg onmogelijk. Ook onder andere recreanten ontstaat over recreant steeds meer ongenoegen.

Volgens ondernemer moet het gevorderde worden afgewezen, omdat een gerechtvaardigd belang bij toewijzing ontbreekt en toewijzing zou impliceren dat de recreant door de ondernemer ongelijk aan andere recreanten wordt behandeld, waarvan dus geen sprake is. De recreant wordt door de ondernemer behandeld als alle andere recreanten. De ondernemer voldoet al aan het gevorderde. Ten aanzien van de door de recreant gevorderde schadevergoeding merkt de ondernemer op dat hier geen enkele grond voor bestaat. Daarbij is de vordering tot schadevergoeding door de recreant op geen enkele wijze onderbouwd. De ondernemer verzoekt uw commissie de klachten van de recreant ongegrond te verklaren en de gevorderde schadevergoeding af te wijzen.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De ondernemer blijft bij diens standpunt. Niemand op dit park heeft ontheffing van het camera-verbod van 1 april tot 1 oktober. Er wordt ook niks door de vingers gezien. De recreant biedt zelf camera’s te koop aan op internet. Hij handelt in beveiligingscamera’s. De ondernemer blijft optreden tegen camera’s in het park. Dat gebeurt steekproefsgewijze en bij reguliere controle. Gelet op de omvang van het park is het volledig vrijhouden daarvan van camera’s, nauwelijks haalbaar. Daar waar camera’s zijn geconstateerd, wordt daar door de ondernemer tegen opgekomen. De ondernemer laat niet toe dat heimelijk opnames worden gemaakt zonder dat daarvoor toestemming is verkregen/verleend.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Niet in geschil is dat het “Kampeerreglement [aanbieder]” deel uitmaakt van de rechtsverhouding van partijen. Dat reglement luidt voor zover hier relevant, aldus:

“58. Het aanwezig hebben van een alarminstallatie die geluid- en/of lichtsignalen afgeeft en/of een (beveiligings)camera in een vaste opstelling die tussen 1 april en 1 oktober buiten een kampeermiddel opnamen kan maken is op het park niet toegestaan. Het adres van het park en/of het nummer van een plaats mag u niet als waarschuwadres bij een beveiligingsbedrijf opgeven.”

Het betreft hier naar het oordeel van de commissie een veel voorkomende bepaling die dus alleen in de genoemde periode buitencamera’s op de staanplaats verbiedt. Door recreant is de geldigheid van die bepaling op zich ook niet in twijfel getrokken.

In beginsel is recreant dan ook herhaald met recht en reden door de ondernemer gemaand tot nakoming van die bepaling wegens overtreding daarvan. Dit zou naar het oordeel van de commissie alleen anders kunnen zijn in het geval die bepaling in de praktijk een dode letter is (geworden), omdat overtreding daarvan door de ondernemer pleegt te wordt gedoogd door het door de vingers zien of overtreding daarvan zelfs al dan niet stilzwijgend wordt toegestaan.

Door recreant is aangevoerd dat hem bij aanvang van de overeenkomst van partijen namens de ondernemer (mondeling) is meegedeeld dat hij ook in het seizoen buitencamera’s aanwezig mag hebben. Door de ondernemer is het bestaan van die mededeling gemotiveerd weersproken. De commissie stelt vast dat voor het bestaan van die door recreant gestelde mondelinge mededeling/toestemming geen steun is te vinden in de gedingstukken. Daarbij komt dat deze stellingname van de consument niet feitelijk is ingekleurd. Zo is geen naam geduid van degene die die mededeling zou hebben gedaan, en evenmin is inzicht gegeven in welk gesprek en wanneer die mededeling zou zijn gedaan. Ook is die mededeling destijds of later niet schriftelijk/per e-mail bevestigd door recreant aan de ondernemer. Dit maakt dat het bij wijze van verweer gedane beroep van recreant op die gestelde mededeling/toestemming niet kan slagen.

Ook is naar het oordeel van de commissie niet genoegzaam komen vast te staan dat de ondernemer voormelde bepaling niet (meer) handhaaft. Het betreft hier een (erg) groot recreatiepark met omstreeks 1500 vaste plaatsen. De ondernemer is aangevoerd dat controle op naleving van deze bepaling in hoofdzaak steekproefsgewijze plaatsvindt en verder ook naar aanleiding van klachten. Het hanteren van een dergelijke aanpak moet bij een park met deze omvang naar het oordeel van de commissie als behoorlijk worden aangemerkt. Een meeromvattende specifieke controle leidt inderdaad tot buitensporige kosten onder meer wegens inzet van veel mankracht. Die aanpak impliceert dat her en der wel degelijk overtredingen van voormelde bepaling zullen kunnen plaatsvinden; dit is ter zitting ook door de ondernemer erkend.

Daarbij komt dat recreant geen verifieerbare concrete gevallen van (andere) overtredingen heeft gesteld. Ook ter zitting heeft recreant dat niet gedaan, immers is volstaan met het opmerken dat langs de toegangsweg diverse camera’s staan opgesteld waar de ondernemer weet van moet hebben, zonder nadere duiding van hoe en wat.

De slotsom luidt dan ook dat recreant er niet in is geslaagd om aan te tonen dat – kort gezegd – de ondernemer bij de handhaving van meergenoemde bepaling “met twee maten meet” en dat daarom jegens recreant door de ondernemer geen beroep meer kan worden gedaan op nakoming door
recreant van de hiervoor aangehaalde bepaling, omdat de redelijkheid en billijkheid daaraan in de weg zijn komen te staan.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Het door de consument gevorderde leent zich daarom niet voor toewijzing.

Daarom wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de recreant verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie bestaande uit de heer mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp en drs. P.C. Hoogeveen – de Klerk, leden, op 21 november 2022.