De ondernemer kan niet meer terugkomen op zijn overeenkomst tot het betalen van de courtage van zijn oude makelaar

De Geschillencommissie




Commissie: Makelaardij Zakelijke Markt    Categorie: Courtage    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 221510/245163

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Deze uitspraak betreft een geschil tussen een ondernemer en makelaar over de overeenkomst tot opdracht van de verhuur van een winkelpand. De ondernemer was niet helemaal tevreden met de makelaar omdat deze geen huurovereenkomst met een huurder aan kon gaan. Een andere makelaar van de ondernemer had wel succes. De makelaar wilde, ondanks dat hij geen succes had met de bemiddeling, alsnog een geldbedrag ontvangen. Dit vindt de ondernemer onredelijk. Volgens de ondernemer is de ondernemer wel een bedrag verschuldigd nu het pand is verhuurd aan de huurder waar de makelaar zelf ook contact mee had. Dit volgt uit de algemene voorwaarden van de brancheorganisatie. Tevens is de ondernemer ook akkoord gegaan met een gereduceerd courtagebedrag.

Wat is de beslissing?

Volgens de commissie heeft de ondernemer al akkoord gegeven op het betalen van een gereduceerd gelbedrag, zo als uit de stukken blijkt. Hier kan de ondernemer niet meer op terugkomen, nu de ondernemer geen beroep doet op een wilsgebrek bij het sluiten van die overeenkomst. De klacht van de ondernemer is dan ook ongegrond, en moet het geldbedrag aan de makelaar betalen.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Makelaardij zakelijk (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 5 april 2024 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

Onderwerp van het geschil

De ondernemer heeft de klacht voorgelegd aan de makelaar.

Het geschil betreft de opdracht tot bemiddeling bij verhuur van een winkelpand van de ondernemer die op 10 juni 2020 tot stand is gekomen. Deze is weliswaar niet ondertekend maar wel voor akkoord bevestigd door de ondernemer door middel van een e-mail. De opdracht tot bemiddeling is door de ondernemer op 4 april 2023 per e-mail ingetrokken: “Aan de samenwerking lag het niet maar ik wil toch eens een andere makelaar inschakelen.” Kort daarna is door bemiddeling van een andere makelaar het winkelpand verhuurd. De makelaar heeft aan de ondernemer een courtagenota gestuurd voor een bedrag van
€ 4.446,75, na 25% korting te hebben verleend. Per e-mail van 19 juni 2023 bericht de ondernemer aan de makelaar het volgende: “Om van het gezeur af te zijn en omdat een rechtzaak nog meer gaat kosten ga ik akkoord met het genoemde bedrag, veel plezier ermee. Gaarne nieuwe factuur en kreditnota oude factuur.” Op 11 december 2023 is de factuur door de ondernemer betaald.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De makelaar had in februari/maart 2023 de gegevens van het winkelpand opgestuurd aan de potentiële huurder, [huurder]. Dat leidde niet tot een huurovereenkomst. Na 4 april 2023 heeft [tweede makelaar] wel met [huurder] een huurovereenkomst tot stand weten te brengen. Ondanks dat de makelaar geen succes had met de bemiddeling wil hij wel de courtage ontvangen. Dat vindt de ondernemer onredelijk. Hij is bereid een redelijke urenvergoeding aan de makelaar te betalen. Ook klaagt hij erover dat de ondernemer een deurwaarder voor de incasso heeft ingeschakeld terwijl hij de klacht reeds op 29 juni 2023 bij de commissie had ingediend.

Standpunt van de makelaar

Voor het standpunt van de makelaar verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Er geldt een opzegtermijn van drie maanden. Het pand is verhuurd aan een huurder met wie de makelaar al contact had voordat werd opgezegd. Op grond van artikel 16 van de Algemene Voorwaarden NVM voor Professionele Ondernemers is er in dat geval courtage verschuldigd. Uit coulance is er 25% korting toegepast. Bovendien heeft de ondernemer in zijn e-mail van 19 juni 2023 bevestigd dat hij akkoord is met betaling van het gereduceerde courtagebedrag. Daar houdt de makelaar de ondernemer aan.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De ondernemer heeft in zijn e-mail van 19 juni 2023 klip en klaar bevestigd dat hij akkoord is met het in rekening gebrachte courtagebedrag. Daarmee is tussen partijen een afspraak tot stand gekomen waarop de ondernemer niet terug kan komen, tenzij sprake is van een wilsgebrek. Daarop beroept de ondernemer zich echter niet. Reeds hierom krijgt de ondernemer geen gelijk.

Anders dan de ondernemer aanvoert hoefde de makelaar met de incasso via de deurwaarder niet te wachten tot na bekend worden van de uitspraak van de Geschillencommissie. Er is immers een betalingsafspraak gemaakt die de ondernemer niet is nagekomen.

Ten overvloede overweegt de commissie dat artikel 16 Algemene Voorwaarden inderdaad inhoudt dat de ondernemer de courtage is verschuldigd omdat tijdens de opzegtermijn alsnog een huurovereenkomst is gesloten met een partij die reeds in beeld was toen de verhuuropdracht met de makelaar nog liep. Dat is hier het geval omdat immers met Boekenvoordeel de huurovereenkomst is gesloten en daar had de makelaar reeds contact mee voorafgaande aan de opzegging door de ondernemer.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De klacht is ongegrond.

Het door de ondernemer verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij zakelijk, bestaande uit de heer mr. A.J.J. van Rijen, voorzitter, mevrouw J.P.J. de Kleermaeker, de heer A.C. Doeser, leden, op 5 april 2024.