Commissie: Reizen
Categorie: Accommodatie
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
114021
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 22 maart 2017 met de reisorganisator totstand¬ge¬komen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor 3 personen naar Ibiza (Spanje) met verblijf in een hotel op basis van all inclusive voor de periode van 28 juli 2017 t/m 4 augustus 2017 voor de som van € 2.525,–
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.
De door mij geboekte accommodatie bleek niet te voldoen aan de beschrijving zoals de reisorganisator deze heeft gedaan op zijn website. De reisorganisator betwist mijn klachten niet en heeft mij een transactievoorstel gedaan van 30% van de verblijfskosten, te weten € 460,–. Ik kan me hier niet mee verenigen. Teneinde tot een minnelijke schikking te komen, heb ik de klacht nogmaals voorgelegd aan de reisorganisator, die een tweede voorstel heeft gedaan. Inmiddels heeft de reisorganisator mij laten weten dat hij geen aanleiding ziet het schikkingsvoorstel aan te passen, omdat ik de reisorganisator tijdens mijn verblijf niet in de gelegenheid heb gesteld om een oplossing te zoeken.
Echter, de reisorganisator wist reeds enkele maanden vóór mijn vertrek dat de door mij geboekte accommodatie geen volledig gerestaureerd viersterrenhotel zou worden. Hij had ruim voldoende de gelegenheid mij vooraf een passend alternatief aan te bieden. Dat heeft hij niet gedaan.
Ter zitting heeft klager nog aangevoerd dat het hotel niet meer dan een tweesterrenhotel was dat niet volledig gerenoveerd was. Het klopt dat ik geen contact heb opgenomen met de reisleiding ter plaatse, noch met de reisorganisator in Nederland, teneinde mijn klacht bespreekbaar te maken.
Klager stelt niet tevreden te zijn met het aanbod van de reisorganisator van 30 augustus 2017 en verlangt een vergoeding van € 2.260,–.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.
Volgens klager was het betreffende hotel geen viersterrenhotel. Om die reden heeft hij direct na aankomst een ander hotel geboekt en is hij de volgende ochtend uitgecheckt. Op 30 juli 2017 heeft klager contact opgenomen met onze reisleiding ter plaatse om mee te delen dat hij elders verbleef.
Conform artikel 19 van de ANVR-Reisvoorwaarden had klager onze reisleiding tijdig op de hoogte moeten brengen van zijn ontevredenheid. Dat heeft hij niet gedaan, waardoor we geen oplossing hebben kunnen aanbieden.
Desalniettemin hebben wij begrip getoond voor de opmerkingen van klager. Die opmerkingen in combinatie met andere klantbeoordelingen hebben ertoe geleid dat we de classificatie hebben aangepast van 4 sterren naar 3,5 ster. Daar dit vóór vertrek van klager niet aan de orde was, hebben wij hem daarover voorafgaand aan zijn vakantie niet geïnformeerd.
Het is ons wel duidelijk geworden dat de betreffende accommodatie niet geheel aan de standaarden voor een [merknaam] hotel voldoet. Met dit gegeven hebben wij klager een compensatie aangeboden van gemiddeld 30% van de verblijfskosten. Dit komt voor klager neer op een bedrag van € 460,–.
De reisorganisator heeft op 30 augustus 2017 een vergoeding aangeboden van € 460,–.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 19 van de ANVR-Reisvoorwaarden dient een reiziger contact te nemen met de reisleiding om zijn klacht kenbaar te maken. In geval dat niet of niet snel genoeg tot de mogelijkheden behoort, dient de klacht te worden voorgelegd aan de reisorganisator in Nederland. Klager heeft in het geheel geen contact opgenomen, noch met de reisleiding noch met de reisorganisator, zodat hij de reisorganisator niet in de gelegenheid heeft gesteld om nog tijdens het verblijf van klager te zoeken naar een passende oplossing. Reeds om die reden dient de klacht ongegrond verklaard te worden.
Ondanks het feit dat klager zich niet heeft gehouden aan het gestelde in artikel 19 van de ANVR-Reisvoorwaarden, heeft de reisorganisator hem een vergoeding aangeboden van € 460,–. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de reisorganisator desgevraagd verklaard dat het aanbod van
€ 460,– nog steeds staat, in die zin dat de reisorganisator nog steeds bereid is om dat bedrag aan klager te betalen.
Gelet op het voorgaande zal de klacht ongegrond worden verklaard. Wel geeft de commissie de reisorganisator in overweging om zijn aanbod gestand te doen.
Derhalve wordt beslist als volgt.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond, zodat het door klager verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 16 februari 2018.