
Commissie: Rijopleidingen
Categorie: Lesovereenkomst
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
111735
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op of omstreeks 1 juni 2016 tussen partijen totstandgekomen lesovereenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verzorgen van een lespakket.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik heb een pakket gekocht bij de ondernemer: 20 rijlessen en het praktijkexamen voor € 699,–.
Ik heb vervolgens zeven rijlessen gehad en ben daarna op advies aan de slag gegaan met mijn theorie. Helaas heb ik het theorie-examen niet behaald en ben daarna gestopt omdat ik zwanger was. Dit heb ik gemeld aan de ondernemer. De ondernemer is hier mondeling mee akkoord gegaan. Ik kon na mijn zwangerschap weer komen rijden. Ik heb hem ook gemeld dat ik in december 2016 mijn theorie-examen niet heb behaald en ik zou stoppen tot na de bevalling. Dit was geen probleem, zei de ondernemer. In mei 2017 stuurde ik de ondernemer een bericht dat ik weer wilde komen rijden. Toen deelde de ondernemer mij mede dat mijn pakket is verlopen, omdat aan het pakket de voorwaarde zou zijn verbonden dat de rijlessen en het examen binnen een termijn van zes maanden moeten worden afgerond. Dit heeft hij mij echter nooit verteld. De ondernemer stelt dat hij mij een lesovereenkomst heeft toegestuurd. Tot op heden heb ik echter niets ontvangen Ik heb ook nooit een schriftelijke overeenkomst gezien. Aan mij zijn deze voorwaarden niet medegedeeld, ook niet tijdens mijn proefrijles. Ik heb de ondernemer benaderd via [naam social media]. Op die [naam social media] pagina stond het ook niet vermeld.
Ik verlang terugbetaling van 13 lessen, zodat ik bij een andere rijschool verder kan. Ik heb namelijk geen vertrouwen meer in de ondernemer.
De consument verlangt € 507,– van de ondernemer.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 1 juni 2016 heeft de consument gereageerd op een [naam social media] advertentie van een aanbiedingsactie met vooraf een gratis proefles. Op de advertentie staat heel duidelijk *vraag naar de actievoorwaarden. Die voorwaarden zijn heel duidelijk tijdens de gratis proefles aan de consument verteld en staan ook nog heel duidelijk op de website van de rijschool. Deze aanvullende actievoorwaarden worden altijd op de lesovereenkomst vermeld bij het vakje: bijzonderheden en opmerkingen. De lesovereenkomst wordt per post gestuurd aan de kandidaat en is tot nu toe niet
getekend door de consument. Het rijlessenpakket dat de consument heeft gekozen bestaat uit 20 rijlessen van een uur met gratis rijexamen. Het pakket kost gebruikelijk € 950,– en was tijdens die actie afgeprijsd naar € 699,–. De voorwaarden die wij expliciet stellen en duidelijk aangeven voor een tijdelijk actiepakket zijn dat de betaling bij de eerste les plaats moet vinden, de lessen tijdens
kantoortijden plaats moeten vinden (9 uur tot 18 uur) en de lessen onafgebroken binnen een termijn
van 6 maanden dienen plaats te vinden.
In het geval van de consument zijn alle voorwaarden duidelijk besproken en ze is akkoord gegaan met alle voorwaarden. Op haar lesboekje is aan de frequentie van de rijlessen te zien dat ze akkoord is gegaan met het lessentempo. Ze ging echter steeds lessen afbellen. Eind juni 2016 is ze gestopt met als reden dat ze voor 3 weken op vakantie zou gaan. Ze belde vervolgens pas ergens in november met de mededeling dat ze rond de kerst weer wilde gaan lessen, want dan zou ze tijd hebben om theorie te leren. Andermaal heb ik haar op de actievoorwaarde dat ze onafgebroken de rijopleiding moest volgen aangesproken. Wederom heb ik niets van haar gehoord tot afgelopen mei, met de
mededeling dat ze zwanger was en moeite had met de theorie.
Ik ben van menig dat ik de consument absoluut niet heb benadeeld en ik binnen de regels van de overeenkomst en actievoorwaarden heb gehandeld.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik kan niet bewijzen dat de actievoorwaarden bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn besproken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat zij een lesovereenkomst met elkaar zijn aangegaan, waarbij de ondernemer zich heeft verplicht tot het verzorgen van een lespakket bestaande uit 20 rijlessen en een praktijkexamen. De consument heeft zich daarbij verplicht tot betaling van € 699,– aan de ondernemer. Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag of zij daarbij speciale actievoorwaarden zijn overeengekomen, er onder meer uit bestaande dat voornoemde rijlessen onafgebroken binnen een termijn van 6 maanden dienen plaats te vinden. Nu de consument heeft betwist dat deze voorwaarden (mondeling dan wel schriftelijk) zijn overeengekomen, had het op de weg van de ondernemer gelegen het bewijs daarvan te leveren. De ondernemer heeft echter ter zitting aangegeven niet kunnen bewijzen dat de actievoorwaarden bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn besproken. Ook kan hij geen door de consument ondertekende lesovereenkomst houdende deze voorwaarden en de commissie overleggen. Voorts is niet komen vast te staan dat de ondernemer heeft voldaan aan zijn informatieplicht ex artikel 6:230a e.v. BW, waardoor de actievoorwaarden op die manier onderdeel zijn gaan uitmaken van de overeenkomst tussen partijen. Naar het oordeel van de commissie is dan ook niet komen vast te staan dat partijen de actievoorwaarden met elkaar zijn overeengekomen. De klacht van de consument is op dit punt dan ook gegrond.
De vraag die de commissie vervolgens zal beantwoorden, is de vraag of de consument gezien het voorgaande recht heeft op restitutie van € 507,–. De commissie beantwoordt deze vraag ontkennend, en wel om de volgende redenen. Nu niet is komen vast te staan dat partijen de actie voorwaarden zijn overeengekomen, heeft de consument in beginsel recht op het aantal nog niet afgenomen rijlessen. Zij stelt echter geen vertrouwen meer te hebben in de ondernemer en wenst de lesovereenkomst naar de commissie begrijpt om die reden te beëindigen of te ontbinden. De enkele stelling dat zij geen vertrouwen meer heeft in de ondernemer biedt echter geen grondslag tot ontbinding of beëindiging van de lesovereenkomst. Nu er geen feiten of omstandigheden zijn komen vast te staan die wel kunnen leiden tot ontbinding of beëindiging van de lesovereenkomst, zal de commissie de door de consument gevorderde restitutie van het lesgeld dan ook afwijzen.
Voorts overweegt commissie nog als volgt. Indien een geschil aanhangig is gemaakt door een consument en de klacht van de consument door de commissie geheel of gedeeltelijk gegrond wordt bevonden (hetgeen in casu het geval het), wordt, gezien artikel 21 van het Reglement Geschillencommissie Rijopleidingen in het bindend advies tevens bepaald, dat de ondernemer aan de consument het door deze betaalde klachtengeld geheel of gedeeltelijk moet vergoeden. Bovendien wordt bepaald dat de ondernemer als bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil een door de stichting vastgesteld bedrag aan de commissie dient te betalen. De commissie kan deze behandelingskosten matigen met maximaal 50% bij een gedeeltelijk gegronde klacht. De commissie ziet daar in het onderhavige geval aanleiding toe en zal de behandelingskosten matigen met 50%.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De vordering van consument tot terugbetaling door de ondernemer van € 507,– wordt afgewezen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 77,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 165,–.
Het meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Rijopleidingen op 11 oktober 2017.