Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: Offerte
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
280611/434261
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak betreft een geschil over een overeenkomst tot het uitvoeren van rioolwerkzaamheden door een ondernemer bij consument. Voor dat de werkzaamheden waren begonnen is er contact geweest tussen de ondernemer en consument omdat de raming van de kosten door de ondernemer erg hoog was. De ondernemer heeft in dat gesprek aangegeven dat de totaalprijs zo hoog was omdat bij de raming is uitgegaan van 22 werkuren. De ondernemer vond dit zelf ook hoog, en heeft niet aangegeven dat dit een eenheidsprijs is. Op basis van eerdere werkzaamheden ging de consument ervan uit dat de kosten uiteindelijk op basis van de werkelijk gewerkte uren zouden worden berekent. Echter, na de werkzaamheden stuurt de ondernemer de rekening voor het vooraf aangegeven maximum aantal uren , en niet het aantal gewerkte uren. Volgens de ondernemer is de consument van tevoren met de offerte voor 22 uur akkoord gegaan.
Wat is de beslissing?
De commissie volgt in haar beslissing de zienswijze van de consument. Voor de zekerheid wilde de consument namelijk een offerte voor de werkzaamheden. Hierop heeft de ondernemer een offerte gestuurd voor het maximaal aantal uren. Deze offerte was volgens de commissie niet onredelijk, en is de klant gehouden deze te betalen. De klacht van de consument is dus ongegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2024 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft rioolwerkzaamheden.
De consument heeft een bedrag van € 692,72 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft op ons verzoek een raming uitgebracht voor werkzaamheden. Deze raming is vooraf doorgesproken met de ondernemer, juist omdat deze zo hoog is. In dat gesprek geeft de ondernemer aan dat de totaalprijs is gebaseerd op een inschatting van 22 werkuren. Hij noemt dat zelf een hoog maximum. Hij geeft niet aan dat hij een eenheidsprijs hanteert. Eerdere werkzaamheden heeft de ondernemer op de minuut nauwkeurig in rekening gesteld. Redelijkerwijs zijn wij ervan uitgegaan dat ook deze opdracht op basis van werkelijk gewerkte uren wordt verrekend. Op basis van die ervaring en het gesprek geven wij schriftelijk opdracht met de aantekening dat de inschatting voor het werk 22 uren bedraagt. Het werk kost uiteindelijk negen uren.
Na afloop stuurt de ondernemer een rekening op basis van eenheidsprijs (maximumbedrag) en niet op basis van gewerkte uren. De ondernemer en wij komen niet tot overeenstemming dat afrekening van het werk redelijkerwijs moet plaatsvinden op basis van de gewerkte uren.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op verzoek van de consument hebben wij alvorens de werkzaamheden uit te voeren eerst aan de consument een offerte uitgebracht die door de consument is geaccepteerd. Omdat de consument voor de zekerheid vanwege de hoge kosten een offerte wilde is de afspraak om de werkzaamheden op regie basis uit te voeren vervallen. Dat wij in de telefoongesprek aan de consument hebben een aangegeven dat onze calculatie was gebaseerd op 22 uur totaal maakt nog niet dat alsnog sprake is van een overeenkomst op basis van gewerkte uren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de commissie in grote lijnen het standpunt van de ondernemer. De consument wilde zekerheid omtrent de hoogte van de kosten van de uit te voeren werkzaamheden waartoe de ondernemer een offerte heeft uitgebracht die door de consument is geaccepteerd. In de offerte is uitdrukkelijk geen sprake van een feitelijk aantal werkuren, maar van een inschatting van het maximaal aantal uren. Naar het oordeel van de commissie was de offerte niet onredelijk. De consument is gehouden de volledige rekening te betalen. De klacht treft geen doel.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Daarom wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Het in depot gestorte bedrag van € 692,72 wordt aan de ondernemer overgemaakt.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven, bestaande uit mr. D.J. Buijs, voorzitter, P.A. Frank en mr. M.J. Boon, leden, op 20 augustus 2024.