Commissie: Energie
Categorie: Warmte
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
105637
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Energie (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies van 6 december 2016 de eindbeslissing aangehouden. De inhoud van dit tussenadvies moet als hier ingevoegd en herhaald worden beschouwd.
Tussenadvies:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de tarifering ten behoeve van de levering van warmte, koude en warm tapwater door de ondernemer aan de consumenten, de door de ondernemer gehanteerde en voorgestane prijsdifferentiatie (en volgens de consumenten prijsdiscriminatie) tussen bewoners van hetzelfde complex, alsmede de vrijstelling van het vastrecht voor koude dat de consument 1. wenst.
De consumenten hebben in respectievelijk april dan wel mei 2016 hun klachten aan de ondernemer voorgelegd.
De consument 2. heeft een bedrag van € 50,89 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consumenten
Het standpunt van de consumenten luidt in hoofdzaak als volgt.
Consument 1.
Ik ben sedert ultimo augustus 2015 aangesloten op de WKO-installatie van de ondernemer. Ik ben het oneens met het feit dat ik vastrecht koude moet betalen, terwijl ik niet van plan ben daar gebruik van te maken. Verder ben ik het oneens met de tarieven van vastrecht koude, de variabele kosten koude, alsmede de variabele kosten voor warm tapwater omdat de ondernemer prijsdiscriminatie toepast binnen ons appartementencomplex. Ik ben het ook oneens met de door mij verkregen eindafrekening over 2015 en meer in het bijzonder ter zake het door mij betaalde bedrag voor vastrecht koude en het te hoge tarief voor warm tapwater.
Consument 2.
Ik ben sedert ultimo augustus 2015 aangesloten op de WKO-installatie van de ondernemer. Mijn klachten zijn dat de ondernemer binnen hetzelfde gebouw en afkomstig van dezelfde verwarmingsinstallatie verschillende tarieven voor huurders-gebruikers en eigenaren-gebruikers hanteert. Er wordt een variabel tarief warm tapwater voor huurders-gebruikers gebruikt van € 6,25 per m3 en voor eigenaren-gebruikers is dat € 6,66 per m3. Het vastrecht koude per jaar voor huurders-gebruikers bedraagt € 145,20 en voor eigenaren-gebruikers € 363,–. Het variabele tarief koude per GJ voor huurders-gebruikers bedraagt € 0,– en voor eigenaren-gebruikers € 11,50 per GJ. Ik heb meerdere malen gevraagd naar een calculatie van de verschillende tarieven, maar dat wordt door de ondernemer geweigerd. Er is sprake van een ongerechtvaardigde prijsdiscriminatie. De tarieven van de ondernemer zijn niet redelijk en billijk, voldoen niet aan het NMDA-principe en zijn ook nog eens discriminerend. Dat is des te pijnlijker omdat sprake is van gedwongen winkelnering. Daarnaast heb ik destijds – en dat geldt ook voor de andere kopers van de appartementen – in de leveringsovereenkomst van mijn appartement getekend voor levering van energie/warmte met inachtneming van het “niet meer dan anders beginsel”.
Ter zitting is namens de consumenten verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Wij hebben de appartementen gekocht van Woningstichting [naam woningstichting] in [plaatsnaam]. Het betrof destijds een bouwproject waarbij wij een appartementsrecht kochten met de verplichting om dat te laten bouwen door bouwer [naam bouwer]. In de koopovereenkomst en hetgeen ook is overgenomen in de leveringsovereenkomst staat voor wat betreft de WKO-installatie vermeld: De verkrijger verklaart zich bekend en akkoord met de levering van warmte, koude en warm tapwater door een door de grondverkoper aan te wijzen derde (hierna ook te noemen: de WKO-exploitant). De verkrijger verplicht zich om bij oplevering een leveringscontract aan te gaan met de WKO-exploitant, tbv van het privégedeelte met een looptijd van 30 jaar en onder de nader door de WKO-exploitant en/of grondverkoper te bepalen voorwaarden, waarbij ten aanzien van de tariefberekening het “niet meer dan anders beginsel” (NMDA-beginsel) als uitgangspunt zal gelden. Dat NMDA-beginsel geldt zowel voor warmte als koude als voor het tapwater. De appartementen zijn ultimo augustus 2015 opgeleverd. Pas in april 2016 kregen wij verdere informatie over de levering van warmte, koude en warm tapwater. Wij konden toen een informatiemap ophalen en daarin zat een concept-leveringsovereenkomst, de algemene voorwaarden van de ondernemer en een blad met de tarieven. De warmtetarieven zouden conform de maximumprijzen van de ACM zijn. Zowel het vastrecht als de variabele kosten voor koude waren en zijn bepaald fors te noemen. Op dat moment waren wij nog niet op de hoogte van de door de ondernemer gehanteerde prijsdiscriminatie, die niet alleen geldt voor het vaste en variabele tarief voor koude, maar ook voor het variabele tarief voor warm tapwater. Wij zijn er inmiddels achtergekomen dat er afwijkende en lagere tarieven zijn voor de sociale huurwoningen in het complex. Dat wisten wij in het geheel niet en daarover zijn wij ook nooit geïnformeerd. Wij hebben allemaal individuele meters in de woningen. Wij hebben alle twee de aan ons aangeboden leveringsovereenkomst niet ondertekend. Volgens ons zijn de prijzen/tarieven veel te hoog en is ook sprake van prijsdiscriminatie. Wij willen inzicht in de kostenopbouw en de tariefstelling. Ook kan en mag geen sprake zijn van prijsdiscriminatie en dienen de tarieven conform het NMDA-beginsel te zijn. De consument 1. stelt verder geen gebruik te willen maken van koude en daarvoor dan ook niet te willen betalen.
De consumenten verlangen dat de tariefstelling inzichtelijk wordt gemaakt met een daarbij behorende kostenopbouw en dat er geen sprake zal zijn van prijsdiscriminatie tussen bewoners in het complex; de onderliggende calculaties met betrekking tot de tarieven voor warm tapwater, vastrecht koude en variabel tarief koude en de sommen die de prijsdiscriminatie expliciteren, dienen helder te worden gemaakt.
De consument 1. wenst verder vrijgesteld te worden van het betalen van het vastrecht koude (omdat zij daar geen gebruik van maakt en dat ook niet van plan is), dat zij net zoveel betaalt als de andere bewoners van het appartementencomplex voor vastrecht koude, derhalve niet meer dan € 145,20 per jaar (in plaats van € 301,10 per jaar), niet meer dan € 6,25 per m3 warm tapwater betaalt in plaats van de huidige € 6,66 per m3 en € 0,– variabele kosten koude in plaats van de huidige € 11,50 per GJ, alsmede terugbetaling van het door haar betaalde vastrecht koude over 2015 ten bedrage van
€ 128,56 en terugbetaling van een te hoog betaald tarief warm tapwater over 2015 ten bedrage van
€ 1,18.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
In het complex waar de consumenten woonachtig zijn huurt de ondernemer sedert maart 2016, met terugwerkende kracht tot de oplevering op 20 juli 2015, de WKO-installatie van de firma [naam firma]. De ondernemer heeft de installatie gehuurd om te exploiteren met bijbehorende tarieven. De ondernemer kan en mag deze tarieven niet aanpassen. Na overeenstemming met de betrokken partijen (Woningstichting [naam woningstichting] en de firma [naam firma]) heeft de ondernemer de afnemers formeel benaderd en hen daarbij ook de leveringsovereenkomsten namens de ondernemer aangeboden. Daarbij is ook het tarievenblad verschaft. Het tarievenblad is vastgesteld voor aanvang van de bouw, die konden ook voordat de ondernemer als exploitant is aangesteld door de koper opgevraagd worden bij de makelaar of projectontwikkelaar. De enige wijziging daarin is dat het vooraf vastgestelde vastrecht warmte naar beneden is bijgesteld conform de Warmtewet. De afleverset wordt niet in rekening gebracht. Bijgevoegd wordt het tarievenblad waarbij wordt vermeld dat die tarieven exclusief btw zijn. De tarievenbladen naar de gebruikers zijn inclusief btw gecommuniceerd. Het complex bestaat uit koopwoningen, vrije sector huurwoningen, commerciële ruimten en sociale huurwoningen. De tarieven voor koude zijn afwijkend bij de sociale huurwoningen. Zij krijgen een korting op de vastgestelde bedragen vanuit sociaal financieel oogpunt. Deze tarieven zijn zoals eerder vermeld al bepaald voor aanvang van de bouw en ook vastgelegd in de huurovereenkomst tussen de ondernemer en de firma [naam firma]. Deze bepaling geldt uiteraard niet voor verwarming aangezien dat een basisbehoefte is.
De consumenten geven aan dat het overeengekomen NMDA-principe niet wordt nageleefd. Koude valt niet onder de Warmtewet en daarmee ook niet onder het NMDA-principe. Wij zijn niet bekend met andere overeenkomsten tussen kopers en de verkoper van het appartement. Het NMDA-principe is voor koude dan ook niet toe te passen. De kosten voor het op een andere (duurzame) wijze opwekken van koude zijn niet voorhanden en het principe kan daardoor niet worden toegepast. Alle tarieven van de ondernemer zijn conform de Warmtewet wanneer die van toepassing is.
De ondernemer ziet geen reden om de consument een korting aan te bieden; de tarieven waren immers al ruimschoots bekend en de kopers hebben zelf ook de beslissing genomen om de woningen te kopen met de wetenschap van de collectieve warmte/koude voorziening.
De consument 1. geeft aan geen gebruik te willen maken van de koude levering; het is bij een WKO-installatie niet mogelijk om koude af te sluiten. De koude afname kan uiteraard wel zelf worden bepaald in de woning, maar de aansluiting blijft echter bestaan. Door afname van koude kan de installatie ook duurzamer warmte leveren.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Woningstichting [naam woningstichting] in [plaatsnaam] heeft destijds de bouw van het complex en de daarbij behorende WKO-installatie aanbesteed. Er diende voldaan te worden aan de voorwaarden voor sociale huurwoningen, vrije sector huurwoningen en koopwoningen. Op die aanbesteding is ingeschreven geweest door de combinatie [naam firma] en de ondernemer voor wat betreft het WKO-systeem en het adviseren en ontwerpen daarvan. Toen het complex in 2015 was afgebouwd, bleek dat de firma [naam firma] niet kon voldoen aan de voorwaarden/eisen van de Warmtewet. Er zijn toen gesprekken gevoerd tussen [naam woningstichting], [naam firma] en de ondernemer, hetgeen in maart 2016 heeft geresulteerd in een overeenkomst waaruit is gevolgd dat de ondernemer de exploitant is geworden van de WKO-installatie en de firma [naam firma] daarvan eigenaar is gebleven. Vervolgens heeft de ondernemer in april 2016 de afnemers geïnformeerd. Toen zijn ook de leveringsovereenkomsten en de daarbij behorende tarieven aan de bewoners voorgelegd. De tarieven waren overigens al vastgesteld tussen [naam firma] en Woningstichting [naam woningstichting]. Vanuit de Warmtewet gezien zijn wij (de ondernemer) de energieleverancier. Wij zijn gebonden aan de prijzen/tarifering zoals is vastgesteld door Woningstichting [naam woningstichting] samen met de firma [naam firma] en welke tarieven ook conform de Warmtewet zijn. Het complex bestaat uit 92 appartementen waaronder 18 koopwoningen, 25 vrije sector huur en de rest sociale huurders. Alleen voor de sociale huurders geldt een ander (goedkoper) tarief. Volgens de exploitatieberekening is de WKO-installatie een verliespost. Herhaald wordt dat de tarieven opgelegd zijn geweest en derhalve al vaststonden zodat de ondernemer daaraan vastzat en zit. Dat is in een overeenkomst met de firma [naam firma]s ook zo vastgelegd. De ondernemer kan die prijzen dan ook niet wijzigen. Het is correct dat de twee consumenten de leveringsovereenkomsten niet getekend hebben. De tarieven voor warmte voldoen aan het NMDA-beginsel en zijn conform het maximum van de Warmtewet. Voor koude geldt de Warmtewet en het NMDA-beginsel niet. Ook de tarifering voor koude ligt vast. Dat is ook in de overeenkomst met de firma [naam firma] bepaald. Wellicht dat voor het tarief voor warm tapwater geen onderscheid tussen bewoners gemaakt zou mogen worden. Ondanks het feit dat de consument 1. geen gebruik wil maken van koude dient zij toch het vastrecht daarvoor te betalen. Uiteraard zal tussen partijen, te weten [naam woningstichting] en [naam firma] gesproken zijn geweest over de tarifering en de toepassing van het NMDA-beginsel, alsmede over de voorgestane en doorgevoerde prijsdifferentiatie tussen bewoners van het complex. Daarover zal ongetwijfeld wel iets op papier zijn gezet. Desgevraagd zal daarover nog nadere informatie verstrekt kunnen worden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uit pragmatische redenen (de feitelijke en juridische geschilpunten in de zaken zijn vrijwel identiek) en met instemming van alle partijen zijn/worden de zaken gevoegd behandeld.
De centrale doelstelling van de Warmtewet (die per 1 januari 2014 van kracht is geworden) is de waarborging dat kleinverbruikers tegen redelijke voorwaarden en tarieven de beschikking hebben over warmte. Warmteverbruikers zijn in de meeste gevallen gebonden aan hun warmteleverancier, die een monopoliepositie heeft ten opzichte van de afnemers. Verbruikers kunnen geen warmte verkrijgen van andere leveranciers en kunnen ook niet kiezen voor een ander netwerk waarbij bovendien warmte een primaire levensbehoefte is. Gelet op die gebondenheid van afnemers van warmte dienen zij te worden beschermd tegen te hoge prijzen en onvoldoende prestaties van warmteleveranciers. De Warmtewet voorziet dan ook in consumentenbescherming, in bepalingen die gericht zijn op tariefbescherming en leveringszekerheid en de introductie van een onafhankelijke toezichthouder, te weten de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Uitgangspunt is dat iedereen tegen betaalbare prijzen over warmte moet kunnen beschikken. Daartoe is ook een maximale warmteprijs ingevoerd gebaseerd op het NMDA-beginsel; de prijs voor warmtelevering wordt gerelateerd aan de gassituatie van een huishouden; bij vaststelling van de maximale prijs voor levering van warmte dient de gassituatie van een huishouden als referentie. Het komt erop neer dat een afnemer van warmte voor ruimteverwarming en het opwarmen van warm tapwater niet meer behoort te betalen dan iemand die zijn huis met een individuele HR-ketel met gas verwarmt. Naast het NMDA-beginsel is ter voorkoming van overwinsten bij warmteleveranciers een structureel toezichtsysteem op rendementen van warmteleveranciers geïntroduceerd; de ACM is daartoe belast (met een periodieke rendementsmonitor).
Op grond van artikel 3 van het reglement van de commissie heeft de commissie tot taak geschillen tussen de consument en de ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van de overeenkomst met betrekking tot de aansluiting en/of levering van gas, warmte of elektrische energie en daarmee samenhangende levering en diensten. De commissie is derhalve niet bevoegd te beslissen over de hoogte van de in rekening gebrachte tarieven of kosten in zijn algemeenheid. De commissie heeft daarin slechts een marginale beoordelingsruimte. Behoudens in gevallen dat sprake is van evident onredelijke tarieven is het niet aan de commissie om daarover verder een oordeel te geven. In dat kader wordt opgemerkt dat de ACM in principe verantwoordelijk is voor het toezicht op de regulering van de tarieven op basis van onder meer de Warmtewet en de ACM beoordeelt dan ook de redelijkheid van de gehanteerde tarieven. Daarbij kan de ACM kijken naar de werkelijke kosten, inclusief vermogenskosten, die een warmteleverancier maakt. De ACM heeft op grond van de wet de bevoegdheid om daartoe gedetailleerde informatie op te vragen bij de ondernemer, welke bevoegdheid de commissie niet heeft. Het oordeel over de redelijkheid van de tarieven is derhalve primair aan de ACM. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van evident onredelijke tarieven/kosten en/of ongerechtvaardigde prijsdifferentiatie/prijsdiscriminatie beschikt de commissie thans over onvoldoende gegevens. Om daarover een (marginaal) oordeel te kunnen geven dient de ondernemer allereerst met meer uitleg, toelichting en onderbouwing te komen. De commissie verzoekt de ondernemer de navolgende informatie/bescheiden te verstrekken:
– De (eventuele) informatie die aan kopers/bewoners is verstrekt bij het sluiten van de koopovereenkomst en/of leveringsovereenkomst ter zake de WKO-installatie, meer in het bijzonder over eventuele tariefsbepalingen/-voorwaarden.
– Het contract tussen Woningstichting [naam woningstichting] en de firma [naam firma] (en/of [naam firma]) voor wat betreft de tariefbepalingen voor warmte, koude en warm tapwater, temeer nu de ondernemer stelt aan eerdere afspraken daarover gebonden te zijn; welke afspraken zijn dat dan precies en tussen wie zijn die overeengekomen/gesloten?
– Is er documentatie (uitleg en onderbouwing/rechtvaardiging) over de prijsdifferentiatie/-discriminatie tussen bewoners van het complex? Hoe verhoudt zich het tussen partijen overeengekomen NMDA-beginsel tot de door de ondernemer gehanteerde prijsdifferentiatie en het algemene verbod tot prijsdiscriminatie?
– De Warmtewet heeft in beginsel geen betrekking op de levering van koude. Hoe is de tariefopbouw/het kostentoerekeningsmodel ter zake de levering van koude? Inzicht in de kosten van koude voorziening is gewenst/noodzakelijk om de redelijkheid van die kosten te kunnen beoordelen. De ondernemer wordt verzocht om meer inzicht te bieden in zijn tariefopbouw en in de kosten van zowel de warmte als koude voorzieningen.
Zoals vermeld heeft de Warmtewet in beginsel geen betrekking op de levering van koude. Dat laat onverlet dat de ondernemer wel voor de aanschaf en het onderhoud van koude voorzieningen gemaakte kosten in redelijkheid via een afzonderlijk vastrecht koude aan de consument kan en mag doorberekenen. Daartoe is wel inzicht in de kosten voor koude voorziening noodzakelijk zoals door de commissie verzocht. Bij een installatie die gebaseerd is op warmte en koude opslag (zoals in deze zaak) is de levering van warmte en koude onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij een warmte koude opslaginstallatie is het ook verplicht om voor de levering van koude een aparte administratie te voeren en een apart tarief in rekening te brengen. Anders dan de consument 1. wenst kan zij ervoor kiezen om geen of zo min mogelijk gebruik te maken van koude, maar dat neemt niet weg dat zij wel het vastrecht verschuldigd is en blijft voor de instandhouding van de warmte en koude installatie aan de ondernemer. Voor de instandhouding van de koude installatie is de consument (net als de overige contractanten) aan de ondernemer een vastrecht verschuldigd, ongeacht de hoeveelheid koude die wordt afgenomen. Aldus is de consument 1. nog immer gehouden om het vastrecht koude te voldoen en kan zij ook geen aanspraak maken op volledige terugbetaling van het eerder door haar betaalde vastrecht koude. Uiteraard laat dat de hoogte/tarifering van dat vastrecht nog onverlet, omdat de commissie juist daarover nog nadere vragen aan de ondernemer heeft gesteld. De commissie wenst graag op basis van verifieerbare gegevens te kunnen vaststellen of de kosten die aan de consumenten in rekening zijn gebracht niet evident onredelijk zijn te achten. In dat kader merkt de commissie nog op dat de huidige Warmtewet op sommige punten (onder andere voor wat betreft de tariferingsperikelen en ook voor wat betreft het onderdeel koude) tekortschiet. De Warmtewet zal dan ook herzien worden, welke herziening moet leiden tot een beter functionerende bescherming van gebonden consumenten die te maken hebben met een monopolist als warmteleverancier (zoals in de zaak van de consumenten). Een belangrijk verwacht effect van het nieuwe wetsvoorstel is onder meer een verduidelijking en verbetering van de tariefbescherming voor afnemers. Zover is het echter nog niet. De commissie kan daar vanzelfsprekend ook niet op vooruitlopen, waarbij nog wordt opgemerkt dat de commissie uiteraard slechts individuele geschillen behandelt, in dit geval van een consument jegens een warmteleverancier en dat de commissie op basis van haar reglement en bevoegdheden geen algemene uitspraken kan doen over de inrichting van de energiemarkt in Nederland en de daarbij behorende tarifering en marktpartijen. Dat gaat de taak van de commissie te buiten.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de ondernemer in de gelegenheid wordt gesteld om de hiervoor verzochte informatie/uitleg en onderbouwing te verstrekken binnen zes weken na de verzenddatum van dit bindend advies. Vervolgens zullen beide consumenten nog in de gelegenheid worden gesteld om daarop binnen een periode van drie weken te reageren.
De commissie zal vervolgens zonder nadere mondelinge behandeling op basis van de stukken bindend adviseren, tenzij (één der) partijen nadrukkelijk te kennen geven/geeft een nadere mondelinge behandeling op prijs te stellen en/of de commissie dat noodzakelijk acht.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 6 december 2016.
De commissie heeft vervolgens kennisgenomen van de nadere schriftelijke reactie van de ondernemer van 23 februari 2017, alsmede van de schriftelijke reactie van de consument 2. (mede ten behoeve van de consument 1.) daarop van 14 maart 2017.
Zoals in het tussenadvies is aangegeven zal de commissie thans zonder nadere mondelinge behandeling bindend adviseren, nu geen van de partijen uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven een nadere mondelinge behandeling te wensen en de commissie dat ook niet noodzakelijk acht.
Nadere reactie van de ondernemer
De ondernemer beschikt niet over de informatie die verstrekt is bij het sluiten van de koopovereenkomst. De ondernemer heeft op het moment dat hij de energie-exploitant werd de tariefbladen en leveringsovereenkomst overhandigd aan de betrokkenen en twee bijeenkomsten ter plaatse gehouden voor het stellen van vragen. De tariefbladen zijn opgesteld volgens de overeenkomst die er ligt met de andere partijen. Deze zijn conform de Warmtewet en zoals vastgesteld in een eerder stadium. De ondernemer voegt nog bij een onderdeel van het contract met woningstichting [naam woningstichting], de firma [naam firma] en de ondernemer. Daarin staan de tarieven vermeld waaraan de ondernemer is gehouden. Er is een minimum en maximum bedrag vastgesteld. Het kostentoerekeningsmodel ter zake de levering van koude is lastig vast te stellen, het opwekken van warmte en koude vindt plaats in dezelfde installatie. Er is geen scheiding voor elektrakosten voor het opwekken van warmte of koude. Er is voor aanvang een exploitatieberekening gemaakt met kengetallen. Hierbij is voor koude en warmte hetzelfde bedrag voor vastrecht aangehouden; na het intreden van de Warmtewet is dit voor warmte verlaagd. Het vastrechtbedrag voor koude is hierna gelijk gebleven. Het verschil tussen de aanname en de uiteindelijke prijs voor het vastrecht warmte is een verlies wat de ondernemer neemt, dat is nergens gecompenseerd. De ondernemer is bereid om het exploitatiemodel te overleggen, waarbij hij wel de voorwaarde stelt dat die discreet c.q. vertrouwelijk behandeld wordt door een aangewezen lid van de commissie. De uitvraag voor de tender voor de ontwikkeling van het wooncomplex [naam wooncomplex] is door woningstichting [naam woningstichting] uitgeschreven met een differentiatie in prijs voor sociale huurders. Dat is één van de voorwaarden geweest om in te kunnen schrijven. De motivatie daarachter is de ambitie om duurzaam te bouwen, terwijl het toch mogelijk blijft sociale huurders in dit project te kunnen huisvesten. Verwarming is een basisbehoefte, maar een woning met koeling is een keuze. Koeling is extra comfort, hiervoor betaalt men meer dan voor een woning waarin niet gekoeld wordt. Omdat sociale huurders hier wel gebruik van maken, wordt er een bijdrage gevraagd, maar deze is lager dan voor de overige bewoners. Zoals de huur van de woning ook lager is dan een woning in hetzelfde complex in de vrije sector. De woonlasten worden anders te hoog voor deze groep bewoners. Financieel is het niet haalbaar om de korting voor elke bewoner door te voeren en dat is contractueel gezien ook niet mogelijk door de minimumbedragen. De tenderaanvraag is indien gewenst door de ondernemer op te vragen bij woningstichting [naam woningstichtnig].
Nadere reactie van de consumenten
De ondernemer hanteert de tarieven zoals die reeds in het dossier vermeld zijn voor koopwoningen en huurwoningen en die zijn overgelegd op 2 augustus 2016. Uit die tarieven blijkt dat de ondernemer prijsdiscriminatie toepast in een monopoliesituatie:
– Warm tapwater vallend onder de Warmtewet voor huurwoningen variabele kosten € 6,25 per m3 en voor koopwoningen € 6,66 per m3;
– Vastrecht koude/koeling voor een huurwoning van € 145,20 per jaar en voor koopwoningen € 363,– per jaar;
– Variabele kosten koude/koeling voor huurwoningen € 0,00 per GJ en voor koopwoningen € 11,50 per GJ.
De door de ondernemer ingediende tarieven in zijn reactie van 23 februari 2017 hebben niets van doen met de door de ondernemer aan mij gefactureerde tarieven.
De ondernemer hanteert een eigen exploitatiemodel. Dat model kan op zichzelf nooit de rechtvaardiging opleveren voor prijsdiscriminatie. Dat wellicht slechts één lid van de commissie daarin inzage mag hebben onder strenge voorwaarden doet hiertoe niets af. De tarieven koude zowel vast als variabel behoren tot de hoogste in Nederland. De ondernemer doet er beter aan om zich te vergelijken met zijn peers.
In Nederland bestaan vele wettelijke regelingen om wonen goedkoper te maken. Echter de levering van warmte en koude maakt daarvan geen onderdeel uit; het wettelijk kader ontbreekt en dus is er geen juridische grondslag op basis waarvan de ondernemer mag overgaan tot prijsdiscriminatie. In feite handelt de ondernemer onrechtmatig en zich verschuilend achter afspraken die behalve aspecten als verticale prijsbinding niet ter zake doen.
Ik heb destijds een koopovereenkomst getekend waarin niets is vastgelegd over (ongeoorloofde) prijsdiscriminatie.
De ondernemer dient ofwel de prijsdiscriminatie op te heffen ofwel in het kader van zorgvuldig handelen mij niet te verplichten tot afname van producten/diensten waar prijsdiscriminatie wordt toegepast.
Verdere beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie zal niet ingaan op het voorstel van de ondernemer dat een commissielid discreet/vertrouwelijk het exploitatiemodel van de ondernemer zou mogen inzien omdat de commissie de bevoegdheid ontbeert om de gehanteerde kosten/tarieven concreet te kunnen bepalen/vaststellen. Dat gaat de taak en de bevoegdheid van de commissie te buiten.
In het tussenadvies heeft de commissie de ondernemer verzocht om informatie/bescheiden aan te leveren ter zake:
– De (eventuele) informatie die aan kopers/bewoners is verstrekt bij het sluiten van de koopovereenkomst en/of leveringsovereenkomst ter zake de WKO-installatie, meer in het bijzonder over eventuele tariefsbepalingen/-voorwaarden.
De ondernemer heeft in zijn reactie aangegeven daarover niet te beschikken.
– Het contract tussen woningstichting [naam woningstichting] en de firma [naam firma] (en/of [naam firma]) voor wat betreft de tariefbepalingen voor warmte, koude en warm tapwater, temeer nu de ondernemer stelt aan eerdere afspraken daarover gebonden te zijn; welke afspraken zijn dat dan precies en tussen wie zijn die overeengekomen/gesloten?
In zijn reactie heeft de ondernemer dat contract niet verstrekt, uitsluitend alleen een tarievenblad wat daarvan onderdeel van zou uitmaken is toegevoegd.
– Is er documentatie (uitleg en onderbouwing/rechtvaardiging) over de prijsdifferentiatie/-discriminatie tussen bewoners van het complex? Hoe verhoudt zich het tussen partijen overeengekomen NMDA-beginsel tot de door de ondernemer gehanteerde prijsdifferentiatie en het algemene verbod tot prijsdiscriminatie?
In zijn reactie is de ondernemer daar niet op ingegaan.
– De Warmtewet heeft in beginsel geen betrekking op de levering van koude. Hoe is de tariefopbouw/het kostentoerekeningsmodel ter zake de levering van koude? Inzicht in de kosten van koude voorziening is gewenst/noodzakelijk om de redelijkheid van die kosten te kunnen beoordelen. De ondernemer wordt verzocht om meer inzicht te bieden in zijn tariefopbouw en in de kosten van zowel de warmte als koude voorzieningen.
De ondernemer geeft in zijn reactie daarover in feite geen informatie en geeft aan dat het lastig is om vast te stellen en dat er geen scheiding voor elektrakosten voor het opwekken van warmte of koude wordt gemaakt. De ondernemer is onder voorwaarden bereid om het exploitatiemodel uitsluitend aan een aangewezen lid van de commissie te verstrekken.
De conclusie is dat de ondernemer weinig/nauwelijks informatie en/of toelichting heeft verstrekt op de door de commissie aan de orde gestelde vragen/kwesties. Aldus heeft de ondernemer nagelaten om zijn stellingen in dat verband nader te onderbouwen en te adstrueren, hetgeen haar euvel te duiden valt.
Prijsdifferentiatie/-discriminatie warm tapwater/vastrecht koude/variabele kosten koude
Tussen woningstichting [naam woningstichting] en de consumenten als kopers is in de koopovereenkomsten en hetgeen ook is op- en overgenomen in de akten van levering (van 2013) bepaald dat: “verkrijger verklaart zich bekend en akkoord met de levering van warmte, koude en warm tapwater door een door grondverkoper aan te wijzen derde, hierna ook te noemen: “de WKO-exploitant”. De verkrijger verplicht zich om bij oplevering een leveringscontract aan te gaan met de WKO-exploitant ten behoeve van het privégedeelte met een looptijd van 30 jaar en onder nader door de WKO-exploitant en/of grondverkoper te bepalen voorwaarden waarbij ten aanzien van de tariefberekening het “niet meer dan anders beginsel” (NMDA-beginsel) als uitgangspunt zal gelden”. Hieruit volgt dat het NMDA-beginsel in dit geval geldt voor zowel warmte, koude als voor warm tapwater. Partijen zijn het met elkaar eens dat op basis van de Warmtewet en derhalve met betrekking tot de warmtetarieven het NMDA-beginsel van toepassing is; de prijs voor warmtelevering wordt gerelateerd aan de gassituatie van een huishouden en bij de vaststelling van de maximale prijs voor de levering van warmte dient de gassituatie van een huishouden als referentie. Dat betekent dat over de maximumtarieven die door de ACM (jaarlijks) voor warmte worden vastgesteld geen verder geschil is en kan zijn. Resteert de vraag of met toepassing van het NMDA-beginsel binnen één complex (zoals dat waar de consumenten woonachtig zijn) verschillende tarieven kunnen en mogen worden toegepast. De commissie is van oordeel dat dat niet het geval is. In de jaren ‘70 is bij de ontwikkeling van stadsverwarming het “niet meer dan anders principe” ingevoerd. Het uitgangspunt daarbij was dat woningen die aangesloten zouden worden op gas en elektriciteit hetzelfde bedrag per jaar zouden betalen als woningen die aangesloten werden op stadsverwarming. Kern van het NMDA-beginsel is dat de energiekosten voor alle betrokken woningen gelijk zouden zijn. Dit principe werd toegepast door min of meer vergelijkbare woonsituaties met elkaar te vergelijken. Discussie ontstond doordat complexen vaak onderling verschilden in bouw, ligging etc. waardoor het moeilijk was het NMDA-beginsel op grote schaal toe te passen. In de praktijk werd voor bestaande woningen het NMDA-beginsel op complexniveau éénduidig toegepast en in een nieuwbouwsector op projectniveau. Het streven was er in ieder geval op gericht om het beginsel zo éénduidig mogelijk toe te passen. Door de invoering van de Warmtewet is het NMDA¬-beginsel gerelateerd aan het maximumtarief voor warmte. Indien een energieleverancier de maximumwarmtetarieven hanteert zoals die jaarlijks door de ACM voor warmte worden vastgesteld, voldoet de energieleverancier aan het NMDA-principe mits de energieleverancier die tarieven ook éénduidig voor alle aangeslotenen in een gelijksoortige situatie toepast. Dat strookt ook met de definitie van de ACM die aangeeft dat de maximumprijs voor warmte gebaseerd is op de prijs van gas, hetgeen inhoudt dat een warmteverbruiker niet meer betaalt dan dat die verbruiker betaald zou hebben als die een gasaansluiting zou hebben gehad; de maximumprijs is dan ook gebaseerd op een gemiddelde verbruiker van gas. Indien een energieleverancier evenwel lagere tarieven hanteert (dan het maximumtarief) dan zou dat op basis van het NMDA-beginsel op complexniveau ook gelijk moeten zijn; immers een verbruiker betaalt in een vergelijkbare situatie van woningen die gas gestookt zijn niet meer dan als wanneer die woningen voorzien zijn van warmte. Dat betekent dat als klanten/verbruikers in de vrije markt een gasaansluiting zouden hebben geen enkele gas-/energieleverancier tarieven zou hanteren die gebaseerd zouden zijn en gedifferentieerd zouden zijn op basis van de eigendomssituatie van de woning. Er vindt aldus geen onderscheid plaats in tarieven met betrekking tot (sociale) huurders dan wel eigen woningbezitters. Aldus leidt toepassing van het NMDA-beginsel volgens de commissie tot de conclusie dat er door de ondernemer geen prijsdifferentiaties/prijsdiscriminatie voor bewoners/verbruikers in het complex ter zake de tarifering voor zowel warmte als koude (en dus ook voor warm tapwater) mogen zijn. Er is immers geen sprake van het NMDA-beginsel als in gelijke woonsituaties geen gelijke energiekosten worden berekend. Dat betekent dat de ondernemer geen verschillende tarieven voor eigenarengebruikers (zoals de consumenten) en voor huurdergebruikers kan hanteren voor zowel het variabel tarief warm tapwater (voor huurdergebruikers van € 6,25 per m3 en voor eigenarengebruikers van € 6,66 per m3, alsmede voor het vastrecht koude per jaar (voor huurdergebruikers van € 145,20 en voor eigenarengebruikers van € 363,– en ten slotte ook voor het variabele tarief koude per GJ (voor huurdergebruikers bedraagt dat € 0,00 en voor eigenarengebruikers bedraagt dat € 11,50 per GJ). Welke (gelijke) prijzen/tarieven voor zowel huurdergebruikers als eigenarengebruikers gehanteerd zal moeten worden, zal de ondernemer alsdan (opnieuw) moeten bepalen en vaststellen. De commissie heeft in haar tussenadvies al aangegeven dat zij niet bevoegd is te beslissen over de hoogte van de in rekening gebrachte en te brengen tarieven en/of kosten. De stelling van de ondernemer dat hij op basis van zijn contractuele verplichtingen met woningstichting [naam woningstichting] en de firma [naam firma] gehouden zou zijn om de vastgestelde tarieven te hanteren regardeert de eigenarengebruikers (zoals de consumenten) niet en doet verder ook niets af aan de ten onrechte gehanteerde prijsdifferentiatie/-discriminatie (want in strijd met het NMDA beginsel). De ondernemer heeft verder ook niet (anderszins) aangetoond dat er een valide juridische grondslag bestaat voor prijsdifferentiatie/-discriminatie tussen huurdergebruikers en eigenarengebruikers en heeft ook desgevraagd nagelaten daarover toelichting en/of uitleg te verstrekken. De commissie komt dan ook tot het oordeel dat de ondernemer gehouden is om binnen twee maanden na verzenddatum van deze beslissing tarieven aan de consumenten aan te bieden voor levering van warmte, vastrecht en variabele kosten koude en warm tapwater die voldoen aan het NMDA-beginsel en non-discriminatoir zijn (en waarin dus geen prijsdifferentiatie wordt toegepast). Daarbij dient de ondernemer aan de consumenten inzicht en uitleg te verschaffen over de gehanteerde (nieuwe) tarieven waaronder de tariefopbouw en kosten toerekeningsmodel.
Op basis van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klachten van de consumenten gegrond zijn, zodat de ondernemer eveneens gehouden is om het door de consumenten betaalde klachtengeld te vergoeden.
Het door de consument 2. bij de commissie gedeponeerde bedrag van € 50,89 zal vooralsnog aan hem worden terugbetaald, temeer nu met de door de commissie vastgestelde ten onrechte toegepaste prijsdifferentiatie er ter zake de (jaarlijkse) afrekening(en) door de ondernemer gecorrigeerd zal moeten worden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De door de ondernemer gehanteerde prijsdifferentiatie/prijsdiscriminatie voor zowel warmtelevering, warm tapwater als vastrecht en variabele kosten koude is in strijd met het overeengekomen en toepasselijke NMDA-beginsel en derhalve niet toegestaan; de ondernemer is gehouden binnen twee maanden na verzenddatum van deze beslissing aan de consumenten tarieven te hanteren voor levering van warm tapwater, vastrecht koude en variabele kosten koude die voldoen aan het NMDA-beginsel en non-discriminatoir zijn (en geen prijsdifferentiatie bevatten). Daarbij dient de ondernemer aan de consumenten inzicht en uitleg te verschaffen over de gehanteerde (nieuwe) tarieven waaronder de tariefopbouw en kosten toerekeningsmodel.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 52,50 aan ieder van de consumenten te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Het door de consument 2. gestorte depotbedrag van € 50,89 wordt aan hem geretourneerd/teruggestort.
Het door de consumenten meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 8 mei 2017.