Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: Deskundigenonderzoek/-rapport
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
INS98-0003
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 3 juni 1997 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het vervangen van dakgoten tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van ƒ 1.145,– (exclusief BTW). De levering is geschied op 26 augustus 1997. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak: In juni 1997 heb ik samen met mijn buurman de dakgoten voor en achter laten vervangen; de offerte is uitgebracht aan mijn buurman en ik heb mijn helft betaald. Reeds dezelfde dag bleek dat de goot fors lekte. Ik heb hierover gebeld en de ondernemer veronderstelde dat het mogelijk om een verstopping ging. Dat bleek inderdaad het geval te zijn, maar er bleek wel degelijk ook een – klein – lek te zijn. Dat hebben wij weer gemeld maar dat is nooit gerepareerd. Telkens kwam er iets tussen. Ik wil dat dit lek wordt hersteld. Nadat het werk was uitgevoerd, bleek dat het rolluik dat direct onder de dakgoot zit niet meer goed functioneerde. Bij onderzoek bleek, dat de kap was ingedeukt doordat de beugels van de dakgoot er tegenaan zaten. Een noodreparatie kostte ¦ 140,– maar definitieve reparatie kost veel meer. Ik wil dat dit vergoed wordt. Als de ondernemer zegt dat die kap is ingedeukt doordat de rolluikmonteur zijn ladder tegen de goot heeft gezet waardoor deze naar beneden werd gedrukt kan ik in de eerste plaats opmerken, dat de monteur zijn ladder naast het raam, tegen de muur heeft geplaatst, en bovendien, dat die monteur juist moest komen omdat het rolluik al defect was geraakt. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak: In de eerste plaats wens ik op te merken dat ik met de buurman een contract had gesloten; later heeft de consument blijkbaar tegen de monteur gezegd dat de rekening moest worden gesplitst. Nadat de consument een lekkage had gemeld heb ik gezegd dat het wel eens om een verstopping kon gaan, en dat bleek ook zo te zijn. Daarna is mij niets meer bekend geworden over een lekkage, maar als die er is moet die natuurlijk hersteld worden. Ik heb nog wel een opmerking te maken over de gang van zaken bij gelegenheid van het opmaken van het deskundigenrapport. Aanvankelijk had ik daarbij willen zijn, maar er kwam iets tussen en dat heb ik toen doorgegeven aan uw secretariaat. Mij werd toen gezegd, dat dit niet zoveel uitmaakte, omdat de deskundige toch hoofdzakelijk afging op zijn eigen waarnemingen zonder zich daarbij door de partijen te laten beïnvloeden. Als ik het rapport lees, staan daar echter zaken in die de deskundige enkel van de consument kan weten. Ook inhoudelijk ben ik het er niet mee eens. In verschillende streken in het land pleegt men verschillende soldeertechnieken te gebruiken. Als die deskundige uit een andere streek komt, kan het goed zijn dat hij soldeerwerk als slecht beoordeelt omdat hij een andere methode is gewend. Wat de deuken in het rolluik betreft: ik heb gezien dat de monteur van het rolluik zijn ladder tegen de goot aanzette. Zo’n goot zal altijd wat doorveren. Overigens spijkeren wij de beugels altijd; daarmee is niets mis. Wij hebben de goot een centimeter boven het rolluik gemonteerd, en wel zo hoog als maar mogelijk was met deze beugels. Deskundigenrapport De door de Commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voorzover thans van belang, het volgende vastgesteld. Doordat andere gootbeugels zijn gebruikt dan voorheen hangt de goot iets lager dan de oude goot. De beugels zijn gespijkerd in plaats van geschroefd, waardoor de draagkracht minder wordt. Er zit geen ruimte tussen de gootbeugels en de rolluikkap, waardoor de beugels in de kap drukken. Het soldeerwerk is beslist onvoldoende en aan de achterzijde onvoldoende omhoog gesoldeerd, en is zonder meer slecht te noemen. De goot aan de achterzijde lekt naast het raam enigszins. Beoordeling van het geschil De Commissie heeft het volgende overwogen: Het commentaar van de ondernemer op het deskundigenbericht is in zoverre terecht, dat onder de "constateringen" van de deskundige tevens aspecten zijn genoemd, die kennelijk berusten op mededelingen van de consument. Mitsdien zal de commissie enkel rekening houden met die zaken, die kennelijk ter plaatse door de deskundige zijn waargenomen, zoals hierboven weergegeven. Wat het soldeerwerk betreft: indien en voorzover er al regionaal bepaalde verschillen in soldeertechniek mochten bestaan, dan nog zullen die alle aan bepaalde vereisten van vakmanschap moeten voldoen. De deskundige moet geacht worden op de hoogte te zijn van het bestaan van de diverse technieken en deze te kunnen beoordelen. Het spreekt voor zich dat de beoordeling van de deskundige berust op een waardeoordeel zijnerzijds, doch hij is nu juist aangezocht om vanuit zijn deskundigheid een dergelijke waardering te geven. Op grond van het rapport komt de commissie tot de conclusie dat het soldeerwerk hersteld dient te worden. Overeenkomstig zijn aanbod dient de ondernemer daartoe in de gelegenheid te worden gesteld. Wat het rolluik betreft: het relaas van de ondernemer, dat erop neerkomt dat de beschadiging aan het rolluik veroorzaakt kan zijn doordat de rolluikmonteur zijn ladder tegen de dakgoot heeft aangezet, wordt door de commissie gepasseerd. Vooreerst heeft de consument betwist dat dit feitelijk het geval geweest zou zijn. Voorts heeft hij terecht erop gewezen, dat het rolluik voor het bezoek waar de ondernemer op doelde, na het uitvoeren van de werkzaamheden door de ondernemer, reeds defect was geraakt. En tenslotte acht de commissie het onwaarschijnlijk dat indien een ladder tegen een dakgoot wordt geplaatst – waarbij de kracht vrijwel geheel in horizontale richting op de rand van de dakgoot wordt uitgeoefend – deze meer dan een centimeter naar beneden door zou kunnen veren, zelfs in die mate dat daardoor de kap van de rolluik en delen van het zich daaronder bevindende rolluik zo ernstig zouden kunnen worden beschadigd, dat dit niet meer functioneert. De wijze van bevestiging van de beugels speelt mogelijk een rol. Op zichzelf genomen kan niet gezegd worden dat het spijkeren daarvan onvoldoende zou zijn. Aannemende echter dat de dakgoot met de gebruikte beugels niet hoger kon worden geplaatst, was het dus zaak ervoor te zorgen die beugels zo goed mogelijk te bevestigen, hetgeen kennelijk in het onderhavige geval met zich bracht dat de beugels bij voorkeur geschroefd hadden moeten worden. Kennelijk is het thans het eenvoudigste om het rolluik lager te doen plaatsen. De kosten daarvan komen voor rekening van de ondernemer, overeenkomstig de daartoe ingediende offerte van [een derde bedrijf] d.d. 8 november 1997, met dien verstande dat de commissie niet vermag in te zien dat de opgevoerde "expertisekostenkosten pro forma nota" voor vergoeding in aanmerking zouden komen, daar immers gebruikelijk is dat dergelijke kosten niet berekend worden indien de reparatie daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De ondernemer dient dus te betalen: ¦ 875,50, minus ¦ 100,–, plus ¦ 119,15 (noodreparatie), samen ¦ 894,65 te vermeerderen met BTW, derhalve in totaal ¦ 1.051,21. Op grond van voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is en dat als volgt dient te worden beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van ƒ 1.051,21. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. De ondernemer voert de volgende werkzaamheden uit: Herstel soldeerwerk en lekkage dakgoot. De ondernemer brengt de consument ter zake geen kosten in rekening. Een en ander dient te geschieden binnen een termijn van 4 weken na de verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien betaalt de ondernemer overeenkomstig het reglement van de Geschillencommissie Installerende Bedrijven aan de consument een bedrag van ƒ 175,– en een bedrag van ƒ 350,– aan de Commissie als bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil. Indien het herstel door handelen of nalaten van de ondernemer niet binnen de gestelde termijn is geschied, betaalt de ondernemer aan de consument in plaats daarvan een vergoeding van ƒ 500,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 18 juni 1998.