Commissie: Water
Categorie: Informatieverstrekking
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
111786
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de administratieve verwerking van de gemeentelijke heffingen die meeliften op de drinkwaterfactuur van de ondernemer.
De afnemer heeft op 17 maart 2017 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 23 december 2016 heeft de consument de periodieke factuur van de ondernemer voor de periode december 2016 tot en met februari 2017 ontvangen. Het betrof water en gemeentelijke heffingen.
Op 17 februari 2017 ontving de consument van de gemeente Wageningen de factuur voor de betalingen van de gemeentelijke heffingen, met name afvalstoffenheffing en rioolheffing, voor het jaar 2017.
De consument heeft daarop aan de gemeente verzocht of zij de reeds aan de ondernemer betaalde gemeentelijke heffingen mocht aftrekken van de reeds ontvangen nota. Dat werd niet toegestaan.
Vervolgens heeft de consument aan de ondernemer verzocht of deze de teveel betaalde afvalstoffenheffing en rioolheffing aan haar wilde terugbetalen omdat zij deze reeds had betaald met de factuur van 23 december 2016.
De ondernemer bleek niet bereid tot restitutie over te gaan. Ten onrechte omdat het zo is dat de beide heffingen bij vooruitbetaling moeten worden betaald. Het betreft een bedrag van € 71,35.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Vanaf 1 augustus 2005 wordt door de ondernemer ook de afvalstoffenheffing en rioolheffing in rekening gebracht. Dit meeliften van de gemeentelijke heffingen op de drinkwaterfactuur van de ondernemer is met ingang van 1 januari 2017 beëindigd.
De afvalstoffenheffing is een vast bedrag per jaar. De rioolheffing bestaat uit een vast en variabel deel, gebaseerd op verbruik bij elke factuur wordt ¼ van het jaarbedrag aan afvalstoffenheffing in rekening gebracht. Voor de rioolheffing geldt dat deze met de jaarlijkse afrekening in rekening wordt gebracht vanwege de variabele component.
Op 28 februari 2017 heeft de consument telefonisch contact met de ondernemer opgenomen. Telefonisch wordt uitgelegd dat per voorschotfactuur ¼ van de heffingen wordt berekend, en dat met de voorschotfactuur van 23 december 2016 het laatste kwart aan heffingen over 2016 wordt gefactureerd. De consument blijft echter volharden in het eigen gelijk.
De periodeafrekening van september 2017 is nog niet opgemaakt. Met deze periodeafrekening zal ook de rioolheffing tot en met 31 december 2016 worden afgerekend.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De rioolheffing heeft een vaste en een variabele component. De meterstand per 31 december 2016 is bepalend voor de hoogte van de variabele rioolheffing. Een collega heeft nog getracht dit duidelijk te maken maar dat is niet gelukt.
Vanaf 2007 zijn er over een soortgelijke kwestie contacten tussen partijen geweest, nadien is het jarenlang stil gebleven.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In het onderhavige geschil klaagt de consument over de administratieve verwerking van de gemeentelijke heffingen die meeliften op de drinkwaterfactuur.
De consument is van mening dat nu de heffingen vanaf 1 januari 2017 zelf door de gemeente worden geïnd, op de factuur van de ondernemer van 23 december 2016 waarbij een deel van de heffingen in rekening wordt gebracht, zij deze deels dubbel heeft betaald en zij verlangt restitutie.
De ondernemer stelt dat door hem de heffingen tot 1 januari 2017 in rekening zijn gebracht en dat vanwege het variabele karakter van de rioolheffing, dit deel later zal worden geïnd. De op de factuur van 23 december 2016 in rekening gebrachte heffingen hebben betrekking op het jaar 2016.
Uit de aan haar overgelegde stukken is de commissie niet duidelijk geworden dat door de ondernemer de gang van zaken op duidelijke en heldere wijze is uiteengezet. Met name het onderscheid tussen de vaste en variabele component en als gevolg daarvan het op verschillende momenten in rekening brengen van deze component is door de ondernemer onvoldoende duidelijk gemaakt.
Eerst in het verweerschrift is deze kwestie uitgelegd, waarbij ook die uitleg niet steeds helder is geweest. Ook is de ondernemer tamelijk summier geweest bij de uitleg van het verschil tussen kalenderjaar en verbruiksjaar en de gevolgen daarvan voor het in rekening brengen van de heffingen, die per kalenderjaar zijn verschuldigd.
Aldus kon bij de consument de indruk postvatten dat de afrekening van de gemeentelijke heffingen niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden, hoewel daarvan, zo stelt de commissie vast, geen sprake is geweest.
De commissie acht het passend en geboden dat de ondernemer voor dit ongerief een kleine vergoeding aan de consument vergoedt en zal de ondernemer veroordelen tot betaling van een bedrag van € 50,–.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Derhalve wordt beslist als volgt
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 50,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Water op 3 oktober 2017.