De examencommissie heeft de mogelijkheid om de beslissing uit te stellen, tenzij het belang van de consument onevenredig geschaad wordt.

De Geschillencommissie




Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen    Categorie: Examenreglement    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 119681-1

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een in het voorjaar van 2017 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van de opleiding Zakelijke Krediet Financiering.

De opleiding vond plaats in of omstreeks 2017.

Het geschil betreft de vraag of de consument recht heeft op een schadevergoeding vanwege schending van de geldende procedures voor inzage van examens en beoordeling van een bezwaar.

De consument heeft op of omstreeks februari/maart 2018 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument heeft op 18 augustus 2017 en 22 november 2017 het examen Zakelijke Krediet Financiering afgelegd. Beide keren was het resultaat negatief.

Na de uitslag van het examen van 22 november 2017 heeft de consument besloten een bezwaarschrift tegen de examenuitslag in te dienen. Het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift is tot tweemaal toe uitgesteld. In de tussentijd heeft de consument advies gevraagd hoe te handelen. Daarbij heeft zij zich laten adviseren door de ondernemer. Zij heeft op aanraden van de ondernemer besloten om zo spoedig mogelijk een herexamen te doen.

De consument heeft op 31 januari 2018 een beslissing op haar bezwaar ontvangen. Het bezwaar is deels gegrond verklaard, waardoor zij het examen van 22 november 2017 alsnog gehaald bleek te hebben. In eerste instantie heeft de ondernemer aangegeven dat het cijfer voor het laatste herexamen het definitieve cijfer zou zijn. Uiteindelijk is toch besloten dat de consument het gecorrigeerde examen van november 2017 gehaald had en dat dit resultaat blijft staan.

De consument heeft vervolgens aan de ondernemer een compensatie gevraagd, € 150,– vanwege onnodig betaalde examenkosten, € 37,– aan reiskosten en € 200,– als compensatie voor twee halve vakantiedagen, die de consument heeft moeten opnemen.
De consument verwijt de ondernemer met name dat niet binnen de daarvoor in het Uitvoeringsreglement Toetsing & Examinering gestelde termijn een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. Van die termijn kan alleen worden afgeweken als daarmee het belang van de student niet onevenredig wordt geschaad. Door langer tijd te nemen dan voorgeschreven is de consument lange tijd in onzekerheid geweest en heeft zij kosten moeten maken voor het inzien van het examen, het inplannen van een herexamen en heeft zij tijd moeten investeren in de studie.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument verlangde in eerste instantie terugbetaling van de examenkosten, die zij voor het derde examen op 5 december 2017 heeft moeten betalen. Op dat moment zou zij bij een correcte beoordeling van het examen van 22 november 2017 immers al geslaagd moeten zijn.

Na het examen van 22 november 2017 kreeg de consument vanuit de ondernemer het advies om zo snel mogelijk te herkansen, omdat de kennis dan nog niet weggezakt zou zijn. Daarom heeft de consument de uitkomst van het bezwaar niet afgewacht en daardoor zijn de kosten dan ook ontstaan.

De consument heeft vervolgens besloten om ook vergoeding te vragen van de andere kosten, bijvoorbeeld de kosten verbonden aan de inzage. Als het examen meteen correct beoordeeld zou zijn zou de consument het examen ook niet zijn gaan inzien.

Na inzage heeft de consument meteen te kennen gegeven het niet eens te zijn met de onvoldoende beoordeling. Zij mocht bij de inzage echter ten onrechte geen gebruik maken van studiemateriaal. Daarom heeft zij later het bezwaar aangevuld.

Toen de consument de herkansing deed was haar niet bekend dat alleen de beoordeling van het laatst gemaakte examen geldend was. Dat is haar niet meegedeeld. Anders had zij natuurlijk geen herexamen gedaan voordat er duidelijkheid was over het bezwaar. 

De werkgever van de consument heeft erg aangedrongen op het spoedig halen van het betreffende examen.

De consument verlangt een vergoeding van € 387,–.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Artikel 11.2 lid 4 van het Uitvoeringsreglement regelt dat bezwaar tegen een examen binnen vier weken dient te worden afgehandeld. Bovendien is bepaald dat van die termijn kan worden afgeweken, mits het belang van een student niet onevenredig wordt geschaad.

De beslissing op het bezwaar is één keer voor veertien dagen uitgesteld.

Volgens de ondernemer is de consument niet onevenredig in haar belang geschaad. Het enkel verlengen van veertien dagen moet geen invloed kunnen hebben op de beheersing van de examenstof. Bovendien had de consument al op 5 december 2017 de derde examenpoging gedaan. Dat was zelfs al voordat de ontvangst van het bezwaarschrift was bevestigd. De ondernemer ziet niet in hoe het belang van de consument dan geschaad kan zijn.

De consument heeft zelf besloten de uitkomst van het bezwaar niet af te wachten voor de derde poging. De aan de derde poging verbonden kosten dienen dan ook voor rekening van de consument te blijven.

Bovendien betwist de ondernemer dat de kosten en de tijd, verbonden aan de inzage voorafgaand aan indiening van het bezwaarschrift als gevolgschade aangemerkt kan worden.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Een student heeft na een examen met een negatief resultaat twee mogelijkheden, bezwaar aantekenen of een herkansing maken. Een consument zal in de meeste gevallen een keuze moeten maken, zeker omdat bij een volgend examen de beoordeling daarvan geldend is. Slechts in uitzonderingsgevallen zouden beide mogelijkheden gevolgd kunnen worden. De consument heeft gelijktijdig voor beide opties gekozen.

De ondernemer is niet bekend met het telefonisch advies aan de consument om zo snel mogelijk herexamen te doen.

De consument heeft op 23 november 2017 inzage gehad in het examen en op dezelfde dag bezwaar ingediend. Op 24 november 2017 heeft de consument vervolgens een herexamen aangevraagd. Nog voor de consument de ontvangstbevestiging van het bezwaar heeft ontvangen heeft zij al herexamen gedaan. De consument was op de hoogte van het examenreglement, zij heeft er dan ook kennis van kunnen nemen dat bij een later examen het laatste resultaat geldt.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument heeft bezwaar aangetekend tegen de uitslag van het door haar op 22 november 2017 afgelegde examen Zakelijke Krediet Financiering, waarvoor zij gezakt was. De onafhankelijke examencommissie van de ondernemer heeft naar aanleiding van een herbeoordeling het cijfer aangepast, waarmee de consument geslaagd is.

De consument verwijt de ondernemer dat termijnen niet in acht zijn genomen en dat een herbeoordeling van het examen van 22 november 2017 een andere uitkomst had dan de eerste beoordeling. Daardoor acht zij zich benadeeld. Zij vraagt een compensatie van kosten, die zij heeft gemaakt na het examen van 22 november 2017.

Op de door de consument gemaakte examens is van toepassing het Uitvoeringsreglement Toetsing en Examinering NIBE-SVV 2016-2017.

Op grond van dit Uitvoeringsreglement kan een consument bezwaar maken tegen een examenuitslag. De mogelijkheid van bezwaar tegen de inhoud van een examen en de door de examinator vastgestelde uitslag van het examen, alsmede de regels omtrent afwikkeling daarvan zijn opgenomen in artikel 11.2 leden 2, 3 en 4 van het Uitvoeringsreglement; de werkwijze van de examencommissie is geregeld in hoofdstuk 12, de beslistermijnen op bezwaar zijn ook geregeld in artikel 12.3.

Artikel 11.2 lid 4 van het hiervoor aangehaalde Uitvoeringsreglement luidt:
Ieder bezwaar dat in behandeling is genomen, wordt binnen een termijn van vier (4) weken (20 werkdagen) afgehandeld door de examencommissie. Van bovengenoemde termijn kan worden afgeweken, mits het belang van de student hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Dit wordt binnen de oorspronkelijke termijn van vier weken aan de student gecommuniceerd.

Artikel 12.3 lid 1 van het hiervoor aangehaalde Uitvoeringsreglement luidt:
De examencommissie neemt uiterlijk binnen twintig (20) werkdagen na ontvangst van een schriftelijk verzoekschrift en/of bezwaar een beslissing, tenzij de inhoud van het verzoek een eerdere beslissing vereist of rechtvaardigt. Dit laatste ter beoordeling van de examencommissie.

Uit de stukken blijkt dat de consument op of omstreeks 1 december 2017 het examen van 22 november 2017 heeft ingezien en toen meteen bij de ondernemer bezwaar heeft gemaakt. De commissie heeft niet de beschikking gekregen over het door de consument ingediende bezwaarschrift. Voorts heeft de consument per e-mail van 6 december 2017 aan de ondernemer een aanvulling op het bezwaarschrift gezonden.

Het bezwaarschrift is, zoals blijkt uit de beslissing van de examencommissie van 31 januari 2018, op 15 december 2017 naar de examencommissie gestuurd.

Naar aanleiding van het door de consument ingediende bezwaar heeft de examencommissie aan de consument een ontvangstbevestiging gestuurd, waarbij als reactietermijn 17 januari 2018 is genoemd. Later heeft de examencommissie meegedeeld dat uitstel nodig was en dat uiterlijk 31 januari 2018 definitief een uitspraak op het bezwaar zou volgen. De uitspraak is op 31 januari 2018 aan de consument gezonden.

De commissie signaleert enige discrepantie tussen de in de artikelen 11.2 lid 4 en 12.3 lid 1 geformuleerde termijnen. Op grond van de beide artikelen, in onderlinge samenhang gelezen, is de commissie van oordeel dat de termijn waarbinnen de examencommissie dient te reageren begint te lopen op het moment waarop een bezwaar door de examencommissie is ontvangen. De commissie is bovendien van oordeel dat de examencommissie de mogelijkheid heeft om van de termijn af te wijken op de wijze, zoals in artikel 11.2 lid 4 bepaald, hoewel artikel 12.3 lid 1 deze mogelijkheid om af te wijken niet kent.

De commissie stelt vast dat de consument bezwaar heeft ingediend, waarna aan de consument een termijn van twintig werkdagen is meegedeeld waarbinnen een beslissing genomen zou worden. De termijn voor de beslissing is vervolgens nog veertien dagen verlengd. De examencommissie heeft daarmee niet anders gedaan dan het toepassen van de regels voor bezwaar zoals hiervoor weergegeven.

De examencommissie heeft de mogelijkheid om de beslissing uit te stellen, tenzij het belang van de consument onevenredig geschaad wordt.
De consument heeft aangevoerd dat zij onevenredig in haar belangen geschaad is, omdat zij langer in onzekerheid geweest is over de uitslag en heeft moeten investeren in extra tijd om te studeren.

Naar het oordeel van de commissie heeft de consument onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van een onevenredige schade aan haar belang door het aanhouden van de beslissing met veertien dagen. Het langer in onzekerheid zijn is inherent aan het maken van bezwaar. Een extra termijn van veertien dagen is daarbij niet uitzonderlijk, zeker niet als een nieuwe inhoudelijke beoordeling nodig blijkt. Daarnaast kan het opnieuw investeren in extra tijd om te studeren slechts beperkt zijn geweest, omdat de consument al op 5 december 2017, de tweede werkdag na haar inzage, opnieuw examen heeft gedaan.

De consument heeft door opnieuw examen te doen zelf besloten de uitkomst van het bezwaar niet af te wachten. Volgens de daarvoor geldende regels zou de uitslag van het herexamen immers de uitslag van het eerdere examen opzij zetten, waardoor de beslissing op het bezwaar formeel zelfs geen waarde meer zou kunnen hebben. De commissie is daarbij van oordeel dat van de consument, gelet op haar achtergrond en opleiding, verondersteld mag worden dat zij kennis heeft genomen van de inhoud van de regelingen omtrent het opnieuw examen doen en de gevolgen daarvan op de uitspraak op het ingediende bezwaar.
Dat de ondernemer uiteindelijk geen toepassing heeft gegeven aan deze regeling en de uitslag van het examen van 22 november 2017 heeft laten prevaleren boven de uitslag van het examen van 5 december 2017 acht de commissie overigens redelijk.

De examencommissie heeft de uitslag van het door de consument op 22 november 2017 afgelegde examen aangepast. Anders dan bijvoorbeeld de Algemene Wet Bestuursrecht (titel 8.4) kent het uitvoeringsbesluit geen mogelijkheid om schadevergoeding toe te kennen bij gegrondverklaring van bezwaar tegen een examenuitslag. De commissie ziet geen andere rechtsgrond die zou kunnen gelden voor toekenning van enige schadevergoeding.

Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer door de consument geen schadevergoeding toe te kennen derhalve niet in strijd gehandeld met hetgeen tussen partijen is overeengekomen of met hetgeen waartoe de ondernemer bij een redelijke uitvoering van de overeenkomst jegens de consument gehouden was.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Ten overvloede merkt de commissie nog op dat, anders dan van een consument die vergoeding van schade vordert verwacht mag worden, de consument nagelaten heeft de door haar geleden schade op enigerlei wijze te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van kwitanties van uitgaven of een deugdelijk gespecificeerde opgave van schade in verband met opgenomen vrije dagen. 

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit
mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, mr. F.E. Duveen en mr. P.B. Vos, leden, op 2 november 2018.