Consument moest beginstand vastleggen en doorgeven aan de ondernemer op moment dat hij water ging verbruiken

  • Home >>
  • Water >>
De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: Omvang levering    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 118836

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de periodeafrekening d.d. 10 juli 2018 met betrekking tot de levering van water en het dreigende afsluiten van de aansluiting van drinkwater.

De consument heeft een bedrag van € 110,56 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft op 21 november 2017 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 22 januari 2016 heeft hij zijn woning betrokken en op 20 november 2017 is hem verzocht zich te melden voor de levering van water.
Er is geen beginstand te achterhalen.
De consument heeft zijn verbruik bijgehouden en komt voor de periode van 21 november 2017 tot 30 mei 2018 op 2.5 m3 per maand.
De ondernemer gaat uit van de beginstand op 30 mei 2015 omdat de woning leeg zou hebben gestaan totdat de consument in de woning ging wonen.
De consument heeft de laatste incasso gestorneerd omdat hij meent voldoende te hebben betaald gezien de tarieven van de ondernemer.
De ondernemer heeft de consument ten onrechte twee administratieve boetes opgelegd en gedreigd te stoppen met de levering van water.

De consument verlangt een nieuwe jaarrekening op basis van gemiddeld verbruik voor de 30 maanden waarin hij op zijn huidige adres woont.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 29 november 2017 is de consument klant geworden voor het adres waar hij al sinds 22 januari 2016 heeft gewoond.
Als beginstand neemt de ondernemer de eindstand van de vorige bewoner per 16 mei 2015. Volgens de verhuurder is de woning tussen 16 mei 2015 en 22 januari 2016 niet bewoond geweest.
Op 15 januari 2018 laat de consument weten dat hij de beginstand in twijfel trekt.
In april 2018 is de consument gestopt met betalen van de voorschotten. De consument heeft een betalingsachterstand van € 33,61.
Kennelijk heeft de consument zich geïntimideerd gevoeld door de aanmaningen die de ondernemer hem heeft gestuurd. Ter geruststelling laat de ondernemer weten dat het incassoproces is opgeschort in afwachting van de beslissing van de commissie.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument is zelf gaan rekenen op basis van eigen aannames en gegevens.
De eindstand van de vorige bewoner is de laatste harde stand en de ondernemer heeft geen reden te twijfelen aan de mededeling van de verhuurder dat de woning pas weer is bewoond toen de consument in de woning ging wonen.
De verhuurder heeft op enig moment gemeld dat de woning weer bewoond werd.
Als de consument zijn beginstand had doorgegeven toen hij zijn intrek nam in de woning, dan was de ondernemer daarvan uit gegaan.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Als uitgangspunt heeft te gelden dat de consument zijn werkelijke waterverbruik betaalt.
Om dat verbruik vast te stellen is de beginstand van de meter op het moment dat de consument de woning betrok van groot belang.
Het is de commissie niet duidelijk waarom de consument die stand niet heeft doorgegeven, niet in de laatste plaats omdat de commissie aanneemt dat de consument direct water is gaan gebruiken na zijn intrek in de woning.
Wat de consument bedoelt met de bewering dat de beginstand niet te achterhalen is, is de commissie niet duidelijk. Het had op de weg van de consument gelegen om die vast te leggen en door te geven aan de ondernemer op het moment dat hij water ging verbruiken.

Ook de commissie ziet geen reden te twijfelen aan de mededeling van de verhuurder dat de woning leeg heeft gestaan van 16 mei 2015 tot 22 januari 2016 en de commissie is het met de ondernemer eens dat de eindstand van de vorige bewoner in dit geval kan gelden als beginstand voor de consument waar het zijn verbruik van water betreft.

Naar het oordeel van de commissie handhaaft de ondernemer terecht de meterstanden zoals opgenomen in de afrekening en dient de consument hetgeen hem in rekening is gebracht te betalen.

Dat er een afsluiting van de levering van water dreigt voor de consument is naar aanleiding van de stukken en de behandeling van het geschil ter zitting niet gebleken.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.

Het bedrag ad € 33,61 wordt uitbetaald aan de ondernemer en het resterende bedrag wordt terugbetaald aan de consument.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit
mr I.E. de Vries, voorzitter,
mr A.G. Vermaat en drs L. van Rootselaar, leden, op 9 oktober 2018.