Commissie: Verbouwingen en nieuwbouw
Categorie: Opleverklachten
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
87755
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de uitvoering en oplevering van verbouw-/nieuwbouwwerkzaamheden aan de woning van de consument.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument komt in het kort op het volgende neer.
Vorig jaar heeft de ondernemer een aanbouw gerealiseerd. Wat volgde was een hogere rekening ondanks afspraak dat er sprake zou zijn van een “all-in” tarief. Voorts zijn er in en aan de uitbouw gebreken ontstaan. Nadat meerdere mensen met bouwkundige achtergrond de consument in de maanden na oplevering erop wezen dat de kwaliteit van de aanbouw twijfelachtig was, heeft zij in januari 2014 een bouwkundig expert ingeschakeld om een onafhankelijk oordeel te geven over de kwaliteit van de uitbouw. Deze deskundige heeft geconstateerd dat de kwaliteit van de verbouwing niet voldoet aan de daarvoor gehanteerde normen. De ondernemer blijft het tegendeel beweren en wenst volgens de consument niet op een constructieve manier mee te werken. De ondernemer erkent fouten niet en blijft praten over ‘verkeerde verwachtingen’ bij de consument.
De consument heeft puntsgewijs de volgende klachten:
1. de ondernemer heeft ten onrechte een meerwerkfactuur gestuurd;
2. dakafwerking met beschadigde daktrim, gebruik onjuiste materialen, plasvorming op dak, dakbedekking niet conform brandvoorschriften uitgevoerd;
3. slot openslaande deuren niet inbraakwerend volgens klasse 2/Politiekeurmerk;
4. te lichte uitvoering scharnieren t.o.v. deuren, waardoor deuren hangen en knellen. Inmiddels zijn de deuren zodanig kromgetrokken dat ze bijna niet meer open en dicht kunnen;
5. onvakkundige afwerking deurnaalden;
6. lekkage via kozijnvullingen;
7. kalf onderdorpels zonder waterhol uitgevoerd;
8. onjuiste bevestiging hemelwaterafvoer;
9. hoekaftimmering kozijnen niet haaks aangebracht;
10. stuitnaden aftimmering koud op elkaar aangebracht met kans op schade als gevolg van accumulatie;
11. boeiborden niet geventileerd aangebracht (zijn in oktober 2013, binnen een aantal maanden na oplevering, al een keer vervangen wegens kromtrekken), kans op inwendig condens;
12. glazen klapraam niet inbraakbestendig (weerstandheidsklasse 2): scharnieren vrij toegankelijk en fout geplaatst;
13. oneffenheden in stucwerk, afbrokkelen stucwerk rondom verwarmingsbuis in woonkamer. Dit laatste gebrek is ontstaan na de serviceperiode van 2 maanden tijdens de wintermaanden toen de cv installatie is aangezet;
14. lekkage in cv-leiding, na reparatie nog steeds niet opgelost.
De ondernemer wekt per mail steeds indruk mee te willen werken om een oplossing te vinden maar zodra er gesprekken plaatsvinden, is er niets meer van deze houding terug te vinden.
De consument verzoekt de commissie te beslissen dat de tekortkomingen, die geconstateerd zijn door een onafhankelijk bouwkundig expert, worden hersteld onder toezicht/keuring door een derde en bij voorkeur door een andere aannemer op kosten van de ondernemer, gelet op het verlies van vertrouwen in de ondernemer. Voorts vordert de consument de kosten voor het meerwerk terug (€ 556,75) en vordert zij een tegemoetkoming in de kosten van het bouwkundig expertiserapport (€ 267,41) en de kosten van bemiddeling door de deskundige met de ondernemer (€ 257,13).
Ter zitting heeft de consument haar standpunt nader toegelicht. Zij heeft daarbij onder meer aangegeven dat een aantal klachten na verloop van de serviceperiode is ontstaan. De consument is vertrouwend op de expertise van de ondernemer met de ondernemer in zee gegaan.
Zij is een volslagen leek op dit terrein. Omdat de consument niet direct aan de kunde van de ondernemer wilde twijfelen heeft zij, nadat zij van diverse kanten had vernomen dat de bouwkundige kwaliteit onvoldoende was, een onafhankelijke derde ingeschakeld om de verbouwing te beoordelen. Nadat deze deskundige heeft getracht met de ondernemer tot een oplossing te komen en zij er samen niet meer uitkwamen heeft de consument de klacht bij de commissie aanhangig gemaakt.
Het is niet zo dat de consument pas na ontvangst van het rapport van de door haar ingeschakelde deskundige voor het eerst haar klachten aan de ondernemer heeft kenbaar gemaakt. In de periode voorafgaand aan januari 2014 is de ondernemer een aantal keren verzocht om reparaties uit te voeren. Het betrof onder meer egalisatie van de vloer en het oplossen van diverse lekkages boven de deuren en de cv koppeling in de kruipruimte. Alle reparaties die zijn uitgevoerd zijn knullig verricht. De consument heeft geen vertrouwen meer in de ondernemer.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer komt in het kort hierop neer. Op 27 juli 2013 heeft de consument aan de ondernemer een opdracht vertrekt voor het realiseren van een uitbouw, het aanpassen van een aantal leidingen in de keuken en het stucen van de woonkamer en de keuken.
Tijdens het uitgraven van de fundering bleken leidingen (riolering en gas) in de grond te zitten die in het voortraject niet opgemerkt waren. Voor een goede fundering was het noodzakelijk dat de leidingen aangepast zouden worden. Hiervoor heeft de consument op 17 juni 2013 een meerwerk opdracht getekend voor een bedrag van € 556,75. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd en de bouw is voortgezet. Op 15 juli 2013 heeft de oplevering plaatsgevonden waarbij alleen het nog te plaatsen hardglazen klapraampje als opleverpunt is vermeld.
In de periode van 30 juli 2013 tot ongeveer eind oktober 2013 is nog een aantal werkzaamheden verricht. Het betrof:
– het egaliseren en een beetje ophogen van de vloer in de uitbouw tot het niveau in de keuken voor het leggen van laminaat;
– het vervangen van de hardhouten WBP verlijmde multiplex boeiboorden door garantieplex. Dit omdat het hardhouten multiplex, ondanks aanwijzingen van de leverancier, toch niet geschikt bleek te zijn voor het toepassen als boeiboord. De overgang van het fineer in de plaat zwol onder invloed van het vocht op. Dit gaf een erg bobbelige oppervlakte als beeld;
– De montagebeugels van de regenpijp zijn aangepast;
– Op verzoek van de consument is er een hardhouten lat met waterhol aangebracht op het kalf boven de deuren en de ramen. Dit na een melding van lekkage op 13 oktober 2013 via de sponning van de openslaande deuren.
Verder is er nog melding gemaakt van een lekkende koppeling van de CV installatie op 25 februari 2014. Ten tijde van de oplevering was het CV systeem buiten gebruik door het tijdelijk afgekoppeld zijn van een aantal radiatoren. Daarom was het onmogelijk het systeem op waterdichtheid
te controleren. Tussen 25 februari en 31 maart 2014 is de ondernemer langs geweest voor het repareren (aanpersen) van de koppeling. Vanwege de laag water in de kruipruimte is het aanpersen slechts gedeeltelijk gelukt. De lekkage kan verholpen worden als de kruipruimte droog is. De ondernemer heeft de consument voorgesteld om de ruimte leeg te pompen en heeft hiervoor een pomp aangeboden. Hierop heeft de consument niet gereageerd.
De ondernemer heeft naar aanleiding van de klachten de volgende opmerkingen:
Ad 1 (meerwerk): Voor het uitgevoerde meerwerk heeft de consument een opdracht gegeven. Zij heeft een factuur ontvangen en deze is ook voldaan. Het is de ondernemer niet duidelijk waarom de consument nu bezwaar aantekent. De ondernemer is van oordeel dat ten behoeve van het uitgraven van de fundering het verwijderen van puin en oude leidingen niet als meerwerk kan worden aangemerkt. In deze ging het echter om het opnieuw aansluiten van de riolering, hemelwaterafvoeren, omleggen en aanbrengen van mantelbuizen. Deze werkzaamheden waren ten tijde van het uitbrengen van de offerte niet voorzien en dienen als meerwerk te worden aangemerkt. De ondernemer is bereid om de kosten met betrekking tot het stucwerk, een bedrag van € 306,25 te crediteren.
Ad 2 (Dak): Tijdens de oplevering (15 juli 2013) is geen beschadigde daktrim geconstateerd. Ook in de service periode is niet gemeld dat de daktrim beschadigd is. Het rapport, met als datum 6 februari 2014 vermeldt voor het eerst een beschadigde daktrim. De periode tussen oplevering en constatering is bijna zeven maanden. De ondernemer acht zich niet meer aansprakelijk voor dit klachtonderdeel nu de klacht niet tijdens de serviceperiode is gemeld. De branchevereniging voor platte daken [naam branchevereniging] meldt dat enige plasvorming op daken toelaatbaar is. Het is onduidelijk hoeveel water er op het dak stond en onder welke omstandigheden dit geconstateerd is. Op het dak is een PIR isolatie toegepast. Deze isolatie voldoet aan de NEN 6069 norm.
Ad 3, 4, 5) (slot, scharnieren deurnaalden):
Voor deze punten geldt dat de melding van de mankementen gedaan is vijf maanden na het aflopen van de serviceperiode. Het zijn onderdelen van de uitbouw die je dagelijks in je handen hebt en duidelijk zichtbaar zijn. Verder heeft de consument gemeld dat ze hier door diverse vakmensen uit hun omgeving op gewezen zijn (zie de mail van 28 januari 2014). Het was dus redelijkerwijs mogelijk voor de consument de mankementen binnen de serviceperiode te melden. De onderdelen van de gemelde mankementen maken ook geen deel uit van de hechtheid van de constructie. (artikel 13 COVO). De ondernemer acht zich niet aansprakelijk voor de schade.
Ad 6) (kozijnvullingen): In het rapport van de door de consument ingeschakelde deskundige wordt voor het eerst melding gemaakt van lekkage via de kozijnvullingen. De consument heeft bij de ondernemer geen meldingen gedaan van lekkage en ook de ingeschakelde deskundige kon niet aangeven wanneer de lekkage zich voor het eerst heeft voorgedaan. Naar het oordeel van de ondernemer wordt de melding van lekkage uitsluitend gebaseerd op de waarneming van het opgezwollen MDF. Dit is te weinig bewijs om te stellen dat de kozijnvullingen lekken. Het zwellen komt door vocht, alleen niet van binnenuit de kozijnen maar van buitenaf (randen panelen zijn niet geschilderd). Bij lekkage van binnenuit het kozijn is het opzwelpatroon anders.
Ad 7) (waterhol onderdorpels): De ondernemer stelt dat de melding redelijkerwijs gedaan had kunnen worden in de service periode. De melding is voor het eerst 5 maanden na de service periode gedaan. De ondernemer beroept zich op artikel 13 COVO en acht zich niet meer aansprakelijk.
Ad 8) (hemelwaterafvoer): De hemelwaterafvoer is onjuist gemonteerd. Volgens de toelichting van de deskundige wordt hier bedoeld dat de aangebrachte lijst strak tegen de regenpijp aan zit. De lijst is na de regenpijp aangebracht in de maand oktober. De ondernemer beroept zich op artikel 13 COVO en acht zich niet meer aansprakelijk voor de tekortkoming.
Ad 9) (hoekaftimmering): De melding van het mankement is 5 maanden na het aflopen van de serviceperiode gedaan. Deze hoekafwerking zit duidelijk in het zicht en kan iedere dag bekeken worden. Verder heeft de consument gemeld dat ze hier door diverse vakmensen uit hun omgeving op gewezen is (zie de mail van 28 januari 2014). Het was dus redelijkerwijs mogelijk de mankementen binnen de serviceperiode te melden. De gemelde mankementen maken ook geen deel uit van de hechtheid van de constructie. (artikel 13 COVO).
Ad 10 (stuitnaden aftimmering): De melding van het mankement is vijf maanden na het aflopen van de serviceperiode gedaan. Deze stuitnaden zijn duidelijk zichtbaar en kunnen iedere dag bekeken worden. Verder heeft de consument gemeld dat ze hier door diverse vakmensen uit hun omgeving op gewezen is (zie de mail van 28 januari 2014). Het was dus redelijkerwijs mogelijk de mankementen binnen de serviceperiode te melden. Het mankement maakt ook geen deel uit van de hechtheid van de constructie. (artikel 13 COVO).
De consument heeft in eigen beheer een aantal boeiborden en dakgootaftimmeringen laten vervangen. Hier is ook gebruik gemaakt van multiplex en ook hier is het hout met de stuitnaden koud op elkaar aangebracht. Om in dezelfde stijl te blijven en geen al te grote esthetische afwijkingen te krijgen is deze werkwijze overgenomen.
Ad 11 (boeiborden niet geventileerd): De boeiborden zijn aan de achterkant geïsoleerd en voorzien van een laag grondverf. De kans op condensvorming is door de isolatie minimaal en mocht er toch condensvorming optreden dan zal de verf het hout beschermen.
Ad 12) (glazen klapraam): Het monteren van het hardglazen klapraam op een manier dat het voldoet aan de weerstandheidsklasse 2 is niet overeengekomen, nooit aangeboden en ook niet door de consument verzocht. De overige ramen in het huis zijn tijdens de bouw ook niet voorzien van het hang- en sluitwerk met een weerstandheidsklasse 2.
Ad 13 (stucwerk): De melding van het mankement is vijf maanden na het aflopen van de serviceperiode gedaan. Dit stucwerk is duidelijk zichtbaar en kan iedere dag bekeken worden. Verder heeft de consument gemeld dat ze hier door diverse vakmensen uit hun omgeving op gewezen is (zie de mail van 28 januari 2014). Het was dus redelijkerwijs mogelijk de mankementen binnen de serviceperiode te melden. De mankementen maken ook geen deel uit van de hechtheid van de constructie (artikel 13 COVO).
Ad 14 (CV lekkage): De ondernemer is bereid de koppeling te repareren. Daarvoor is echter een toegankelijke droge kruipruimte vereist.
De oplossing voor het probleem zit naar het oordeel van de ondernemer niet in de technische hoek maar in het op een lijn krijgen van de verwachtingen. Terugvordering van de kosten van het meerwerk of de bouwkundig expertise kosten dragen naar het oordeel van de ondernemer niet bij aan de oplossing.
Ter zitting heeft de ondernemer zijn standpunt nader toegelicht. De ondernemer is bereid om samen een oplossing te zoeken en tot herstel over te gaan. De lekkage boven de deuren heeft de ondernemer opgelost door het aanbrengen van een waterhol. Naderhand heeft hij geen klachten meer ontvangen met betrekking tot deze lekkage. De ondernemer is bereid om het hang- en sluitwerk van de deuren te vervangen. De consument reageert echter niet op zijn voorstellen.
De ondernemer wil het herstel zelf uitvoeren. De consument mag het werk door een derde laten controleren op kosten van de ondernemer.
Deskundigenrapport
De commissie heeft op 20 oktober 2014 een onderzoek naar de verbouw/nieuwbouwwerkzaamheden laten uitvoeren door [naam deskundige] van [naam bedrijf] (hierna te noemen: de deskundige), die daarover op 14 november 2014 schriftelijk heeft gerapporteerd aan de commissie. De inhoud van dit rapport geldt als hier herhaald en ingelast.
Beoordeling van het geschil
De consument heeft in het vragenformulier van de commissie d.d. 16 juli 2014 onder vraag 13 puntsgewijs haar klachten geformuleerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de commissie de klachten van de consument met partijen besproken.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de consument het vertrouwen in de ondernemer is verloren. Ook de ondernemer heeft verklaard geen mogelijkheden meer te zien om in onderling overleg tot een oplossing van het probleem te komen. Gelet daarop zal de commissie, indien zij daartoe termen aanwezig acht, de ondernemer veroordelen tot een geldbedrag zodat een eventueel herstel door een derde kan worden uitgevoerd.
Gezien hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en de vorderingen van de consument, kiest de commissie ervoor de klachten van de consument in de volgorde van de deskundigenrapporten te bespreken.
Met betrekking tot de klachten van de consument overweegt de commissie het volgende.
1. Meerwerk in rekening gebracht ondanks prijsafspraak:
De commissie stelt vast dat in de offerte d.d. 27 mei 2013 van de ondernemer een ‘vaste prijsgarantie’ is opgenomen, inhoudende: “U betaalt niets extra’s voor onvoorziene werkzaamheden gerelateerd aan de werkzaamheden die staan vermeld in de calculatie. Alleen werkzaamheden waar u separaat opdracht voor geeft brengen wij in rekening”.
Door ondernemer zijn de volgende werkzaamheden als meerwerk bij consument in rekening gebracht:
1. slopen put en overtollige leidingen en verlijmen keukenriolering € 94,—;
2. aanbrengen mantelbuis om gasleiding en grondriolering aanpassen € 156,50
3. stucwerk plafond woonkamer € 306,25
Totaal inclusief de btw € 556,75
De commissie is van oordeel dat de werkzaamheden vermeld onder 1 en 2 gerelateerd zijn aan de werkzaamheden vermeld onder punt 3 in de bijlage bij de offerte van de ondernemer: ‘uitgraven fundering’. De commissie is met de deskundige van oordeel dat het zeer aannemelijk is dat bij het uitgraven van een fundering niet alleen grond wordt aangetroffen, maar ook bijvoorbeeld puin of oude leidingen en dat de kans aanwezig is dat bestaande leidingen dienen te worden verlegd/voorzien van mantelbuizen. Ook het meerwerk onder 3, het stucwerk, valt naar het oordeel van de commissie onder de offerte (punt 4). De ondernemer heeft weliswaar gesteld dat de hechting van de onderliggende stuclaag niet kon worden geïnspecteerd.
De commissie is echter van oordeel dat de ondernemer, als goed vakman, alvorens het stucwerk aan te brengen, de ondergrond (hechting, vervuiling en dergelijke) had moeten controleren. Overigens heeft de ondernemer naar aanleiding van het deskundigenrapport aangegeven het bedrag van € 306,25 terzake van het stucwerk te willen crediteren.
De commissie oordeelt de klacht gegrond en wijst de vordering van de consument, een bedrag van € 556,75, toe.
2. Trim van het vlakke dak beschadigd, plasvorming op het vlakke dak van de uitbouw en isolatie vlakke dak niet brandwerend:
De deskundige heeft bij zijn inspectie bij de dakrand van de uitbouw geen beschadigingen aan de daktrim waargenomen. Wel heeft hij vastgesteld dat bij de langsgevel van de uitbouw sprake was van een vrij brede dilatatie in de daktrim. Dit is niet fraai, doch bouwkundig niet onjuist. Voorts heeft de deskundige het volgende vastgesteld: “Ter zake de isolatie van het vlakke dak van de uitbouw mochten wij van ondernemer de inkoopfactuur van diens onderaannemer/dakdekker ontvangen. De isolatie die op deze factuur wordt vermeld is van het merk [naam merk] en voldoet de brandklasse B/S2 volgens EN 13501-1 (staaldaken). Brandklasse B is de minimale eis volgens het Bouwbesluit. De genoemde isolatie is dus voldoende brandwerend. Uit de factuur van bijlage 2 kan echter niet worden vastgesteld of deze isolatie daadwerkelijk op het dak van de uitbouw van consument is aangebracht. Hiervoor is destructief onderzoek noodzakelijk. Uitgaande van de leveringsdatum en het oppervlak zou e.e.a. wel op het dak van de uitbouw zijn toegepast. Bij het vlakke dak van de uitbouw stelden wij vast dat in de richting van de langsgevel er sprake was van een afschot van ca. 1 cm per meter. Evenwijdig aan de langsgevel is het vlakke dak nagenoeg horizontaal gelegd. Volgens NEN 6702 dient het afschot tenminste 1,6% te bedragen (in casu: 16 mm /m1 ). Door [naam desk. bureau] wordt voor afschot van vlakke daken een ondergrens van 10 ram/ra’ aangehouden. Aan deze eis wordt dus (krap) voldaan. Gezien het kleine oppervlak van het dak van de uitbouw is het verdedigbaar het afschotadvies van [naam desk. bureau] te volgen. Gezien het feit dat er geen sprake is van bouwkundig onjuist uitgevoerde werkzaamheden, hebben wij de kosten verband houdend met deze klacht vastgesteld op nihil”.
De commissie neemt de bevindingen van de deskundige over en stelt vast dat ten aanzien van het dak er geen sprake is van bouwkundige gebreken. Zij wijst de vordering van de consument op dit onderdeel af.
3. Slot openslaande deuren niet inbraakwerend volgens klasse 2/politiekeurmerk:
Onder punt 3 van de bijlage behorend bij de offerte van 27 mei 2013 is het volgende opgenomen: “Kozijn achtergevel indeling met 2 openslaande deuren (…) standaard hang- en sluitwerk politiekeurmerk deuren (…)” De commissie maakt hieruit op dat wel degelijk is afgesproken dat het hang- en sluitwerk en dus ook de sloten voor wat betreft de inbraakwerendheid zouden voldoen aan een politiekeurmerk. Echter in de offerte is niet vastgelegd dat zou moeten worden voldaan aan een twee sterren keurmerk. Ook overigens is het de commissie niet gebleken dat een dergelijke afspraak tussen partijen is gemaakt. De deskundige heeft vastgesteld dat bij de openslaande deuren een standaard cilinderslot aanwezig is met een inbraakwerendheid van één ster volgens het Politiekeurmerk. Daarmee heeft de ondernemer voldaan aan hetgeen hij heeft geoffreerd. De commissie wijst deze klacht af.
4. Te lichte uitvoering scharnieren van de openslaande deuren:
De deskundige heeft het volgende vastgesteld: “Tijdens onze inspectie ter plaatse stelden wij vast dat de naad tussen de openslaande deuren en de kozijnstijlen aan de onderzijde circa 3 mm smaller was dan aan de bovenzijde. Tevens stelden wij vast dat per deur drie (weinig robuuste) scharnieren waren toegepast. Deze scharnieren zijn onvoldoende stevig om ervoor te zorgen dat de deuren netjes verticaal blijven hangen. (…) De uit te voeren werkzaamheden omvatten het vervangen van deze lichte scharnieren door zwaardere scharnieren (vier stuks per deur).
Het totaal van de hiermee samenhangende kosten hebben wij als volgt berekend: • arbeid € 192,– • materiaal € 64,– Totaal inclusief de btw € 256,– (…)”
De commissie is van oordeel dat de ondernemer zich met betrekking tot dit klachtonderdeel niet kan beroepen op het verstrijken van de serviceperiode. Naar het oordeel van de commissie heeft de consument voldoende aannemelijk gemaakt dat het verzakken van de deuren na verloop van tijd heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de commissie betreft het in deze een tekortkoming in het werk van de ondernemer die door de consument redelijkerwijs niet eerder dan op het tijdstip van ontdekking onderkend had kunnen worden en waarvoor de ondernemer aansprakelijk is. De commissie stelt voorts vast dat de ondernemer zich bereid heeft verklaard de scharnieren te vervangen.
De commissie neemt de bevindingen van de deskundige over en stelt vast dat de gebruikte scharnieren niet geschikt zijn voor de deuren waardoor deze zijn gaan verzakken en klemmen. De commissie wijst de vordering van de consument voor wat betreft dit onderdeel van de klacht toe. Dit betekent dat de ondernemer een bedrag van € 256,– aan de consument dient te vergoeden.
5.Onvakkundige afwerking deurnaalden openslaande deuren:
De deskundige heeft vastgesteld dat de deurnaalden van de openslaande deuren zijn afgewerkt met diagonale afwerklatten en het geheel een slordige indruk maakt. De commissie is van oordeel dat de consument in redelijkheid deze klacht bij oplevering dan wel in de serviceperiode aan de ondernemer had dienen kenbaar te maken. Immers op dat moment was deze klacht al zichtbaar. Nu de klacht na de serviceperiode is gemeld kan de ondernemer ingevolge artikel 13 lid 1 niet meer aansprakelijk worden gesteld. De commissie wijst de vordering van de consument terzake dit klachtonderdeel af.
6. Lekkage kozijnvullingen:
De deskundige heeft het volgende vastgesteld:
“In de uitbouw stelden wij vast dat bij de borstweringen van de gevelkozijnen kozijnvullingen van mdf zijn toegepast. Deze kozijnvullingen zijn tussen de stijlen en dorpels gemonteerd. Bij twee van de vier kozijnvullingen is door ons zwelling van het mdf vastgesteld. De herkomst van deze zwelling is vooralsnog onbekend. Vooralsnog lijkt het niet aannemelijk dat de zwelling van het mdf is veroorzaakt door een lekkage van de gevelkozijnen. In dat geval zouden meer paneelvullingen moeten zijn beschadigd. Tevens is het niet waarschijnlijk dat e.e.a. is veroorzaakt door condensatie door het niet toepassen van een dampremmende folie. In dat geval zouden eveneens bij meerdere kozijnvullingen zwellingen moeten zijn geconstateerd. Het lijkt erop dat e.e.a. het gevolg is van een min of meer ongelukkige montage. Wij hebben geen destructief onderzoek uitgevoerd. Derhalve hebben wij – zoals reeds aangegeven – niet kunnen vaststellen of er wel een dampremmende folie is toegepast (…)”.
De commissie stelt vast dat de deskundige niet heeft kunnen vaststellen dat de zwelling van het mdf het gevolg is van een lekkage maar dat het naar alle waarschijnlijkheid eerder het gevolg is van een min of meer ongelukkige montage.
Nu onvoldoende is komen vast te staan dat er sprake is van een bouwkundige tekortkoming wijst de commissie de vordering van de consument af.
7. Onderdorpels zonder waterhol uitgevoerd:
De deskundige heeft het volgende vastgesteld: “Wij stelden vast dat bij zowel het kalf als bij de onderdorpel van de gevelkozijnen van de uitbouw er geen sprake is van een waterhol. Bij het tussenkalf is een en ander niet problematisch, bij de onderdorpel wel. De kozijnen zijn namelijk strak op het voetlood geplaatst, waardoor – vanwege capillaire werking van de spleet – water in de spleet kan worden gezogen en vervolgens de kozijnen zouden kunnen gaan rotten. Er dient derhalve bij de onderdorpels alsnog een waterhol te worden aangebracht. De meest eenvoudige oplossing bestaat uit het terugslaan van het voetlood, waarna de daaronder gesitueerde bakstenen gedeeltelijk dienen te worden weggeslepen. Hierdoor kan het lood lager worden aanbracht zodat de capillaire werking wordt weggenomen. Vervolgens dient aan de onderzijde van de onderdorpel een ingefreesde aluminium lekrand te worden aangebracht. Het totaal van de hiermee samenhangende kosten hebben wij als volgt berekend: arbeid inclusief BTW € 1.151 en materiaal inclusief BTW € 130. Totaal € 1.281,–”
De commissie is van oordeel dat de ondernemer zich met betrekking tot dit klachtonderdeel niet kan beroepen op het verstrijken van de serviceperiode. Naar het oordeel van de commissie betreft het in deze een tekortkoming in het werk van de ondernemer die door de consument redelijkerwijs niet eerder dan op het tijdstip van ontdekking onderkend had kunnen worden en waarvoor de ondernemer aansprakelijk is. De commissie stelt vast dat de ondernemer bereid is de stenen onder het kozijn voor een deel weg te slijpen maar zich niet kan vinden in de voorgestelde aluminium lekdorpel omdat er in het kozijn reeds een waterhol is aangebracht in de vorm van een kalksponning.
De commissie volgt de bevindingen en het herstelvoorstel van de deskundige. Dit betekent dat de ondernemer een bedrag van € 1.281,– aan de consument dient te vergoeden.
8. Onjuiste bevestiging hemelwaterafvoer/ 9. Hoekaftimmering kozijnen niet haaks/ 10. Stuitnaden aftimmering ‘koud op elkaar’ met kans op schade als gevolg van capillaire werking
De commissie is van oordeel dat de consument in redelijkheid deze klachten bij oplevering dan wel in de serviceperiode aan de ondernemer had dienen kenbaar te maken. Immers op dat moment waren deze klachten al zichtbaar. Nu de klachten na de serviceperiode zijn gemeld kan de ondernemer ingevolge artikel 13 lid 1 niet meer aansprakelijk worden gesteld. De commissie wijst de vordering van de consument terzake deze klachtonderdelen af.
11. Boeiborden niet geventileerd:
De deskundige heeft het volgende vastgesteld: “Wij stelden vast dat zowel bij de langsgevel als bij de achtergevel van de uitbouw de boeiborden zonder ventilatievoorziening op de bovendorpels van de kozijnen waren bevestigd. (…) De aanwezigheid van ventilatie is wenselijk, omdat hiermee de kans op het ontstaan van condenswater achter het boeibord wordt beperkt. De ventilatieopeningen in het boeibord dienen echter wel te worden voorzien van ventilatiegaas. Teneinde dergelijke ventilatievoorzieningen in het boeibord aan te brengen, dienen de boeiborden te worden verwijderd.
Anders is het aanbrengen van insectengaas niet mogelijk. Bij de nieuwe boeiborden zullen aan de onderzijde ventilatiesparingen moeten worden gefreesd die voor de montage dienen te worden geverfd. De kosten voor het vervangen van de boeiborden bij de uitbouw van tegenpartij door boeiborden met ventilatievoorzieningen hebben wij als volgt berekend: arbeid inclusief BTW € 767,– en materiaal inclusief BTW € 162,–. Totaal € 929,–”
De ondernemer heeft aangegeven dit een dure oplossing te vinden en dat volstaan kan worden met het boren van gaten in de boeiborden en die te voorzien van insectenroosters.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer zich met betrekking tot dit klachtonderdeel niet kan beroepen op het verstrijken van de serviceperiode. Naar het oordeel van de commissie betreft het in deze een tekortkoming in het werk van de ondernemer die door de consument redelijkerwijs niet eerder dan op het tijdstip van ontdekking onderkend had kunnen worden en waarvoor de ondernemer aansprakelijk is.
De commissie volgt de bevindingen en het herstelvoorstel van de deskundige. Dit betekent dat de ondernemer een bedrag van € 929,– aan de consument dient te vergoeden.
12. Glazen klapraam niet inbraakbestendig:
De deskundige heeft het volgende vastgesteld: “Tijdens onze inspectie ter plaatse stelden wij vast dat het glazen klapraam in de achtergevel van de uitbouw slordig was gemonteerd. De schroeven van de scharnieren waren vanaf de buitenzijde bereikbaar en waren tevens slordig aangebracht. Wij troffen ook geen ééntoerschroeven, zodat de schroeven zo eenvoudigweg uit de scharnieren kunnen worden gedraaid. Tevens kunnen de pennen eenvoudigweg uit de scharnieren worden getikt. Een en ander betreft dus weerstandsklasse één ster volgens het Politiekeurmerk. (…) Bij het kiepraam dienen nieuwe inbraakwerende scharnieren te worden bevestigd. Het totaal van de hiermee samenhangende kosten hebben wij als volgt berekend: • arbeid inclusief BTW € 144,– • materiaal incl. BTW € 32,– Totaal € 176,–.”
De ondernemer heeft aangegeven dat het klapraam door hem als extraatje is aangeboden ter vervanging van het ventilatierooster. De ondernemer is bereid om het klapraam te vervangen door een ventilatierooster met glas eronder en schat de kosten hiervoor op € 192,50.
De commissie stelt vast dat het klapraam voldoet aan de weerstandsklasse één ster volgens het Politiekeurmerk. Daarmee heeft de ondernemer voldaan aan hetgeen hij heeft geoffreerd. De commissie wijst dit onderdeel van de klacht af.
13. Oneffenheden in het stucwerk van de woonkamer en de keuken:
De commissie is van oordeel dat de consument in redelijkheid deze klacht bij oplevering dan wel in de serviceperiode aan de ondernemer had dienen kenbaar te maken. Immers op dat moment was deze klacht al zichtbaar. Nu de klacht na de serviceperiode is gemeld kan de ondernemer ingevolge artikel 13 lid 1 niet meer aansprakelijk worden gesteld. De commissie wijst de vordering van de consument terzake dit klachtonderdeel af.
14. Lekkage van een cv-leiding onder begane grondvloer van de bestaande keuken:
De deskundige heeft het volgende vastgesteld: “Onderdeel van de werkzaamheden van ondernemer was het aansluiten van nieuwe stijgleidingen van de verwarmingsinstallatie op de grondleiding onder de begane grondvloer. De stijgleidingen waren van het merk [naam merk].
Door ondernemer is – naar diens zeggen – een daarvoor bestemde [naam merk] koppeling toegepast teneinde [naam merk] stijgleidingen aan de stalen grondleiding te bevestigen. Nadien is gebleken dat deze stijgleidingen alsnog lekkage vertoonden. Ondanks het ‘naknijpen’ van de [naam merk] knelkoppeling is de lekkage niet verholpen. De uit te voeren herstelwerkzaamheden omvatten derhalve het volledig vervangen van de [naam merk] knelkoppeling. Wij merken op dat wij de betreffende lekkage niet hebben gezien. Wij hebben ons derhalve gebaseerd op hetgeen ons hieromtrent door ondernemer is verteld. Ondernemer zegt e.e.a. thans nog niet te hebben uitgevoerd omdat in de kruipruimte onder de begane grondvloer water aanwezig is en hij van mening is dat dit door consument moet worden afgepompt.
Uitgaande van de verklaring van ondernemer hebben wij de kosten verband houdend met de uitvoering van deze werkzaamheden als volgt berekend: • arbeid incl. BTW € 192,– • materiaal incl. BTW € 26,–. Totaal € 218,–”.
De commissie stelt vast dat de ondernemer heeft erkend dat de lekkage nog voortduurt en dat hij bereid is deze op te lossen. Naar het oordeel van de commissie betreft het in deze een tekortkoming in het werk van de ondernemer die door de consument redelijkerwijs niet eerder dan op het tijdstip van ontdekking onderkend had kunnen worden en waarvoor de ondernemer aansprakelijk is. De commissie volgt de bevindingen en het herstelvoorstel van de deskundige. Dit betekent dat de ondernemer een bedrag van € 218,– aan de consument dient te vergoeden.
Resumerend bepaalt de commissie dat de ondernemer aan de consument is verschuldigd:
• € 556,75 meerwerk (klacht 1);
• € 256,– vervanging scharnieren (klacht 4);
• € 1.281,– aanbrengen waterholes in onderdorpels (klacht 7);
• € 929,– ventilatie boeiborden (klacht 11);
• € 218,– lekkage cv-koppeling (klacht 14).
Totaal: € 3.240,75
De commissie wijst de vordering van de consument terzake de overige klachten af.
Voorts heeft de consument een tegemoetkoming gevorderd in de kosten van het bouwkundig expertiserapport (€ 267,41) en de kosten van bemiddeling met door de deskundige met de ondernemer (€ 257,13). De commissie wijst deze vordering op grond van artikel 11 van het reglement af.
Nu de klachten van de consument voor gedeeltelijk gegrond worden bevonden, beslist de commissie tevens dat de ondernemer op grond van het reglement het klachtengeld dat de consument aan de commissie heeft voldoen voor de behandeling van het geschil, aan de consument moet vergoeden.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 1.500,– exclusief BTW. De commissie zal de hoogte van dit bedrag matigen met 50% tot een bedrag van € 750,–.
Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten 1, 4, 7, 11 en 14 van de consument gegrond en verklaart de klachten 2, 3, 5, 6, 8, 9, 10, 12 en 13 niet gegrond.
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 3.240,75.
Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de onderneming bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
De ondernemer betaalt in overeenstemming met het reglement van de commissie een bedrag van € 260,– aan de consument ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 750,– exclusief BTW.
De commissie wijst het anders of meer verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verbouwingen op 16 februari 2015.