Commissie: Makelaardij
Categorie: Betaling
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
116804
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
In de overeenkomst staat dat de cliënt gedurende 1 jaar de kosten voor Funda zal betalen aan de makelaar voor de verkoop van het appartement. De makelaar stuurt de cliënt na die periode nog rekeningen voor deze kosten, maar hier is volgens de cliënt nooit een overeenkomst over gesloten. De ondernemer heeft niet gereageerd op de klacht. De commissie geeft de cliënt gelijk, omdat nergens uit gebleken is dat de consument heeft ingestemd met de kosten voor Funda na het eerste jaar. Hij hoeft de extra kosten voor Funda niet te betalen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op of omstreeks 16 april 2012 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. Daarbij verplichtte de ondernemer zich tegenover de consument tot dienstverlening bij de verkoop van het appartementsrecht inzake een pand te [woonplaats] met toebehoren (hierna: het appartement).
De consument heeft een bedrag van € 943,80 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
De consument heeft de klacht op of omstreeks 19 januari 2018 voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het ter zitting toegelichte standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer brengt kosten in rekening waar de consument mondeling noch schriftelijk een overeenkomst over heeft gesloten.
De consument verlangt dat de ondernemer haar eis intrekt.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Blijkens de ingebrachte correspondentie verlangt de ondernemer dat de consument de bij factuur van 19 januari 2018 in rekening gebrachte € 1.831,73 betaalt. Als onbetwist geldt in dit geding als vaststaand dat de consument slechts een deel van dat bedrag heeft betaald en dat daarvan nu nog
€ 943,80 als onbetaald open staat. Aldus spitst deze zaak zich toe op de door de ondernemer van de consument verlangde betaling van de onbetaald gebleven € 943,80, aan welke eis de ondernemer blijkens de stukken ten grondslag legt dat de consument in zoverre in gebreke blijft met de nakoming van zijn uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting. De consument voert echter het verweer dat het gaat om sinds 2013 gemaakte Funda-kosten die niet onder de opdracht vallen en waarvoor hij geen toestemming heeft gegeven.
De commissie stelt vast dat de consument bij de ingebrachte schriftelijke overeenkomst d.d. 16 april 2012 toestemming gaf voor de bedoelde Funda-kosten, maar slechts
“voor de duur van 1 jaar”.
Bij de factuur van 19 januari 2018 brengt de ondernemer aan de consument evenwel ook voor de jaren daarna steeds (€ 25,– + € 75,– + € 95,– =) € 195,– exclusief BTW in rekening, namelijk per april 2013, april 2014, april 2015 en april 2016. Dit levert voor de periode(s) sinds april 2013 inclusief BTW onweersproken het gefactureerde maar onbetaald gelaten totaalbedrag van € 943,80 inclusief BTW op. De ondernemer verlangt betaling van (ook) die gefactureerde Funda-kosten, maar de consument betwist daarvoor toestemming te hebben gegeven voor zover het de periode(s) sinds april 2013 betreft. Nu de ondernemer de rechtsgevolgen daarvan inroept, draagt de ondernemer het bewijsrisico dát en wanneer de consument heeft ingestemd met (het maken van) de bedoelde Funda-kosten voor de periode(s) sinds april 2013. Stukken of andere bewijsmiddelen die een dergelijke instemming van de consument aannemelijk maken, zijn evenwel niet in het geding gebracht.
Voor zover de ondernemer in haar correspondentie aan de consument verwijst naar de artikelen 9.2 en 9.4 van de door partijen ondertekende schriftelijke overeenkomst, valt daaruit de voor (het maken van) de bedoelde Funda-kosten voor de periode(s) sinds april 2013 benodigde toestemming van de consument niet op te maken. Voor zover artikel 9.4 de ondernemer recht geeft op betaling van kantoor- en administratiekosten licht de consument onweersproken toe dat hij die kosten wel heeft betaald.
Als redelijk en billijk ter beëindiging van dit geschil zal de commissie bepalen dat de consument het onderhavige bedrag van € 943,80 inclusief BTW niet verschuldigd is. Nu de ondernemer overigens niets aanvoert dat tot een ander oordeel leidt, concludeert de commissie dat de klacht gegrond is. Op grond van het Reglement moet de ondernemer (ook) het betaalde klachtengeld aan de consument vergoeden en behandelingskosten betalen. Ook zal de commissie bepalen dat het in depot gestorte bedrag aan de consument wordt terugbetaald. De commissie beslist als volgt.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de consument het onderhavige bedrag van € 943,80 inclusief BTW niet aan de ondernemer verschuldigd is.
Overeenkomstig het Reglement moet de ondernemer aan de consument bovendien een bedrag van
€ 77,50 vergoeden wegens betaald klachtengeld.
De ondernemer is overeenkomstig het Reglement aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
De commissie bepaalt dat een bedrag van € 943,80 vanuit het depot aan de consument wordt gerestitueerd.
De commissie wijst het meer of anders door de consument verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij op 22 juni 2018.