Commissie: Post
Categorie: Hoogte schadevergoeding / Vermissing pakket
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
224866/230874
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak gaat over een overeenkomst tot levering van een pakket door ondernemer na verzending door consument. De consument heeft het pakket aanvullen verzekerd. Daarna is de ondernemer het pakket op enig moment kwijt geraakt. Hierop heeft de ondernemer een schadebedrag aan de consument uitgekeerd. De consument stelt zich op het stand punt dat de vergoeding niet conform afspraken, dus te laag, is. Volgens de ondernemer stelt de consument de waarde van het pakket, een fiets, onterecht op de nieuwwaarde. De ondernemer baseert zich voor de prijs ten eerste op het ingediende factuurbedrag, min een afschrijvingspercentage. Dit percentage wordt gehanteerd nu het een gebruiksvoorwerp betreft en de fiets al tijd van zijn levensduur heeft verbruikt. Voor de verdere aanvullende claim van de consument wordt geen verder bewijs in de vorm van een factuur geleverd.
Wat is de beslissing?
De commissie volgt grotendeels de zienswijze van de ondernemer. Volgens de commissie mag de ondernemer zich inderdaad baseren op de gehanteerde factuurprijs, en niet de nieuwprijs van de fiets. Ook acht zij het afschrijvingspercentage, zoals gehanteerd door de ondernemer, redelijk. Indien de consument verdere schadevergoeding had gewild, voor een eventuele vermiste accu, had hiervoor bewijs in de vorm van een factuur moeten worden geleverd. De klacht van de consument is ongegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Post (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2023 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting via een videoverbinding hun standpunt toegelicht.
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft een vermist pakket.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 1 september 2022 heb ik een verzekerde verzending met PostNL gedaan. De totale waarde van de inhoud van het pakket bedroeg € 4.278,–. Met PostNL ben ik toen overeengekomen om het pakket met een verhoogde aansprakelijkheid te verzekeren voor € 4.500,–. Voor die sommenverzekering heb ik PostNL toen € 24,05 betaald. PostNL is het pakket verloren. Hiervoor hebben ze me € 2710,60 uitgekeerd. Hiermee is de schade niet gedekt en dit is niet conform afspraak. Bij het bepalen van het bedrag dat PostNL mij uitkeerde zijn de voorwaarden niet goed nageleefd en is willekeur toegepast. Ik verlang een vergoeding van € 1789,40 en een aanvullende schadevergoeding.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Voor de directe schade aan de inhoud van het pakket heeft de schadebeoordelaar het bedrag voor de elektronische fiets vastgesteld op € 2.559,20. Deze schade is gebaseerd op door de consument ingediende aankoopfactuur. De klantenservice-medewerker heeft per abuis wel de waarde aangehouden voordat de korting van € 299,– in mindering was gebracht, namelijk € 3.199, -. De consument stelt in zijn laatste reactie dat er geen sprake was van een korting, maar van een bedrag dat in mindering is gebracht. Mijns inziens is dat de betekenis van een korting. De consument laat het vervolgens wederom na om te specificeren waarom dit bedrag in mindering is gebracht. De fiets was ten tijde van de verzending ongeveer anderhalf jaar oud. Er is één afschrijvingsjaar in mindering gebracht van 20%. Gebruiksgoederen, zoals fietsen, ondergaan waardevermindering als gevolg van gebruik en veroudering. De ondernemer houdt rekening met deze waardevermindering door het toepassen van een afschrijvingspercentage. Dit komt overeen met de wettelijk vastgestelde ‘bestemmingswaarde’ van een goed die een vervoerder zou moeten uitkeren in het geval dat het goed niet is afgeleverd. Doordat de consument een schadevergoeding eist van de nieuwwaarde van de fiets en zelfs zonder rekening te houden met de korting die destijds is afgegeven komt hij in een duidelijk voordeligere positie. Dit is niet de bedoeling van de verhoogde aansprakelijkheid van de ondernemer en in strijd met de Algemene Voorwaarden (zie artikel 12.1 lid 6 laatste volzin). De verhoogde aansprakelijkheid van de ondernemer kan worden vergeleken met een schadeverzekering volgens analogie. Het uitkeren van zowel de nieuwwaarde als € 299,– staat in strijd met het indemniteitsbeginsel, zoals beschreven in artikel 7:960 BW. In dit geschil stelt de consument de eis om de nieuwwaarde van de fiets te ontvangen, ondanks dat deze op het moment van verzending van het pakket anderhalf jaar oud was en zelfs voor reparatie was verstuurd naar de geadresseerde.
Conform de wet en de algemene voorwaarden dient schadevergoeding te worden berekend op basis van de waarde die de goederen zouden hebben gehad op het moment en de plaats van aflevering. Wat overeenkomt met de actuele waarde of dagwaarde van het gebruikte goed. Normaal gesproken maken verzekeraars gebruik van afschrijvingspercentages voor deze berekening, een praktijk die ook door de ondernemer wordt gevolgd. Voorts verlangt de consument ook een schadevergoeding ad € 620,– voor een accu waarvan hij stelt dat deze in het pakket zou zitten. Hij heeft echter geen factuur of andersoortig bewijs kunnen overleggen van deze accu. Dit is wel degelijk in het telefoongesprek verzocht. De consument is daarbij duidelijk geïnformeerd dat de ondernemer vraagt om bewijzen om een schadebeoordeling te kunnen doen. Dit bedrag is daarom ook niet meegenomen in de berekening van de schade. De consument is in de veronderstelling dat de verhoogde aansprakelijkheid een zogenaamde sommenverzekering is en eist onder meer het overeengekomen bedrag zoals hij dat heeft aangegeven bij het servicepunt (te weten € 4.500,–). Het is van essentieel belang dat gestelde vorderingen onderbouwd dienen te worden. Dit staat ook aangegeven in de overeengekomen algemene voorwaarden (en ook op de website van de ondernemer. Anders dan de consument stelt is er geen sprake van een sommenverzekering waarbij de ondernemer een vooraf overeengekomen bedrag uitkeert als er sprake is van verlies of beschadiging van het pakket. Bovendien, medewerkers die werkzaam zijn bij een servicepunt, vragen niet naar de inhoud van het pakket en voeren geen controle uit op de feitelijke inhoud. Het is niet binnen hun bevoegdheid of werkomschrijving om het pakket daadwerkelijk te openen en de inhoud te verifiëren. Het feit dat de consument stelt dat er wel naar de inhoud is gevraagd, benadrukt het belang van deze beperking, aangezien het pakket ook andere voorwerpen had kunnen bevatten die de medewerkers niet kunnen identificeren.
Anders dan de consument stelt is het geen ‘aardigheidje’ dat hij een factuur voor de fiets heeft ingediend, maar is dit een voorwaarde voor het uitkeren van een schadevergoeding. Het is niet meer dan logisch om de gevorderde schadevergoeding te onderbouwen. Zo stelt de consument in één van zijn e-mails dat de ondernemer zelf maar ‘aanvullend onderzoek’ moet doen. Dit is niet de gangbare werkwijze voor het berekenen aan een schadevergoeding én werkt juist willekeur in de hand. Daarbij vervoert de ondernemer miljoenen poststukken per dag. Er worden dan ook dagelijks tientallen claims door de schadeafdeling afgehandeld doordat poststukken vermist of beschadigd raken. Bij een dergelijke omvang van de bedrijfsvoering zijn de risico’s zonder voorwaarden te stellen aan de aansprakelijkheid van de ondernemer niet meer goed te overzien. De tarieven kunnen daardoor zeer hoog worden en dat is ongewenst gelet op het maatschappelijk belang hiervan. De schadebeoordeling wordt daarom altijd berekend aan de hand van facturen/ nota’s of andersoortig bewijs zodat de waarde bepaald kan worden. De ondernemer kan daarom niet op basis van willekeur een schadevergoeding uitkeren aan consumenten.
De ondernemer stelt zich, gelet op het voorgaande, daarom op het standpunt dat het bedrag dat uitgekeerd is aan de consument correct is (de fout die de klantenservice-medewerker heeft gemaakt door de korting niet mee te rekenen was ten gunste van de consument en zal verder ook niet gecorrigeerd worden).
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de commissie in grote lijnen het standpunt van de ondernemer. Anders dan de consument kennelijk meent is in dit geval geen sprake van een sommenverzekering. De ondernemer kan moeilijk afgaan op een bedrag dat door de consument bij het afgeven van het pakket is genoemd; van een overeenkomst met betrekking tot het bedrag is dan ook geen sprake. De bewijslast van de waarde van de inhoud van het pakket ligt bij de consument. Naar het oordeel van de commissie mocht de ondernemer daarbij afgaan op de factuur die de consument ten bewijze van zijn claim heeft overgelegd. Naar het oordeel van de commissie is het door de ondernemer\ toegepaste afschrijvingspercentage niet zodanig onredelijk dat dit tot gegrondverklaring van de klacht zou moeten leiden. De klacht treft geen doel.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Post, bestaande uit mr. D.J. Buijs, voorzitter, drs. G.J.F.M. Klaas en mr. P. P. van der Neut, leden, op 7 december 2023.