Commissie: Energie
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
97094
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Energie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil tussen de consument en ondernemer I is ter zitting behandeld op 5 november 2015 te Den Haag. Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht.
De ondernemer werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam van de vertegenwoordiger].
Bij tussenadvies d.d. 5 november 2015 heeft de commissie vervolgens bepaald dat ondernemer II in het geding zal worden betrokken. Hetgeen in voormeld tussenadvies is vermeld, dient als hier herhaald te worden beschouwd.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een vordering van de ondernemer ad € 451,88 ter zake van de gecorrigeerde jaarafrekening over 2014/2015 d.d. 17 juni 2015 wegens door de ondernemer aan de consument geleverde elektriciteit.
De consument stelt dat de klacht op 28 mei 2015 is ontstaan en dat hij de klacht op 22 juni 2015 mondeling aan de ondernemer heeft voorgelegd.
De consument heeft het openstaande bedrag ad € 451,88 niet betaald en bij de commissie in depot gestort.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument ontving de gecorrigeerde jaarnota 2014/2015 van de ondernemer, waarbij volgens de consument een te hoog bedrag aan elektriciteitsverbruik aan de consument in rekening werd gebracht.
De consument heeft op 7 april 2015 de meterstanden aan de ondernemer doorgegeven.
De consument ontving op 16 april 2015 de eindafrekening.
Op 28 mei 2015 werd de meter door de netbeheerder vervangen door een nieuwe slimme meter.
Volgens de consument zijn op 28 mei 2015 verkeerde standen door de netbeheerder aan de ondernemer doorgegeven.
De consument ontving vervolgens een gecorrigeerde eindafrekening, waaruit blijkt at hij een bedrag ad € 451,88 zou moeten bijbetalen.
De consument heeft geconstateerd dat de meterstanden van 28 mei 2015 een stuk hoger zijn dan de door hem op 7 april 2015 doorgegeven standen en een verbruik over de periode vanaf 7 april 2015 tot en met 28 mei 2015 aangeven van 2.500 kWh. De consument betwist dan ook de juistheid van de meterstanden die door de netbeheerder aan de ondernemer werden doorgeven.
De consument kan ten gevolge van de meterwissel de meterstanden niet meer controleren.
Hij is niet in staat gesteld de meterstanden te controleren voordat de oude meter werd vervangen.
De consument verlangt dat de eindstanden van 7 april 2015 worden gebruikt als eindstanden, met een correctie voor de periode tussen 7 april 2015 en de datum van de meterwissel op 18 mei 2015.
Ter zitting is door de consument – in hoofdzaak – het navolgende aangevoerd.
De consument verbruikte voorheen met zijn 1-persoonshuishouden het dubbele van een gemiddeld 3-persoonshuishouden. De consument heeft daarom in de loop van 2014 energiebesparende maatregelen getroffen. Hij heeft zijn gehele woning voorzien van LED-verlichting. Ook heeft hij een zogenoemd domotica-systeem aangebracht om er voor te zorgen dat er nooit meer apparaten of verlichting onnodig aanstaan. Dit laatste was aanvankelijk een hobby van hem, maar is uitgegroeid tot een bedrijf. Hij kan zich moeilijk voorstellen dat het verbruik ongeveer gelijk zou zijn gebleven.
De consument heeft het voorstel van de ondernemer om het komend jaarverbruik over de periode 2015/2016 af te wachten en dan te bezien of er aanleiding bestaat om het verbruik over 2014/2015 alsnog te corrigeren niet willen accepteren.
De omstandigheden bij de consument zijn inmiddels gewijzigd en hij is gaan samenwonen. Dit feit alleen al maakt dat de periode over 2015/2016 qua elektriciteitsverbruik niet goed te vergelijken valt met de periode over 2014/2015.
Voor de consument gaat het in deze zaak eigenlijk om het principe dat de netbeheerder er voortaan altijd voor zorgt dat er bewijs is van de juiste meterstanden van de verwijderde meter. In de nabije toekomst zullen immers heel veel meters vervangen worden door slimme meters. Het is onbegrijpelijk dat er in deze zaak geen bewijs van de meterstanden voorhanden is. De consument heeft geen wisselbon kunnen ondertekenen, terwijl hij op het moment van de meterwissel thuis was. De oude meter is meteen door de netbeheerder vernietigd. De consument vraagt zich af waarom er niet bij iedere meterwisseling een digitale foto van de verwijderde meter met de meterstanden wordt gemaakt.
De consument voelde zich ook van het kastje naar de muur gestuurd. De ondernemer verwees naar de netbeheerder, maar de netbeheerder verwees weer naar de ondernemer.
De consument verzoekt dan ook om de netbeheerder in het geschil te betrekken.
Standpunt van de ondernemer
Bij de jaarafrekening van 16 april 2015 werd door de ondernemer 3.202 kWh bij de consument in rekening gebracht. De ondernemer is daarbij uitgegaan van de door de consument doorgegeven meterstanden per 7 april 2015.
Naar aanleiding van de door de netbeheerder doorgegeven meterstanden van de op 28 mei 2015 vervangen meter, heeft de ondernemer bij een gecorrigeerde eindafrekening 2.436 kWh extra bij de consument in rekening gebracht.
Het totaal in rekening gebrachte verbruik aan elektriciteit over de periode 2014/2015 komt daarbij op 5.638 kWh. Dit verbruik komt overeen met het gemiddelde verbruik dat de consument in de jaren daarvoor had.
De ondernemer heeft van de netbeheerder vernomen dat er geen bewijs is voor meterstanden. Er is geen meterbon beschikbaar, die door de consument voor akkoord werd ondertekend. De verwijderde meter is volgens de netbeheerder inmiddels verschroot.
De ondernemer heeft een berekening gemaakt van het jaarverbruik op de nieuwe meter en dat verbruik komt overeen met het jaarverbruik op de oude meter.
De ondernemer gaat er van uit dat de meterstanden juist zijn en dat het totale verbruik er geweest is.
Volgens de consument zou zijn verbruik lager moeten zijn ten gevolge van energiebesparende maatregelen. Het gebruik van de airco in de zomer zou volgens de consument een vertekend beeld geven bij de berekening van het jaarverbruik.
De ondernemer heeft aan de consument voorgesteld om de volgende jaarafrekening in mei 2016 af te wachten en dan aan de hand van het jaarverbruik op de nieuwe meter te bepalen of er een correctie mogelijk is van het verbruik in de periode 2014/2015. Dit voorstel is door de consument afgewezen.
De consument is inmiddels geen klant meer van de ondernemer.
Ter zitting is namens de ondernemer – in hoofdzaak – het navolgende aangevoerd.
De ondernemer heeft in het verweerschrift verzocht om de netbeheerder in het geschil te betrekken. De ondernemer begrijpt niet waarom dit niet al meteen is gebeurd. Het is weliswaar zo dat de ondernemer het aanspreekpunt is voor de consument, maar in dit geval gaat het om de gang van zaken bij de wisseling van meters die is uitgevoerd door de netbeheerder. De ondernemer heeft daar geen enkele bemoeienis mee gehad. De ondernemer heeft de meterstanden overgenomen, zoals deze door de netbeheerder werden doorgegeven.
De ondernemer persisteert uitdrukkelijk bij het verzoek om de netbeheerder in het geschil te betrekken.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
De ondernemer heeft van de netbeheerder de meterstanden per 28 mei 2015 doorgekregen en deze standen ook bij de gecorrigeerde jaarafrekening d.d. 17 juni 2015 gebezigd. Deze standen worden vermeld in het overzicht uit het Toegankelijk Meetregister. Een afschrift van dit overzicht werd aan het dossier toegevoegd. Van het feit dat de ondernemer is uitgegaan van de door de netbeheerder doorgegeven meterstanden, valt de ondernemer geen verwijt te maken.
Het uiteindelijke jaarverbruik over de periode 2014/2015 komt uit op 5.638 kWh en dit verbruik ligt op zich in lijn met het gemiddelde historische verbruik van de consument.
De consument heeft echter aangevoerd dat hij vanwege een aantal door hem toegepaste bezuinigingsmaatregelen vraagtekens zet bij het hem in rekening gebrachte verbruik.
Er is kennelijk geen bewijs van de meterstanden van de verwijderde meter en dit heeft de consument zeer verbaasd.
Het is de commissie bekend dat doorgaans bij een meterwissel een bon, waarop de meterstanden staan vermeld, door een consument mede voor akkoord wordt ondertekend. Dit is in het onderhavige geval kennelijk niet gebeurd, terwijl de consument naar zijn zeggen ten tijde van de wisseling van de meters wel in zijn woning aanwezig was.
Beide partijen hebben ter zitting verzocht om de netbeheerder in het geding te betrekken.
Per 1 augustus 2013 is wettelijk geregeld dat de energieleverancier, in casu de ondernemer, het aanspreekpunt is voor de kleinverbruiker, in casu de consument.
Het onderhavige geschil heeft echter betrekking op een door de netbeheerder uitgevoerde uitrol van slimme meters, waarbij de oude meters, worden vervangen. De meters zijn eigendom van de netbeheerder.
De ondernemer heeft hier geen enkele bemoeienis mee en is niet op de hoogte van wat zich ten tijde van de meterwisseling heeft voorgedaan.
De commissie zal het verzoek van partijen om de netbeheerder in het geding te betrekken dan ook honoreren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de netbeheerder in het geding zal worden betrokken.
De commissie bepaalt voorts dat de netbeheerder de gelegenheid wordt geboden desgewenst een verweerschrift in te dienen.
De commissie houdt de behandeling van de zaak aan tot een nog nader vast te stellen datum en tijdstip.
De commissie houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 5 november 2015.
Het geschil tussen partijen is daarop ter zitting behandeld op 25 februari 2016 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
De ondernemer I werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam van de vertegenwoordiger].
De ondernemer II werd ter zitting vertegenwoordigd door [namen van de vertegenwoordigers].
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een vordering van ondernemer I ad € 451,88 ter zake van de gecorrigeerde jaarafrekening over 2014/2015 d.d. 17 juni 2015 wegens door ondernemer I aan de consument geleverde elektriciteit.
De consument stelt dat de klacht op 28 mei 2015 is ontstaan en dat hij de klacht op 22 juni 2015 mondeling aan ondernemer I heeft voorgelegd.
De consument heeft het openstaande bedrag ad € 451,88 niet betaald en bij de commissie in depot gestort.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument is weergegeven in voormeld tussenadvies en luidt in de kern samengevat als volgt.
Op 28 mei 2015 werd de elektrameter door ondernemer II vervangen door een nieuwe slimme meter.
Volgens de consument zijn op 28 mei 2015 verkeerde standen door ondernemer II aan ondernemer I doorgegeven.
De consument heeft geconstateerd dat de meterstanden van 28 mei 2015 een stuk hoger zijn dan de door hem op 7 april 2015 zelf doorgegeven meterstanden en een verbruik over de periode vanaf 7 april 2015 tot en met 28 mei 2015 aangeven van ongeveer 2.500 kWh. De consument betwist dan ook de juistheid van de meterstanden die door ondernemer II aan ondernemer I werden doorgeven.
Ter zitting van 5 november 2015 heeft de consument naar voren gebracht dat het hem in deze zaak gaat om het principe dat ondernemer II er voortaan altijd voor zorgt dat er bewijs is van de juiste meterstanden van een verwijderde meter. In de nabije toekomst zullen immers veel meters vervangen worden door slimme meters. Het is volgens de consument onbegrijpelijk dat er in de onderhavige zaak geen bewijs van de meterstanden voorhanden is. De monteur heeft de consument geen wissel bon laten ondertekenen, terwijl hij op het moment van de meterwissel thuis was. De oude meter is meteen door ondernemer II vernietigd. De consument vraagt zich af waarom er niet bij iedere meterwissel een digitale foto van de verwijderde meter met de meterstanden wordt gemaakt.
De consument verlangt dat de eindstanden van 7 april 2015 worden gebruikt als eindstanden, met een correctie voor de periode tussen 7 april 2015 en 28 mei 2015, de datum van de meterwissel.
Ter zitting is door de consument – in hoofdzaak – verder nog het navolgende aangevoerd.
De consument heeft uit het verweerschrift van ondernemer II begrepen dat er normaliter een foto van de verwijderde meter wordt gemaakt. Dat is in zijn geval niet gebeurd c.q. deze foto is niet beschikbaar. De monteur heeft hem ook geen wissel bon ter ondertekening voorgelegd, terwijl de consument wel thuis was.
Het hogere verbruik na 28 mei 2015 wordt met name verklaard doordat de consument is gaan samenwonen. De partner verbleef voor genoemde datum met zekere regelmaat ook al bij de consument, maar de frequentie nam toe, zodat zij doorgaans 6 van de 7 dagen per week in de woning van de consument vertoefde.
De consument heeft ter zitting nogmaals geconstateerd dat de ondernemers het onderling niet eens kunnen worden met als gevolg dat de consument als het ware tussen deze partijen bekneld zit en overigens ook voordien al van het kastje naar de muur werd gestuurd.
Standpunt van ondernemer I
Het standpunt van ondernemer I is weergegeven in voormeld tussenadvies en luidt in de kern samengevat als volgt.
Bij de jaarafrekening van 16 april 2015 werd door ondernemer I 3.202 kWh bij de consument in rekening gebracht. Ondernemer I is daarbij uitgegaan van de door de consument doorgegeven meterstanden per 7 april 2015.
Naar aanleiding van de door ondernemer II doorgegeven meterstanden van de op 28 mei 2015 vervangen meter, heeft ondernemer I bij een gecorrigeerde eindafrekening 2.436 kWh extra bij de consument in rekening gebracht.
Het totaal in rekening gebrachte verbruik aan elektriciteit over de periode 2014/2015 komt daarbij op 5.638 kWh. Dit verbruik komt overeen met het gemiddelde verbruik dat de consument in de jaren daarvoor had.
Het is weliswaar zo dat ondernemer I het aanspreekpunt is voor de consument, maar in dit geval gaat het om de gang van zaken bij de wisseling van meters die is uitgevoerd door ondernemer II. Ondernemer I heeft daar geen enkele bemoeienis mee gehad. Ondernemer I heeft de meterstanden overgenomen, zoals deze door ondernemer II werden doorgegeven.
Ter zitting is namens ondernemer I verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ondernemer I blijft van mening dat de problemen bij de meterwissel zijn veroorzaakt door de monteur van ondernemer II met welke meterwissel ondernemer I niets te maken heeft gehad.
Ondernemer I vindt het niet redelijk om in het onderhavige geval de meterstanden dan maar zelf vast te stellen en op te draaien voor de kosten. Het is juist ondernemer II die zijn verantwoordelijkheid in deze moet nemen.
Standpunt van ondernemer II
Het standpunt van ondernemer II luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 28 mei 2015 werd de elektrameter in de woning van de consument door ondernemer II vervangen voor een slimme meter. De oude meter dient gekenmerkt te worden als een bewaarmeter
in het geval een van de meterstanden niet ligt binnen bepaalde plausibiliteitsgrenzen. Een stand is plausibel als deze binnen 2x het jaarverbruik van het voorgaande jaar blijft. De meter werd niet aangemerkt als bewaarmeter en werd vernietigd. Om die reden is ijking niet meer mogelijk.
Daarnaast dient de monteur die de meterwissel uitvoert een foto van de meter te maken en een meter bon door de klant/consument te laten ondertekenen.
Deze laatste stap is niet door de monteur uitgevoerd. Deze door de monteur gemaakte fout doet niet af aan alle andere feitelijkheden.
Het verbruik in de betwiste periode ligt in lijn met het verbruik vóór de meterwissel en in lijn met het huidige verbruik.
De consument dient zich voor wat betreft de bepaling van de omvang van de levering te wenden tot ondernemer I. Op grond van de Algemene Voorwaarden is ondernemer I immers verantwoordelijk voor het doen vaststellen van de omvang van de hoeveelheid uitgewisselde elektriciteit. Een klacht c.q. geschil over de omvang van de in rekening gebrachte levering dient te worden voorgelegd aan c.q. te worden gevoerd met ondernemer I.
Ter zitting is namens ondernemer II verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Nu een foto van de verwijderde meter en de wissel bon door ondernemer II niet getraceerd kunnen worden, gaat ondernemer II er van uit dat de monteur niet conform de richtlijnen heeft gehandeld en een en ander heeft verzuimd. De betreffende monteur was een monteur van een door ondernemer II ingeschakelde aannemer, die wel op de hoogte was van deze richtlijnen.
Ondernemer II blijft er bij dat ook in het onderhavige geval ondernemer I hier een taak heeft en gebruik kan maken van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de Algemene Voorwaarden voor de levering van Elektriciteit en Gas aan Kleinverbruikers en de omvang van de levering zelf kan vaststellen. Ondernemer I en II verschillen in de onderhavige zaak daarover van opvatting.
Beoordeling van het geschil
De commissie stelt allereerst het volgende vast.
Op 28 mei 2015 werd in opdracht van ondernemer II door een externe monteur de in de woning van de consument aanwezige elektrameter in het kader van een uitrol van slimme meters vervangen door een slimme meter. De verwijderde elektrameter werd door ondernemer II op grond van de ten deze geldende bepalingen niet aangemerkt als bewaarmeter en vernietigd. Niet is gesteld of anderszins gebleken dat de bij de consument verwijderde meter niet deugdelijk zou hebben gefunctioneerd.
Tussen alle betrokken partijen staat voorts niet ter discussie dat de monteur van de door ondernemer II ingeschakelde aannemer in strijd met de door ondernemer II vastgestelde richtlijnen heeft gehandeld door geen foto van de verwijderde meter te maken, waardoor indien dit wel was gebeurd de meterstanden waarneembaar en voor een ieder controleerbaar zouden zijn geweest, alsmede door geen meter bon, waarop de meterstanden moeten worden ingevuld, door de consument voor akkoord te laten mede ondertekenen.
Niet ter discussie is gesteld dat de consument – zoals hij heeft aangevoerd – op het moment van de meterwissel in zijn woning aanwezig was, zodat de commissie daarvan uit gaat.
De commissie stelt ten slotte vast dat de meterstanden die door de consument op 7 april 2015 telefonisch werden doorgegeven (E-dag 22.365 en E-nacht 25.546) vergeleken met de door de monteur op 28 mei 2015 doorgegeven meterstanden ( E-dag 24.886 en E-nacht 25.461) over een tussenliggende periode van nog geen twee maanden een extra elektriciteitsverbruik van 2.436 kWh zouden opleveren, hetgeen – behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan niets is gebleken – niet aannemelijk is.
Nu de meter kennelijk deugdelijk heeft gefunctioneerd, resteert als kernvraag in het onderhavige geschil welke van de doorgegeven meterstanden de juiste zijn geweest: die afkomstig van de consument, dan wel die afkomstig van de monteur.
Ondernemer II heeft in dit verband gesteld dat – kort gezegd – de door de monteur gemaakte fout niet afdoet aan het feit dat het berekende verbruik op basis van de door de monteur doorgegeven meterstanden in lijn ligt met zowel het historisch verbruik van de consument als zijn huidig verbruik.
Gelet op het verweer van de consument is het naar het oordeel van de commissie maar zeer de vraag of daaraan de conclusie mag worden verbonden dat de door de monteur doorgegeven standen juist zijn geweest. De consument heeft immers aangevoerd dat hij met zijn 1-persoons huishouden anderhalf jaar geleden diverse energiebesparende maatregelen heeft doorgevoerd, onder meer door zijn volledige woning te voorzien van led-verlichting en een domotica systeem aan te brengen, terwijl hij na de bewuste periode is gaan samenwonen met een partner die wekelijks ook overdag in zijn woning aanwezig was. Dit zou impliceren dat het elektriciteitsverbruik van de consument ten gevolge van de energiebesparende maatregelen in de bewuste periode lager is geweest, terwijl door de samenwoning het verbruik toch weer ongeveer in lijn kwam te liggen met het historisch verbruik van de consument.
De commissie acht het feit dat de monteur in strijd met de voor hem geldende voorschriften geen foto heeft gemaakt van de elektrameter en de consument, die in zijn woning aanwezig was, geen wissel bon heeft laten ondertekenen verwijtbaar, met als gevolg dat daardoor de verifieerbaarheid van de door de monteur doorgegeven meterstanden in feite onmogelijk is geworden.
De ontstane impasse is met name door het lakse handelen van de monteur veroorzaakt.
De commissie acht het niet redelijk om onder de omstandigheden als hiervoor geschetst de negatieve consequenties daarvan voor rekening van de consument te laten komen.
Alles afwegende acht de commissie het dan ook in overeenstemming met de redelijkheid en de billijkheid om bij gebreke van andere verifieerbare gegevens uit te gaan van de door de consument zelf op 7 april 2015 doorgegeven meterstanden.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de commissie de klacht gegrond acht.
Het vorenstaande impliceert dat de aanvankelijk door ondernemer I aan de consument toegezonden nota in stand kan blijven en het verbruik vanaf 7 april 2015 tot 28 mei 2015 in redelijkheid alsnog door ondernemer I dient te worden geschat. Het verbruik vanaf 28 mei 2015 dient vanzelfsprekend op basis van de gegevens van de slimme meter door ondernemer I aan de consument in rekening te worden gebracht.
Ondernemer II heeft nog aangevoerd dat de consument zich op grond van de ten deze toepasselijke algemene voorwaarden voor wat betreft het doen vaststellen van de omvang van de hoeveelheid uitgewisselde elektriciteit niet tot ondernemer II, maar uitsluitend tot ondernemer I dient te wenden. De commissie onderschrijft in beginsel deze stelling van ondernemer II.
Op grond van de Elektriciteitswet 1998 is de leverancier (of diens meetbedrijf) ook verantwoordelijk voor het vaststellen van de meterstanden bij de consument. De commissie is echter van oordeel dat ondernemer I op zich niet onbegrijpelijk in deze zaak de stelling naar voren heeft gebracht dat dit uitgangpunt in dit bijzondere geval uitzondering dient te lijden. In de onderhavige zaak betreft het immers een door ondernemer II uitgevoerde uitrol van slimme meters, waarbij de oude meters, werden vervangen. De meters zijn eigendom van ondernemer II. Ondernemer I heeft met deze meterwisseling geen enkele bemoeienis gehad en is niet op de hoogte van wat zich ten tijde van de meterwisseling heeft voorgedaan. Het onderhavige geschil spitst zich bovendien toe op de nalatigheid van de monteur, die in opdracht van ondernemer II handelde.
De commissie acht zich niet bevoegd om over dit geschilpunt dat zich immers voordoet tussen ondernemer I en ondernemer II in hun onderlinge relatie een beslissing te nemen. De meest gerede partij – ondernemer I, dan wel ondernemer II – zal zich daartoe tot de gewone rechter dienen te wenden.
De commissie acht zich alleen bevoegd om het tussen de consument en de beide ondernemers lopende geschil te beslechten.
Nu de klacht gegrond is en zich heeft toegespitst op de nalatigheid van een in opdracht van ondernemer II handelende externe monteur, zal de commissie bepalen dat het door de consument betaalde klachtengeld ad € 27,50 door ondernemer II aan de consument dient te worden vergoed.
De commissie zal tevens bepalen dat het depotbedrag ad € 451,88 aan de consument dient te worden terugbetaald.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie is van oordeel dat de klacht van de consument gegrond is.
De commissie bepaalt dat de door ondernemer I aan de consument toegezonden jaarafrekening met factuurdatum 16 april 2015 over de periode vanaf 21 april 2014 tot en met 7 april 2015 in stand dient te blijven.
Ondernemer I dient binnen 4 weken na de verzenddatum van dit bindend advies een (aanvullende) afrekening aan de consument te doen toekomen voor wat betreft het elektriciteitsverbruik van de consument gedurende de periode vanaf 7 april 2015 tot 28 mei 2015, waarbij het verbruik over laatstbedoelde periode door ondernemer I wordt geschat, op basis van de door deze uitspraak vaststaande verbruiksgegevens van de consument over 2014/2015.
Ondernemer II dient binnen twee weken na de verzenddatum van dit bindend advies het klachtengeld ad € 27,50 aan de consument te betalen.
Het depotbedrag ad € 451,88 dient aan de consument te worden terugbetaald.
Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 25 februari 2016.