De consument heeft zonder voorbehoud de klacht voorgelegd aan de commissie en geen beroep gedaan op de onbevoegdheid van de commissie. De consument heeft de algemene voorwaarden geaccepteerd.

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 100879

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 23 november 2015 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verrichten van opgedragen werkzaamheden, tegen een door de consument te betalen prijs van € 30,12.

De overeenkomst is op 23 november 2015 uitgevoerd.

De consument heeft op 15 december 2015 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer heeft een onvolledige diagnose uitgevoerd als gevolg waarvan ernstige motorschade aan de auto van de consument is opgetreden.

De consument c.q. zijn echtgenote, heeft zich op 23 november 2015 bij de garage van de ondernemer gemeld met een haperende motor. Na in [plaatsnaam] te hebben getankt ondervond de consument in  [plaatsnaam] problemen. Een monteur van de ondernemer constateerde inspuitproblemen en adviseerde de consument haar voorgenomen reis naar Duitsland niet te vervolgen, maar de auto bij haar dealer te  [plaatsnaam] te brengen. Daarop is de consument huiswaarts gekeerd.

De volgende dag wilde de motor niet aanslaan. De consument heeft daarop de hulp van de ANWB ingeroepen. Deze constateerde vrijwel meteen dat er verkeerde brandstof was getankt, benzine in plaats van diesel. Vervolgens is de tank leeg gehaald en weer met diesel gevuld. De motor liep naar het scheen weer als vanouds. Hierna constateerde de dealer dat het gehele brandstofsysteem was vervuild door metaaldeeltjes. Als gevolg van de verkeerde brandstof is sprake geweest van onvoldoende smering van de hogedrukpomp en een afwijkend verbrandingspatroon als gevolg van de beschadigde injectoren.

Als korte tijd na de eerste klachten de brandstof was afgetapt en was vervangen door zuivere diesel, dan mag er van worden uitgegaan dat de opgetreden schade beperkt is. De schade neemt exponentieel toe, wanneer ermee, ondanks de klachten wordt doorgereden.

Gezien het voorgaande mag verondersteld worden dat de door de monteur gestelde diagnose juist was. De diagnose was echter onvolledig; de monteur heeft immers niet gezocht naar de achterliggende oorzaak. Met enig eenvoudig onderzoek was de voor de hand liggende oorzaak van het geconstateerde schadebeeld door een vakkundige monteur vastgesteld.

Een vakkundige monteur zou ook het advies gegeven hebben om met de auto in het geheel niet te rijden en was verdere schade aan het brandstof systeem mogelijk zelfs tot nihil beperkt.

De ondernemer is tekortgeschoten in de uitoefening van de verkregen opdracht. De daaruit voortvloeiende schade is aan de ondernemer toe te rekenen.

De schade bedraagt volgens een opgave van de dealer een bedrag van € 5.103,87. Hieronder vallen niet de kosten van de verstuivers die ten tijde van het onderzoek door de ondernemer al een afwijking vertoonden. De inruilwaarde van de auto bedraagt nog slechts € 7.000,–.

In het kader van een minnelijke regeling is de consument bereid met een vergoeding van € 5.000,– genoegen te nemen.

De consument is het vertrouwen in de auto verloren en is om die reden genoodzaakt om de auto in te ruilen. Om die reden is de auto nog beperkt beschikbaar voor eventueel onderzoek naar aard, ernst en oorzaak van de schade. Per 24 december 2015 wordt de auto aan derden geleverd. Hierna is de auto niet meer beschikbaar voor onderzoek.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De auto is uitgelezen en daarna werd het advies gegeven om niet door te rijden naar Duisland, maar direct naar huis te rijden. Er is een diagnoseformulier verstrekt.

De consument heeft toen hij vernam van het probleem, de pechhulp van de dealerorganisatie gebeld. Hij werd geadviseerd om direct naar een dichtstbijzijnde dealer te rijden. Die dealer bevond zich op ongeveer 50 km van het tankstation. Er was voor een bedrag van ongeveer € 50,– getankt.

De ANWB constateerde meteen dat er onjuiste brandstof was getankt. De wegenwacht kan dat aan de tankdop ruiken.

Hierna is de consument naar de dealer gereden. Aldaar werd geconstateerd dat de hogedrukpomp vol met metaalslijpsel zat. De dealer wilde de reparatie niet onder garantie uitvoeren. De auto heeft nog drie weken bij de dealer gestaan om te worden onderzocht door de ondernemer. Hierna is de auto naar een handelaar voor de export gegaan.

Vanaf het tanken tot aan het adres van de ondernemer is exact 58 km met de auto gereden.

Het lampje ging niet meteen branden.

De ondernemer heeft nooit gezegd dat de consument niet meer met de auto – naar huis – mocht rijden. De diagnose klopte wel, maar een dringend advies om niet verder te rijden is achterwege gebleven. Over verder onderzoek is niet gesproken. Wel gaf men het advies om naar de eigen dealer te gaan.

De BOVAG/voorwaarden gelden niet. Deze zijn niet tijdig aan de consument bekend gemaakt. Een diagnose is bovendien niet gelijk te stellen met een reparatie.

De consument betwist dat hij de ondernemer nog in staat had moeten stellen om na te komen en te herstellen. De ingetreden schade is direct opeisbaar.

De consument is de dupe geworden van een fout van de ondernemer.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 23 november 2015 heeft de ondernemer de consument in zijn vestiging te [plaatsnaam] ontvangen met een brandend voorgloeilampje. Zij stelde de vraag of zij door kon rijden naar Duitsland.

De uitgevoerde diagnose leverde op:

– Storing brandstofraildruk te laag
– Cil 1 en 2 grote afwijking
– Verstuiver Cil. 1 vervangen
– Verstuiver Cil. 2 vervangen
– Advies verstuiver 3 en 4 ook vervangen.

De service adviseur heeft dit uitgelegd aan de consument en daarbij gezegd dat er verder onderzoek moest worden gedaan om de oorzaak te achterhalen, wat dus ook meer tijd en diagnose zou vragen. De consument wilde dit bij haar eigen dealer laten uitvoeren.

De ondernemer heeft expliciet geadviseerd niet door te rijden in verband met mogelijke gevolgschade.

De ondernemer ontkent iedere aansprakelijkheid en ziet geen aanleiding om op de claim van de consument in te gaan.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De ondernemer is een merkdealer. De vraag van de consument was kan ik met dat brandende  lampje doorrijden naar Duitsland. Het advies was ontkennend. Er was meer onderzoek nodig naar de oorzaak, maar dat wilde de consument bij haar eigen dealer laten uitvoeren. Zij wilde de auto niet laten staan.

Eerst op 15 december 2015 ontvangt de ondernemer een brief van de raadsman van de consument. In de tussenliggende periode heeft de ondernemer niets van de consument gehoord. Uit die brief blijkt dat de auto al was verkocht en dat de ondernemer niet in de gelegenheid werd gesteld om eventueel tot herstel van de schade over te gaan.

Toen de auto werd aangeboden liep de motor nog normaal.

De opvoerpomp is niet bestand tegen benzine. Er is ongeveer 40 liter getankt. Waarom zou de ondernemer wel het advies geven om niet naar Duitsland, maar wel naar huis te rijden.

Achteraf gezien had de consument toen zij met de auto bij de ondernemer kwam al te veel gereden.

De auto was al ingeruild en verkocht. De verminderde inruilwaarde moet de ondernemer maar aannemen.

De ondernemer heeft niet verkeerd getankt en vervolgens nog 60 km met de auto gereden.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

In het onderhavige geschil klaagt de consument over een onvolledige diagnose en een door de ondernemer gegeven onjuist advies, waardoor ernstige motorschade is ontstaan. Hij vraagt vergoeding van die schade van de ondernemer.

Ter zitting werd zijdens de consument het verweer gevoerd dat op het onderhavige geschil de BOVAG-voorwaarden en in het bijzonder de daarin opgenomen garantievoorwaarden niet van toepassing zouden zijn.

De commissie zal allereerst over deze kwestie die de ontvankelijkheid van de consument en haar eigen bevoegdheid raakt, oordelen.

Naar het oordeel van de commissie is deze stelling van de consument niet alleen tardief, maar ook rechtens onjuist.

Niet alleen heeft de consument zonder enig voorbehoud zijn klacht aan de commissie voorgelegd en daarmee kennelijk gehandeld op grond van artikel 21 van de BOVAG-voorwaarden, de zogenaamde Geschillenregeling. Daarmee heeft de consument de toepasselijkheid van de voorwaarden geaccepteerd.

Bovendien heeft de consument ter zitting weliswaar betwist dat de betreffende voorwaarden toepasselijk zijn, maar hij miskent dat uit artikel 6:232 BW volgt dat ook in het geval een wederpartij niet op de hoogte is van de inhoud van bepaalde voorwaarden de voorwaarden als geheel niettemin van toepassing zijn.

Algemene voorwaarden zijn aldus ´snel´ toepasselijk. Hiertegenover staat dat de wederpartij de mogelijkheid wordt geboden een beding van die algemene voorwaarden te vernietigen op de wijze zoals in artikel 6: 233 BW is vermeld.

Ter zitting is door de consument echter geen beroep gedaan op de (eventuele) onbevoegdheid van de commissie noch is door de consument ten aanzien van enig beding een beroep op vernietiging gedaan.

Aldus gaat de commissie aan voormeld beroep van de consument voorbij en houdt zij zich bevoegd een inhoudelijke beoordeling van het aan haar voorgelegde geschil te geven.

De commissie is van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is en overweegt daartoe als volgt.

Vaststaat dat de consument, waaronder begrepen de echtgenote, na het tanken van benzine in plaats van diesel ongeveer 60 km met de auto heeft gereden alvorens zich te wenden tot de ondernemer. Het is derhalve aannemelijk en dat wordt ook door de uitkomst van de diagnose ondersteund, dat op dat moment al sprake was van min of meer ernstige motorschade. Immers in de regel is het advies om na het tanken van verkeerde brandstof, zeker als dit benzine in plaats van diesel betreft, om de motor niet meer te starten. Laat staan om daarmee te rijden, zoals de consument heeft gedaan.

Vaststaat ook dat de juistheid van de vervolgens door de ondernemer gestelde diagnose niet wordt betwist, wel dat deze onvolledig is geweest.

Ook vaststaand is dat de ondernemer de consument heeft afgeraden om haar reis naar Duitsland te vervolgen. Partijen twisten wel over de vraag of door de ondernemer het advies is gegeven de auto voor verder onderzoek te laten staan dan wel is geadviseerd de eigen dealer te benaderen voor het doen uitvoeren van verder onderzoek.

De commissie stelt vast dat tegenover de gemotiveerde betwisting van de ondernemer dat hij de consument een dergelijk advies niet heeft gegeven, de consument geen dan wel onvoldoende feiten heeft gesteld die aanleiding geven tot twijfel aan de uitlatingen van de ondernemer in dit verband.

Gelet op het feit dat de auto niet meer beschikbaar is voor nader onderzoek naar de aard en de omvang van de schade heeft de consument zichzelf de mogelijkheid ontnomen om de – eventueel – aan de ondernemer wegens een vermeende nalatigheid toe te rekenen schade vast te kunnen stellen.

Tenslotte is de commissie van mening dat een door de ondernemer in opdracht van de consument uitgevoerde diagnose gelijk te stellen is met een opdracht voor uit te voeren werkzaamheden, waarop de BOVAG-garantiebepalingen zien.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist  en vastgelegd door de Geschillencommissie Voertuigen op 9 maart 2016.