Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Beëindiging / opzegging
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
95054
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de door de consument gewenste kosteloze beëindiging van haar studie HBO Bedrijfskundige Informatica bij de ondernemer.
De consument heeft haar klacht op 15 maart 2015 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In 2014 ben ik bij de ondernemer gestart met de opleiding HBO Bedrijfskundige Informatica. De reden dat ik bij de ondernemer met mijn studie ben begonnen is de flexibiliteit, te weten dat je zelf je studietempo kan bepalen. In maart 2015 ontving ik plotseling een brief van de ondernemer dat de accreditatie voor deze opleiding niet wordt verlengd en dat de opleiding stopt in 2020. Dat beperkt mijn studieduur waardoor ik 28 uur per week moet gaan studeren naast een fulltime baan. Ik ben heel realistisch en weet dat dat niet gaat lukken. Ik heb meteen dezelfde dag gebeld naar de ondernemer om naar aanleiding van die brief de opleiding te beëindigen. Daarna heb ik ook nog per mail een opzegging gedaan. De ondernemer blijft echter verwijzen naar de inschrijfvoorwaarden, te weten dat je twee maanden voor het beëindigen van het studiejaar moet opzeggen. Die termijn was voor mij echter al voorbij. Als ik de brief van de ondernemer ter zake de beëindiging van de accreditatie eerder had gekregen was ik wel op tijd geweest. Ik krijg nu de volledige rekening voor het tweede studiejaar.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik ben in maart 2015 met de opleiding gestopt. Het boekengeld van € 400,– is inmiddels door de ondernemer aan mij gecrediteerd. De opleiding duurt in principe 6 jaar, maar er bestaat een mogelijkheid om een 7e jaar en ik geloof zelfs een 8ste jaar bij te kopen. Dat staat ook in de inschrijfvoorwaarden van de ondernemer. De ondernemer adverteert ook met flexibel studeren en daar heb ik ook voor gekozen. Ik weet zeker dat ik langer dan 6 jaar over de opleiding zou moeten doen. Nu de mogelijkheid om er 7 jaar of langer over te doen is komen te vervallen en er geen mogelijkheid meer is om de studie te verlengen, wens ik die te beëindigen. Dat je extra studiejaren kunt bijkopen heb ik ofwel gelezen in de voorwaarden ofwel mondeling vernomen. Die mogelijkheid bestaat straks voor mij niet meer.
De consument verlangt dat wordt vastgesteld dat zij de studie in maart 2015 mocht beëindigen en dat zij geen studiegeld meer aan de ondernemer verschuldigd is.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument volgt bij de ondernemer sinds 6 mei 2014 de opleiding Bedrijfskundige Informatica. Op 13 maart 2015 heeft de consument een email ontvangen over de afloop van de NVAO accreditatie. Contractueel gezien hebben onze studenten 6 jaar de tijd om de opleiding af te ronden. Zij betalen 3 jaar en ontvangen vervolgens een kosteloze verdubbeling van 3 jaar om de studie af te kunnen ronden. Als wij uitgaan van de startdatum van de opleiding van de consument, valt deze 6 jaar ruim binnen de afloop van de accreditatie. In de klacht en het bezwaar dat de consument heeft ingediend, geeft zij aan dat zij er vanuit ging een 7e studiejaar tot haar beschikking te hebben voor het afronden van de studie. Dat is echter een extra service, die, indien nodig, per student wordt bekeken aan het einde van de studie. Daar mag dan ook niet bij de start van de studie al vanuit worden gegaan. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden die aangemerkt kunnen worden als een vertragende factor en de drie kosteloze jaren niet voldoende blijken te zijn, kan daar aanspraak op gemaakt worden. Echter kan daar zo vroeg in de opleiding nog geen recht aan worden ontleend. De officiële studieduur van de consument loopt tot 6 mei 2020. Indien de omstandigheden er tegen die tijd om vragen, is er nog de mogelijkheid maanden bij te kopen tot november 2020; dit zijn 6 maanden.
Wanneer wij dat samennemen met de studiepunten die zijn vrijgesteld en de reeds genoten studietijd bij de opleiding Commerciële Economie die de consument eerder heeft gevolgd, heeft de consument meer dan 7 jaren toegewezen gekregen om de opleiding af te ronden. Wij hebben de consument het aanbod gedaan van halvering van de studiekosten en € 400,– die verder in mindering kan worden gebracht indien zij het lesmateriaal onbeschadigd retour stuurt.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het recht op een 7e studiejaar staat niet in de inschrijfvoorwaarden. Het kan zijn dat dat telefonisch gecommuniceerd is met de consument. Het is wel een faciliteit die door ons is en wordt aangeboden waarbij dan naar de individuele omstandigheden van het geval wordt gekeken. De consument zit nog in het eerste jaar en kan volgens ons nog niet bepalen hoe lang zij over de studie gaat doen. De gemiddelde studieduur bij ons is 5,8 jaar. Aan het bijkopen van een 7e dan wel een 8ste studiejaar kunnen geen rechten worden ontleend.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Vaststaat, want zoals door de ondernemer ter zitting bevestigd, dat studenten zoals de consument de mogelijkheid kunnen hebben om bij de ondernemer een 7e en/of 8ste studiejaar bij te kopen indien en voor zover dat nodig en afhankelijk van de individuele omstandigheden van het geval zou zijn. Of dat nu wel of niet in de inschrijfvoorwaarden van de ondernemer staat doet verder niet ter zake omdat die mogelijkheid er kennelijk wel is. Vaststaat verder dat die mogelijkheid voor de consument er niet meer zal (kunnen) zijn. Een mogelijkheid tot verlenging met een 7e en/of 8ste jaar zal voor de consument sowieso niet meer mogelijk zijn. Hoewel die mogelijkheid een toekomstige (onzekere) gebeurtenis betreft omdat op voorhand nog niet vaststaat dat de consument daar ook daadwerkelijk aanspraak op zou kunnen en/of moeten maken is wel duidelijk dat de ondernemer de voorwaarden waaronder de consument de studie bij de ondernemer is aangevangen door het beëindigen van de accreditatie heeft gewijzigd. Ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met de ondernemer kon en mocht de consument verwachten en er vanuit gaan dat zij op die mogelijke verlenging aanspraak zou kunnen maken, hetgeen door de beëindiging van de accreditatie niet meer het geval zal kunnen zijn. Dat betekent dat de voorwaarden waaronder de consument de overeenkomst met de ondernemer is aangegaan eenzijdig door de ondernemer zijn gewijzigd en de consument mogelijkerwijs tekort zal worden gedaan in haar gerechtvaardigde verwachtingen daaromtrent. Kort gezegd komt het erop neer dat de spelregels tijdens het spel eenzijdig door de ondernemer worden gewijzigd. In het licht van de omstandigheden van het geval is de commissie van oordeel dat de consument op basis van de beëindiging van de accreditatie en meer in het bijzonder het daardoor tenietgaan van mogelijke verlengingsjaren terecht tot beëindiging van de studieovereenkomst kon en mocht overgaan. Dat betekent dat de consument het studiegeld voor het tweede jaar niet (meer) aan de ondernemer verschuldigd is en indien en voor zover zij dat reeds heeft voldaan dient de ondernemer dat aan haar te restitueren. De klacht van de consument wordt dan ook gegrond bevonden zodat de ondernemer eveneens gehouden is om het door de consument betaalde klachtengeld aan haar te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument behoeft het studiegeld voor het tweede jaar niet te betalen en indien en voor zover zij dat al heeft betaald, dient de ondernemer dat aan haar te restitueren.
De (terug)betaling dient plaats te vinden binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 102,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 650,– verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, op 13 juli 2015.