
Commissie: Taxivervoer
Categorie: Prijs
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
TAX05-0010
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer juist heeft gehandeld bij het maken van een afspraak en de uitvoering daarvan met betrekking tot gesubsidieerd vervoer.
De consument heeft op 22 maart 2005 en later de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Bij het boeken van een taxi voor haar gehandicapte dochter heeft de ondernemer onvoldoende aandacht besteed aan haar vragen met betrekking tot de toepasselijke regelingen en verzuimd aan te geven hoe duur de taxirit zou zijn. Bovendien beklaagt ze zich over de wijze van inning van de betreffende volgens de ondernemer verschuldigde som.
De consument verlangt terugbetaling van hetgeen meer betaald moest worden boven datgene wat krachtens toepasselijke regelingen door de ondernemer of door een andere ondernemer redelijkerwijs in rekening zou zijn gebracht.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft zich gemeld met een OV-pas en op basis van die regeling is de afspraak gemaakt. Aan de consument is de ritprijs opgegeven en vervolgens is de afspraak voor de betreffende rit gemaakt. Wel is juist dat bij het innen van het beweerdelijk verschuldigde bedrag onjuist is opgetreden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Van de volgende gang van zaken kan worden uitgegaan.
De dochter van de consument is opgenomen in de nationale selectie voor tennis voor gehandicapten en heeft in verband daarmee de trainingen te volgen. In december heeft zij met het oog daarop een vervoersarrangement geboekt met VALYS waarvoor zij heen en terug in totaal € 35,– diende te betalen. Vanaf 1 januari 2005 zijn de vergunningen en contracten voor de betreffende ondernemers veranderd. De consument is in het bezit van een groot aantal kortingspassen en heeft met het oog op een vervoer op 26 februari 2005 van Zandvoort naar Renkum gebeld met de ondernemer en aangegeven dat men de beschikking had over verschillende kortingspassen en de vraag gesteld of men bij de ondernemer moest zijn. Daarop is bevestigend geantwoord en zijn afspraken gemaakt over de rit. Nadat de heenreis was geweest heeft de chauffeur in overleg met de consument gewacht voor de terugreis en bij het einde van de terugreis diende in plaats van de verwachte € 35,– een bedrag van in totaal € 307,– dan wel € 308,– te worden afgerekend. Overleg met het kantoor van de ondernemer heeft er niet toe geleid dat anders dan contant kon worden afgerekend, hetgeen tot de nodige problemen aanleiding heeft gegeven. Nadat de onderhavige klacht was ingediend heeft de ondernemer toegegeven dat in elk geval voor de begeleider niet behoefde te worden betaald, zodat het totaal verschuldigde bedrag van in totaal € 307,– is teruggebracht tot € 153,50.
In geschil is thans of dit hele bedrag verschuldigd is dan wel slechts een bedrag van € 35,– zoals verwacht kon worden volgens de consument.
In een geval als het onderhavige komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs over en weer aan hun uitlatingen hebben kunnen toekennen.
De commissie is van oordeel dat in elk geval bij de ondernemer en de collega-ondernemer bekend is dan wel behoort te zijn dat aanbestedingen van gehandicaptenvervoer op tal van momenten geschieden en tal van verschillende modaliteiten kennen. Onder deze omstandigheden ligt het op de weg van een ondernemer als in casu om, wanneer de consument aangeeft verschillende faciliteiten te bezitten voor kortingen op vervoersreglementen, na te gaan dan wel behulpzaam te zijn bij het kiezen van de meest voordelige vervoersvorm. In het bijzonder gaat het er dan om dat wanneer de vraag wordt gesteld naar een boven- of buitenregionaal vervoer, bezien wordt of de consument geen aanspraak kan maken op enig andere regeling die aanzienlijk goedkoper is. Voorts blijkt uit het overgelegde overzicht van het werkproces dat de ritprijs bij de boeking genoemd diende te worden. De ondernemer stelt dat dit het geval is geweest terwijl de consument zegt dat dit bepaald niet het geval is geweest, daaraan toe voegende dat als men gehoord zou hebben welke prijs betaald diende te worden, men voor een uur tennis een dergelijke som niet zou hebben betaald. Van de kant van de ondernemer is op dit punt betoogd dat gesprekken als deze allemaal worden opgenomen zodat de opdracht geverifieerd kan worden. In het onderhavige geval is er evenwel sprake geweest van een storing in de betreffende apparatuur zodat het gesprek niet kan worden gereproduceerd. De commissie is van oordeel dat op dit essentiële punt de bewijslast en dus ook bewijsrisico ligt bij de ondernemer zodat het niet kunnen bewijzen daarvan voor zijn rekening en risico behoort te komen. Dit klemt temeer omdat de commissie van oordeel is, had de consument de betreffende prijs gehoord, alleszins voor de hand liggend is dat zij dan van de rit had afgezien.
Eén en ander impliceert dat de onderhavige rit normaal gesproken niet meer dan € 35,– zou hebben gekost zodat € 118,50 teveel is betaald die dient te worden terugbetaald.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 118,50. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Taxivervoer, op 2 augustus 2005.