Commissie: Energie
Categorie: Opzeggen overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
369283/495640
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak betreft een geschil tussen consument en ondernemer over een energieleveringsovereenkomst. De consument is het niet eens met de aan hem bedongen opzegvergoeding door de ondernemer. Deze is aan hem in rekening gebracht nadat eind 2023 de consument zijn contract met drie jaar bij de ondernemer heeft verlengd. De consument is van mening dat de ondernemer dit in zijn geheel niet had mogen aanbieden. Volgens de ondernemer is er geen wetgeving dat een dergelijk aanbod verbiedt. Hij acht de verlenging in overeenstemming met ACM-richtlijnen. Bovendien is de consument op de hoogte gebracht van de opzegvergoeding. Volgens de commissie is dit ook het geval, en mag de ondernemer de vergoeding in rekening brengen. De consument moet de vergoeding betalen, de klacht is ongegrond.
De volledige uitspraak
Samenvatting
De consument wenst een antwoord op de vraag of hij de door de ondernemer verlangde opzegvergoeding verschuldigd is aan de ondernemer. De commissie is van oordeel dat dit het geval is. Anders dan de consument stelt, is er geen wet- of regelgeving die verbiedt dat er bij het verlengen van een lopend energiecontract een driejarig contract wordt overeengekomen. Voorts zijn er geen feiten en/of omstandigheden komen vast te staan die tot de conclusie dienen te leiden dat de consument de door de ondernemer verlangde opzegvergoeding niet verschuldigd is, nu de consument de driejarige overeenkomst tussentijds heeft opgezegd.
Beoordeling
De consument beklaagt zich er kortgezegd over dat de ondernemer een opzegvergoeding aan hem in rekening brengt. Naar de commissie begrijpt had de consument initieel een contract met de ondernemer dat liep tot en met februari van dit jaar, maar heeft de ondernemer hem medio november 2023 een driejarig contract aangeboden, welk aanbod de consument heeft aanvaard. De consument is in het voorjaar van dit jaar overgestapt naar een andere leverancier, waarna de ondernemer een opzegvergoeding aan de consument in rekening heeft gebracht. De consument verlangt van de commissie te bepalen dat hij die opzegvergoeding niet aan de ondernemer verschuldigd is, stellende dat de ondernemer geen driejarig contract bij verlenging aan hem had mogen aanbieden.
De ondernemer heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt zich naar de commissie begrijpt op het standpunt dat er geen wet- of regelgeving is die bepaalt dat er bij verlenging geen driejarige leveringsovereenkomst mag worden aangeboden of overeengekomen. Voorts stelt de ondernemer overeenkomstig de ACM-richtlijnen een opzegvergoeding aan de consument in rekening te hebben gebracht, welke ook al is genoemd in de leveringsovereenkomst die als bijlage bij de verlengingse-mail in november 2023 naar de consument is gestuurd. Ten slotte merkt de ondernemer – kortgezegd – op de consument te hebben geïnformeerd over de te verwachten hoogte van de opzegvergoeding die de ondernemer aan de consument in rekening zou brengen op het moment dat hij zijn dit voorjaar voorgenomen overstap zou effectueren. Op dat moment had de consument er nog voor kunnen kiezen de overstap bij zijn nieuwe energieleverancier ongedaan te maken binnen de wettelijke bedenktijd om zo de (hoge) opzegvergoeding te ontlopen.
De commissie is van oordeel dat de consument de opzegvergoeding aan de ondernemer verschuldigd is. Anders dan de consument stelt, is er geen wet- of regelgeving die verbiedt dat je na het aflopen van een vast contract een driejarig contract aangaat. Voorts zijn er geen feiten en/of omstandigheden komen vast te staan die tot de conclusie dienen te leiden dat de consument de door de ondernemer verlangde opzegvergoeding niet verschuldigd is, nu de consument de driejarige overeenkomst tussentijds heeft opgezegd.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit de heer mr. D.P.C.M. Hellegers, voorzitter, mevrouw mr. W.H. van Oorspronk , mevrouw mr. A. Zwart-Hink , leden, op 3 oktober 2024.