
Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
785676/796998
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument is een spoedprocedure gestart, omdat de ondernemer, na aanvankelijk het contract te hebben opgezegd per 1 januari 2025, de opzegdatum heeft vervroegd naar 1 december 2024. De feitelijke opvang is door de ondernemer per 1 december 2024 gestaakt, vanwege gebrek aan wederzijds vertrouwen en omdat de behoeften van het kind niet aansluiten bij de mogelijkheden die de ondernemer heeft voor het bieden van opvang. De commissie oordeelt dat de ondernemer bij de opzegging de contractueel overeengekomen opzegtermijn niet in acht heeft genomen en dat reeds hierom de klacht gegrond is. Nu de consument wel akkoord is gegaan met de opzegging per 1 januari 2025, eindigt het contract per die datum. Echter gezien de ontstane vertrouwensbreuk tussen partijen en in het belang van het welzijn van de zoon van de consument acht de commissie het, met name in het belang van de zoon, niet opportuun de opvang tot aan het einde van de maand voort te zetten. De commissie oordeelt de klacht gegrond, maar kent het door de consument verlangde niet toe.
Volledige uitspraak
Samenvatting
De consument is een spoedprocedure gestart, omdat de ondernemer, na aanvankelijk het contract te hebben opgezegd per 1 januari 2025, de opzegdatum heeft vervroegd naar 1 december 2024. De feitelijke opvang is door de ondernemer per 1 december 2024 gestaakt, vanwege gebrek aan wederzijds vertrouwen en omdat de behoeften van het kind niet aansluiten bij de mogelijkheden die de ondernemer heeft voor het bieden van opvang. De commissie oordeelt dat de ondernemer bij de opzegging de contractueel overeengekomen opzegtermijn niet in acht heeft genomen en dat reeds hierom de klacht gegrond is. Nu de consument wel akkoord is gegaan met de opzegging per 1 januari 2025, eindigt het contract per die datum. Echter gezien de ontstane vertrouwensbreuk tussen partijen en in het belang van het welzijn van de zoon van de consument acht de commissie het, met name in het belang van de zoon, niet opportuun dat de opvang tot aan het einde van de maand voort te zetten. De commissie oordeelt de klacht gegrond, maar kent het door de consument verlangde niet toe.
Onderwerp van het geschil
Het geschilpunt betreft het eenzijdig opzeggen van de opvangovereenkomst door de ondernemer. Nu de feitelijke opvang per 1 december 2024 is gestaakt, terwijl aanvankelijk de overeenkomst door de ondernemer per 1 januari 2025 was opgezegd, heeft de consument de commissie om spoedbehandeling middels een verkorte procedure gevraagd.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat erop neer dat de ondernemer de opvangovereenkomst voor haar zoon tegen een te korte opzegtermijn heeft opgezegd.
De consument verlangt dat de ondernemer zich houdt aan de maand opzegtermijn, omdat zowel ouders als de opvang één maand opzegtermijn in acht moeten nemen. Dit staat zo in het contract vermeld. In eerste instantie heeft de ondernemer op 13 november 2024 bericht dat de zoon van consument per 1 januari 2025 zou worden uitgeschreven. De consument is hiermee akkoord gegaan, aangezien haar zoon medio januari 2025 overgaat naar een andere opvangorganisatie. Op 18 november 2024 is de consument per email bericht dat de opzegging reeds in zal gaan op 1 december 2024. De consument heeft schriftelijk aangegeven hiermee niet akkoord te gaan en wil 1 januari 2025 als opzegdatum laten blijven gelden, eventueel verlengd met twee weken in geval de uitspraak van de commissie half december volgt. Immers het recht van kinderopvang geldt voor de hele maand december en haar zoon is al per 1 december 2024 de toegang tot de opvang geweigerd.
Dat de ondernemer aan de consument voorwaarden stelt voor het aanvankelijk laten doorlopen van het opvangcontract tot 1 januari 2025, acht zij niet terecht. Ze heeft er geen vertrouwen in dat de door de ondernemer intern geregelde individuele begeleiding het welzijn van haar zoon ten goede komt. De consument wil vasthouden aan de door de gemeente geboden mogelijkheid van een externe vaste gespecialiseerde medewerker, omdat een externe medewerker onbevooroordeeld is en een vast gezicht haar zoon veiligheid kan bieden. De andere gestelde voorwaarde betreft de breng- en ophaaltijden. Voor de consument is het niet mogelijk haar zoon drie dagen per week om 16.00 uur op te halen. Daar komt bij dat ze voor alle dagen betaalt tot 18.30 uur.
Dat sprake is van een zwaarwegende reden die een kortere dan de overeengekomen opzegtermijn rechtvaardigt, wordt door de consument ontkend. Haar zoon is gebaat bij vaste gezichten, voelt zich dan veilig en vertoont, wanneer hij zich veilig voelt, geen ongewenst gedrag. De laatste tijd zijn er meer vaste gezichten op de groep en krijgt de consument van de medewerksters op de opvanggroep positieve berichten over het gedrag van haar zoon. Het is vooral de communicatie met de locatiemanager en zijn echtgenote die aanleiding geeft tot onderlinge conflicten.
De consument is het niet eens met de door de ondernemer gehanteerde verkorte opzegtermijn en verlangt dat haar zoon als overbrugging tot de nieuwe opvang (medio januari 2025) in ieder geval tot 1 januari 2025 van de opvang bij de ondernemer gebruik kan blijven maken.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft zijn standpunt ter zitting toegelicht.
Voor zover relevant, is het volgende aangevoerd ter onderbouwing van het besluit met betrekking tot de opzegging van de opvangovereenkomst van de zoon van consument.
Het afgelopen jaar zijn herhaaldelijk signalen aan de consument doorgegeven over de gevaarlijke situaties die zijn ontstaan vanwege het gedrag van haar zoon in de groep. De ondernemer heeft via het Centrum voor Jeugd en Gezin (verder te noemen: CJG) geregeld dat het kind binnen de opvang geobserveerd zou worden in verband met zijn gedragsproblemen en heeft dit aan consument gecommuniceerd. Uit observaties van het meekijkteam van het CJG is gebleken dat de zoon van consument gedragsregulatieproblemen heeft, waarvoor hij voor verdere begeleiding bij een specialistische hulporganisatie is aangemeld.
Het CJG heeft vanwege de lange wachtlijsten een tijdelijke oplossing geboden door budget beschikbaar te stellen voor vier uur individuele begeleiding per opvangdag voor de zoon van de consument binnen de groep óf extern ingehuurde begeleiding. Voor de ondernemer was externe begeleiding geen reële optie, omdat er maar één opvanggroep is voor kinderen van 0 tot 4 jaar met twee pedagogisch medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de opvang van 14 kinderen. Vanuit het oogpunt van veiligheid, het welzijn van de andere kinderen én het beleid van vaste gezichten, is een nieuw gezicht voor de individuele begeleiding binnen de groep niet passend. Omdat het pedagogisch team steeds heeft benadrukt dat de zoon van consument voortdurend individuele begeleiding nodig heeft, was het voor de ondernemer duidelijk dat de door het CJG geboden tijdelijke oplossing geen geschikte oplossing was en om die reden is binnen het team van de ondernemer naar een oplossing gezocht. Zo is er voor gezorgd dat de zoon van de consument op de maandagen en vrijdagen van 10.00 tot 14.00 uur individueel begeleid kan worden door een (aankomend) pedagogisch medewerker en op de woensdagen van 10.00 tot 14.00 uur door een groepshulp.
Teneinde de opvang veilig te kunnen laten plaatsvinden, is verder afgesproken dat de consument haar zoon op de opvangdagen om 09.00 uur brengt en om 16.00 uur weer ophaalt. Aanvankelijk leek de consument hiermee akkoord te gaan, maar daags later bleek dit toch niet het geval te zijn. De consument hield vast aan externe begeleiding voor haar zoon, omdat dergelijke specialistische begeleiding beter aan de extra zorgbehoefte van haar zoon zou voldoen, dan begeleiding door onervaren medewerkers van de ondernemer. Bovendien was voor de consument de ophaaltijd van 16.00 uur niet te realiseren. De ondernemer heeft vervolgens laten weten vast te houden aan de gestelde voorwaarden, waarna een boze e-mail van de consument is ontvangen, waarin zij het bestuur van de opvangorganisatie heeft beschuldigd van zaken die niet door de beugel kunnen. De ondernemer heeft daar de grens getrokken en op
18 november 2024 bij de consument aangekondigd de zoon van de consumentopvang per 1 december 2024 uit te schrijven.
Het is voor de ondernemer al geruime tijd duidelijk dat niet de opvang kan worden geboden die de zoon van de consument nodig heeft. Echter, in de algemene voorwaarden staat vermeld dat wanneer een kind niet binnen de reguliere opvang past, dit een reden kan zijn om het contract te ontbinden. Nu er van de zijde van de consument sprake is van gebrek aan respect richting het bestuur en richting de medewerkers, is besloten het contract per direct te beëindigen. De ondernemer betreurt dat de situatie zo heeft moeten escaleren, maar ziet vanwege het gebrek aan wederzijds vertrouwen geen andere mogelijkheid dan het nemen van deze beslissing.
De ondernemer is van mening dat de opvangovereenkomst met de consument terecht vervroegd is opgezegd. Om die reden verzoekt de ondernemer de commissie de klacht ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De kern van het geschil betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was de overeenkomst met de consument voor haar zoon op 18 november 2024 met ingang van 1 december 2024 eenzijdig op te zeggen, in plaats van de eerder overeengekomen datum van 1 januari 2025.
De consument heeft op 20 oktober 2023 voor haar zoon een plaatsingsovereenkomst gesloten met de ondernemer voor opvang voor drie dagen in de week van 07:00 tot 18.30 uur. De tussen partijen gemaakte afspraken zijn opgenomen in de bepalingen in de plaatsingsovereenkomst.
In de tussen partijen geldende plaatsingsovereenkomst is het volgende bepaald:
‘De opvang wordt stilzwijgend verlengd tot het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt heeft. Indien er, om welke reden dan ook, contractbeëindiging gewenst wordt, dienen beide partijen dit schriftelijk en minimaal een maand van te voren kenbaar te maken’.
De ondernemer heeft bij de opzegging de overeengekomen opzegtermijn van één maand niet in acht genomen. Immers het contract is op 18 november 2024 opgezegd tegen de einddatum van 1 december 2024. Reeds hierom is het contract niet correct opgezegd en in strijd met voornoemde bepaling. De opzegging tegen 1 december 2024 is daarmee ongeldig.
Aanvankelijk heeft de ondernemer de opvangovereenkomst op 13 november 2024 opgezegd per 1 januari 2025 en heeft daaraan, zo is de commissie ter zitting gebleken, voorwaarden gesteld. Omdat de consument de gestelde voorwaarden niet heeft geaccepteerd, heeft de ondernemer op 18 november 2024 in een mailbericht aan de consument de opzegtermijn bekort en is de overeenkomst beëindigd per 1 december 2024.
Naar het oordeel van de commissie betekent het niet voldoen van de consument aan deze voorwaarden niet dat de ondernemer niet meer gehouden is aan de contractueel overeengekomen opzegtermijn van één maand.
Ter zitting heeft de ondernemer benadrukt dat de grondslag voor het per 1 december 2024 staken van de opvang is het gebrek aan wederzijds vertrouwen en het niet aansluiten van de behoeften van het kind bij de mogelijkheden die de ondernemer heeft voor het bieden van opvang. Vooral respectloos gedrag van de zijde van de consument naar het bestuur en de medewerkers toe heeft de doorslag gegeven de feitelijke opvang vervroegd te staken. Het is de commissie overigens niet gebleken dat de consument hierop is aangesproken en in dat kader een waarschuwing heeft ontvangen.
Concluderend is in strijd met de bepaling in de opvangovereenkomst de vereiste opzegtermijn van één maand niet door de ondernemer in acht genomen. Er is daarom geen sprake van een rechtsgeldige opzegging. De commissie is echter op grond van de ontstane vertrouwensbreuk tussen partijen van oordeel dat de relatie tussen partijen thans zodanig verstoord is dat er niet in redelijkheid van de ondernemer kan worden verlangd de opvang van de zoon van de consument voort te zetten tot 1 januari 2025. Voorts speelt voor de commissie ook een belangrijke rol dat, gelet op het welzijn van de zoon van de consument, voortzetting van de opvang gedurende de laatste drukke decemberdagen vol prikkels, voor hem (zoals voor veel kinderen) te veel zal zijn. In zijn belang ziet de commissie dan ook geen andere mogelijkheid dan de klacht gericht tegen de opzegging zonder inachtneming van de opzegtermijn gegrond te verklaren maar het gevorderde af te wijzen.
Nu de klacht gegrond wordt bevonden zal de commissie, conform het reglement, bepalen dat de ondernemer aan de consument het door deze betaalde klachtengeld van € 25,– dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht met betrekking tot het opzeggen van de opvang gegrond;
– wijst de door de consument verlangde tijdelijk voortzetting van de opvang tot 1 januari 2025 met een eventuele verlenging met twee weken af;
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument vergoedt het door de consument betaalde klachtengeld van € 25,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en mevrouw mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 13 december 2024.