Commissie: Taxivervoer
Categorie: Schadevergoeding
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
89796
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een klacht van de consument naar aanleiding van een door haar gemaakte val bij het uitstappen uit een rolstoeltaxi, met als gevolg een gebroken knie. Zij verlangt excuses, erkenning van de fout, eventuele financiële genoegdoening voor geleden pijn en (opnieuw) drie maanden opname in een verpleeghuis alsmede bezoekkosten van haar echtgenoot.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 26 juni 2014 moest zij van de dagbesteding te [ plaatsnaam] met “de rolstoeltaxi” van de ondernemer naar therapie bij verpleeghuis [naam verpleeghuis]. Bij vertrek was zij, gezeten op haar scootmobiel, met de lift van het voertuig aan boord gebracht. Bij aankomst moest zij van de chauffeur “volgens de regels” zelf het voertuig verlaten via de zijdeur en het afstapje met behoorlijk hoge treden. Volgens getuigen heeft de chauffeur haar niet ondersteund en gaf haar uitsluitend de instructie dat zij zich aan de stangen moest vasthouden. Bij het verlaten van het voertuig viel zij en brak haar rechterknie. De instructies aan de chauffeurs houden in dat deze de reiziger zonodig begeleidt bij het instappen en, zo begrijpt de commissie het standpunt van de consument, derhalve ook bij het uitstappen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer, zoals dat in de overgelegde stukken en het verweer van de ondernemer d.d. 7 november 2014 naar voren komt, luidt in hoofdzaak als volgt.
Zij heeft het vervoer doen verrichten door een onderaannemer, die zij heeft voorzien van haar instructies voor het vervoeren van scootmobiel gebruikers die zij ook contractueel aan haar onderaannemers oplegt. Deze instructies houden in dat scootmobiel gebruikers uit veiligheidsoverwegingen niet op hun scootmobiel mogen worden vervoerd. Om die reden dienen zij, aangezien zij nog in enige mate geacht moeten worden mobiel te zijn, zelf het voertuig te betreden (de commissie begrijpt: en te verlaten). Weliswaar heeft de chauffeur van [naam taxibedrijf] gehandeld overeenkomstig deze instructies, maar hij heeft niet volledig volgens het protocol gehandeld door de consument niet te helpen. De consument dient zich voor haar schade te richten tot [naam taxibedrijf] die feitelijk het vervoer heeft verricht. Niettemin heeft de ondernemer excuses aan de consument aangeboden.
Ter zitting heeft de ondernemer nog onweersproken aangevoerd dat de zaak, voor zover zij weet, inmiddels is aangemeld bij de aansprakelijkheidsverzekeraar van [naam taxibedrijf].
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie overweegt ambtshalve dat de consument ontvankelijk is in de klacht, zulks gelet op art. 5 aanhef en onder b. van het Reglement Geschillencommissie Taxivervoer per 1 januari 2014, luidende dat de consument niet ontvankelijk dient te worden verklaard indien en voor zover het geschil betrekking heeft op lichamelijk letsel en het financieel belang € 5.000,– te boven gaat. Hoewel de klacht betrekking heeft op het veroorzaken van lichamelijk letsel en de consument de door haar verlangde financiële genoegdoening niet nader heeft gespecificeerd, moet er van worden uitgegaan dat de door de consument geleden schade de € 5.000,– niet zal overtreffen.
De ondernemer kan zich er niet op beroepen dat zij het vervoer heeft uitbesteed aan de onderaannemer, met als gevolg dat de consument zich met haar klacht en schade tot laatstbedoelde zou moeten wenden. De ondernemer staat jegens de consument in voor de deugdelijke prestatie van degene die zij als onderaannemer bij de uitvoering van de vervoersovereenkomst inschakelt. Het feit dat de door de consument geleden schade is aangemeld bij de aansprakelijkheidsverzekeraar van [naam taxibedrijf] maakt dat niet anders.
De ondernemer heeft erkend dat de chauffeur van [naam taxibedrijf] bij het uitstappen uit de taxi door de consument niet juist heeft gehandeld. De ondernemer heeft voorts niet betwist dat het door de consument daarbij opgelopen letsel, een gebroken knie, het gevolg is geweest van dat onjuiste handelen. Daarmee staat de aansprakelijkheid van de ondernemer jegens de consument voor de gevolgen van het ongeval vast.
Uit de stukken en hetgeen is besproken ter zitting is gebleken dat de ondernemer het ongeval betreurt en zich dienaangaande jegens de consument heeft verontschuldigd. Derhalve is de klacht voor zover gericht op het verkrijgen van excuses van, en erkenning van de fout door, de ondernemer niet gegrond.
Voor zover de klacht strekt tot het verkrijgen van een financiële genoegdoening voor de door de consument geleden pijn en haar hernieuwde opname (immateriële schade) alsmede voor ziekenhuisbezoek door haar echtgenoot (materiële schade), is deze gegrond, ook al heeft de consument haar schade niet gespecificeerd.
Er is aanleiding om aan de ondernemer bij wijze van voorschot een betalingsverplichting jegens de consument op te leggen tot een bedrag waarvan de commissie meent dat het ten minste de schadevergoeding is waarop de consument recht heeft, en wel € 900,– wegens immateriële schade (gederfde levensvreugde wegens pijn en drie maanden opname) en € 100,– wegens materiële schade (geschatte kosten ziekenhuisbezoek echtgenoot), totaal € 1.000,–
Zou de consument te zijner tijd menen dat zij in aanvulling daarop ten onrechte niet of onvoldoende schadeloos zal zijn gesteld door de aansprakelijkheidsverzekeraar van de onderaannemer, dan staat het haar vrij de ondernemer aan te spreken voor hetgeen zij meent dat haar alsnog, boven het thans toe te kennen bedrag van € 1.000,– vermeerderd met hetgeen haar eventueel door bedoelde verzekeraar wordt uitgekeerd, toekomt. In dat geval zal de commissie de nader te specificeren vordering van de consument jegens de ondernemer beschouwen als een nieuwe aanspraak, die bij geheel of gedeeltelijke afwijzing door de ondernemer bij wijze van nieuwe klacht aan de commissie kan worden voorgelegd.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht deels ongegrond en deels gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Verklaart de klacht ongegrond voor zover gericht op het verkrijgen van excuses van, en erkenning van de fout door, de ondernemer.
Verklaart de klacht overigens gegrond.
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.000,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 672,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Taxivervoer op 4 december 2014.