
Commissie: Recreatie
Categorie: Overlast
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REC04-0045
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Dit betreft een door de ondernemer doorgevoerde prijsverhoging.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument klaagt over het feit dat door de ondernemer een te hoge huurstijging is opgelegd voor het jaar 2004 en daarna. De recreant stelt dat de tariefwijziging te hoog is en te laat is doorgevoerd en dus geen effect mag hebben.
Daarnaast maakt de consument aanspraak op een korting op de huurprijs vanwege ongemakken, ondervonden als gevolg van werkzaamheden.
De consument heeft een bedrag van € 1.714,64 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de beweegredenen voor de tariefsverhoging gelegen zijn in een drastische kwaliteitsverbetering op het recreatiepark.
De ondernemer voert aan dat bij brief van 29 september 2003 door de toenmalige exploitant een aankondiging van het voorgenomen verbeteringsproces en een daarmee gepaard gaande stijging van de tarieven voor 2004 heeft meegedeeld. Bij schrijven van 24 december 2003, direct na de juridische overname door het recreatiepark, hebben wij een uitgebreid pakket van verbeteringen onder de aandacht van de jaargasten gebracht, aldus de ondernemer. Middels de nieuwsbrief van januari 2004 werden de tarieven voor 2004 kenbaar gemaakt en middels de nieuwsbrief van 17 februari 2004 worden meer details met betrekking tot de herstructurering onder de aandacht gebracht, zo stelt de ondernemer.
De ondernemer stelt zich op het standpunt dat voor vaste plaatsen met een overeenkomst van voor 1 januari 2003, de Recron voorwaarden 1998 van toepassing zijn. De ondernemer stelt de uiterste zorgvuldigheid te hebben betracht met betrekking tot het naleven van de voorwaarden. Waar een mogelijk conflict met de inhoud van artikel 6, lid 2 b wordt vermoed, beroept de ondernemer zich op de aanwezigheid van de onvoorziene omstandigheid met betrekking tot het drie jaar vooruit kijken, hetgeen in het kader van een omvangrijk proces als het onderhavige redelijk is en ook in het belang van de huurders niet als zodanig mag worden verweten. Volgens de ondernemer is in het feit dat de overname eerst definitief was beklonken op 24 december 2003, een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 4 lid 5 gelegen. Volgens de ondernemer kan in deze kwestie worden gesteld dat het feit dat mogelijk rondom de overgang van de onderneming naar de nieuwe eigenaar een periode van onduidelijkheid heeft bestaan, niet onbegrijpelijk is. De ondernemer stelt ernaar gestreefd te hebben de gasten zoveel en tijdig mogelijk op de hoogte te houden van de ontwikkelingen.
Tenslotte voert de ondernemer aan dat waar sprake is van een miljoeneninvestering, momenten van ongemak niet te vermijden zullen zijn. Daarom is ook gekozen voor een gefaseerde doorvoering van de tariefwijziging, aldus de ondernemer.
Beoordeling van het geschil
Bij brief van 29 september 2003 heeft de toenmalige exploitant van de camping aan de consument meegedeeld dat in verband met de overname en een ambitieus kwaliteitsverbeteringproces, gepaard gaande met een herstructurering van het terrein, rekening moet worden gehouden met een aanmerkelijke stijging van de tarieven voor 2004.
Bij brief van 24 december 2003 heeft de directie van het recreatiepark de consument ingelicht over het feit dat de onderneming was overgenomen. In de brief wordt een groot aantal werkzaamheden/verbeteringen aangekondigd en medegedeeld dat dit mogelijk gedurende enige tijd tot hinder aanleiding zal kunnen geven. Voor wat betreft prijswijzigingen bevat de brief de volgende passages:
De huurprijs aanpassing wordt individueel beoordeeld en zal zo’n 15-30% voor 2004 en een soortgelijke aanpassing voor 2005 bedragen.
…
De voor u geldende prijs zal begin januari 2004 middels een jaarnota aan u worden medegedeeld. Aansluitend aan deze brief heeft u 30 dagen de mogelijkheid uw jaarplaats-overeenkomst op grond van de verhoging op te zeggen.
Over het jaar 2003 zijn aan de consument de volgende bedragen in rekening gebracht:
huur jaarplaats € 1.013,–
elektra en water € 79,40
€ 96,–
milieuheffingen € 145,50
toeristenbelasting € 130,56
totale huursom
te betalen € 1.464,46
Over 2004 is aan de consument een huurprijs voor de jaarplaats in rekening gebracht van
€ 1.580,– vermeerderd met een bedrag van € 134,64 voor toeristenbelasting derhalve in totaal € 1.714,64. In laatstgenoemde bedrag – dat door de consument in depot is gestort in afwachting van een beslissing van de commissie – is geen verbruik van water en elektriciteit begrepen.
Daarnaast is aan de consument medegedeeld dat € 80,– per jaar verschuldigd is voor iedere persoon boven een getal van vier, deel uitmakend van het gezin van de consument.
Voor wat betreft de vraag naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden geldt naar het oordeel van de commissie het volgende.
De commissie stelt vast dat in 2003 geen rechtens relevante mededelingen aan de consument zijn gedaan. De brieven van 29 september, respectievelijk 24 december 2003 bevatten geen mededelingen van prijswijzigingen die beantwoorden aan de eisen van de Recron-voorwaarden. De oude Recron-voorwaarden, die in dit geval gelding hebben behouden tot en met 2003, bepaalden in artikel 6 lid 2 onder a dat de ondernemer voor het einde van het kalenderjaar schriftelijk aan de consument bekendmaakt wat de prijs voor het komende jaar is. De twee hiervoor genoemde brieven bevatten een dergelijke mededeling niet. Eerst de factuur van januari 2004 geeft duidelijkheid over de nieuwe prijs.
Op 1 januari 2004 zijn de nieuwe Recron-voorwaarden van toepassing geworden op de overeenkomst. Die voorwaarden verplichten de ondernemer jaarlijks drie maanden voor het einde van het overeenkomstjaar aan de consument schriftelijk bekend te maken wat het jaargeld voor de komende jaren is. Ingevolge die voorwaarden heeft de ondernemer eenmaal per jaar het recht het jaargeld te verhogen en geldt een aankondigingtermijn van 24 maanden indien de prijs aanmerkelijk wordt verhoogd.
Deze bepaling is geschonden. Hier heeft geen tijdige, schriftelijke bekendmaking voor het einde van het jaar plaatsgevonden. Bovendien is sprake van een aanmerkelijke verhoging in het onderhavige geval. Daarvan is naar het oordeel van de commissie reeds sprake indien de prijsverhoging meer dan 10% bedraagt, hetgeen het geval is. Het beroep op onvoorziene omstandigheden zou de ondernemer toekomen indien de oude Recron voorwaarden gelding zouden hebben. Dat is echter zoals hiervoor overwogen niet het geval en bovendien kan het uitblijven van de totstandkoming van een overeenkomst waarbij de ondernemer zelf een van de partijen is, niet worden uitgelegd als een onvoorziene omstandigheid. Van dat laatste is slechts sprake bij omstandigheden buiten de invloedssfeer van de ondernemer.
Er is ook geen reden de strikte voorschriften met betrekking tot prijswijzigingen hier terzijde te stellen op grond van de redelijkheid, zoals de ondernemer ter zitting heeft doen betogen. Artikel 4 van de Recron voorwaarden bevat een gedetailleerde regeling welke recent is totstandgekomen na overleg met de consumentenbond en de ANWB. De regeling beoogt de consument duidelijkheid te geven en bescherming te bieden tegen niet tijdig aangekondigde, aanmerkelijke prijsverhogingen. Het enkele feit dat de ondernemer in het onderhavige geval pas in de loop van december definitieve overeenstemming heeft bereikt met zijn rechtsvoorganger over de overname van het recreatiepark kan geen reden zijn het bepaalde in artikel 4 buiten toepassing te laten. De ondernemer wordt geacht op de hoogte te zijn geweest van de bescherming die de Recron voorwaarden de consument bieden op dit onderdeel.
De klacht met betrekking tot de ontijdige prijswijziging is derhalve gegrond. De consument is over het jaar 2004 niet meer huur verschuldigd dan over 2003.
Daarbij beslist de commissie dat het in rekening brengen van een bedrag van € 80,– per persoon voor zover het aantal gezinsleden van de consument meer dan vier bedraagt, het karakter heeft van een huurverhoging en daarmee de tevens door de schending van artikel 4 getroffen wordt.
Ook de klacht met betrekking tot de overlast als gevolg van werkzaamheden op het park is gegrond. Ter zitting is vast komen te staan dat het kampeermiddel tot in de loop van de maand juli 2004 niet per auto bereikbaar is geweest als gevolg van werkzaamheden aan de infrastructuur. Eveneens is vast komen te staan dat tot 26 juni 2004 het binnenbad gesloten was en daarna slechts beperkt toegankelijk. Dat dit het gevolg is geweest of mede het gevolg is geweest van overheidsingrijpen zoals door de ondernemer is betoogd, kan aan de consument niet worden tegengeworpen. Dergelijke omstandigheden komen voor risico van de ondernemer. Hetzelfde geldt ten aanzien van de sluiting van het buitenbad. Voorts staat vast dat tot 16 augustus 2004 geen of zeer gebrekkige straatverlichting heeft gefunctioneerd.
Tenslotte heeft de consument aannemelijk gemaakt dat de tennisbaan, midgetgolf en trampolines niet steeds beschikbaar waren.
Met name op grond van het feit dat door werkzaamheden de toegankelijkheid van de camping tot in de loop van het hoogseizoen onmogelijk is geweest, acht de commissie het redelijk te beslissen dat over het jaar 2004 een korting van 30% op de verschuldigde jaarhuur wordt verleend als compensatie voor niet genoten recreatiegenot.
Een en ander voert tot de volgende slotsom. De consument is € 1.013,– te verminderen met 30%, derhalve € 709,10 verschuldigd, te vermeerderen met toeristenbelasting over 2004 zijnde € 134,64 is in totaal € 843,74.
Op laatstgenoemde bedrag brengt de commissie in mindering het door de ondernemer aan de consument te vergoeden klachtengeld van € 32,50 en de door de ondernemer aan de commissie verschuldigde behandelingskosten van € 90,–.
Derhalve wordt als volgt beslist
Beslissing
De commissie bepaalt dat de consument over het jaar 2004 € 843,74 verschuldigd is aan de ondernemer.
De consument is geen vergoeding verschuldigd voor gebruikmaking van het kampeermiddel met meer dan vier personen uit zijn gezin.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist de Geschillencommissie Recreatie op 7 januari 2004.