Echtscheiding, contractoverneming; bedrijf onzorgvuldig.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Energie    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: OPN05-0050

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de jaarafrekening gas, water en elektriciteit 2002/2003.

Standpunt van de consument

Namens de consument is het volgende aangevoerd.

De consument is gehuwd geweest met de heer ###. Zij zijn beiden woonachtig geweest op bovengenoemd adres. Het contract met de ondernemer stond op naam van de heer ###.

De consument en de heer ### zijn eind november 2001 feitelijk uit elkaar gegaan en in maart 2002 is hun huwelijk ontbonden. De consument is in de echtelijke woning blijven wonen samen met de kinderen. Het huurcontact is met ingang van 1 november 2002 op haar naam gesteld.

Het contract met de ondernemer is in beginsel op naam van de heer ### blijven staan. De consument heeft echter vanaf het moment dat zij alleen in de woning woonde (december 2001) de maandelijkse termijnen betaald. Deze zijn van haar bankrekening afgeschreven met nummer … Voor die tijd werden de termijnen afgeschreven van de bankrekening van de heer ### met nummer …

Bij brief van 21 januari 2003 heeft de consument van de ondernemer een schrijven ontvangen met de mededeling dat er een betalingsachterstand zou bestaan ten bedrage van € 1.401,30. Navraag bij de ondernemer leerde de consument dat op verzoek van de heer ### de tenaamstelling van het contract op 27 november 2002 met terugwerkende kracht is gewijzigd. Als gevolg hiervan zou de heer ### teveel hebben betaald en werd hem begin januari 2003 een eindafrekening gestuurd waarop stond vermeld dat aan hem een bedrag van € 1.516,96 zou worden terugbetaald op rekeningnummer 0935606750. De consument heeft hierop de ondernemer onmiddellijk laten weten dat er kennelijk sprake was van een misverstand en dat het geld niet aan de heer ### overgemaakt diende te worden daar zij sedert december 2001 de maandelijkse termijnen heeft betaald.

De ondernemer heeft desondanks het geld overgemaakt aan de heer ###. Het bedrag is niet gestort op de rekening die op de eindafrekening stond vermeld, maar op een andere rekening, zoals kort daarvoor door de heer ### was verzocht. Zo het bedrag op de hiervoor genoemde rekening zou zijn overgemaakt, dan had de bewindvoerder kunnen proberen actie te ondernemen.

Na de eerste brief van 21 januari 2003, waarin stond vermeld dat een bedrag van € 1.401,30 was verschuldigd, heeft de consument nog een aantal brieven ontvangen hierover. Bij brief van 24 september 2003 werd aangegeven dat de achterstand € 1.281,30 bedroeg en bij brief van 5 november 2003 zou nog een bedrag van € 1.140,52 verschuldigd zijn. Waar deze bedragen op zijn gebaseerd is niet duidelijk.

De consument heeft eerst samen met haar bewindvoerder over het voorgaande gecorrespondeerd met de ondernemer. Vervolgens heeft zij ondergetekende ingeschakeld. Ik heb met een medewerker van de ondernemer gesproken en gecorrespondeerd.

Het standpunt van de ondernemer is dat er terecht een bedrag van € 1.516,96 aan de heer ### is terugbetaald, daar hij de contractant was en de ondernemer niets met de consument van doen had.

De consument deelt de mening van de ondernemer niet. Voor de ondernemer was (en is) het duidelijk dat niet de contractant, de heer ###, sedert december 2001 de maandelijkse termijnen heeft voldaan, maar dat deze van de rekening van de consument werden afgeschreven. Nog voordat het bedrag van de eindafrekening aan de heer ### werd overgemaakt, is de ondernemer nogmaals hierop gewezen en is verzocht het bedrag niet aan hem uit te keren. De ondernemer had het bedrag derhalve niet zo maar aan de heer ### mogen overmaken en zeker niet op een kort voor de overschrijving door de heer ### opgegeven andere bankrekening, dan de rekening die bij de ondernemer bekend was.

De ondernemer heeft zeer onzorgvuldig gehandeld, hetgeen haar aangerekend dient te worden. De ondernemer kan deze zaak niet af doen door van de consument voor de tweede maal de maandelijkse termijnen te vorderen en haar voor de terugvordering van de eerste betalingen naar de heer ### te verwijzen. De consument heeft aan haar betalingsverplichtingen voldaan en de ondernemer dient het aan de heer ### uitgekeerde bedrag zelf bij hem terug te vorderen.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument maakt bezwaar tegen de jaarafrekening van 21 januari 2003 van € 1.401,30 inzake het adres ### te ###. Graag maken wij van de gelegenheid gebruik om de zaak toe te lichten. Het zal de commissie duidelijk zijn dat ons bedrijf, zoals gebruikelijk is in dit soort aangelegenheden, zich ook in onderhavig geschil onpartijdig heeft opgesteld.

Eind december 2002 nam de ex-partner van de consument, de heer ###, contact met ons op. Voor de goede orde wijzen wij de commissie erop dat de heer ### op dat moment het leveringscontract op zijn naam had staan. In het gesprek gaf de heer ### aan sinds 2 november 2001 niet meer woonachtig te zijn op genoemd adres. De heer ### verzocht ons het leveringscontract met terugwerkende kracht op zijn naam te beëindigen en over te schrijven op naam van de consument. Beëindiging van het leveringscontract vanaf 2 november 2001 was systeemtechnisch niet mogelijk. Na goedkeuring van beide belanghebbende (zie kopieën klantcontacten) is overeengekomen om het leveringscontract met ingang van 3 januari 2002 te beëindigen dan wel over te schrijven. Samenvattend; met ingang van 3 januari 2002 is het leveringscontract op naam van de heer ### beëindigd en op naam gesteld van de consument.

Op 7 januari 2003 is voor de heer ### een slotafrekening vervaardigd. Door de beëindiging met terugwerkende kracht resulteert de slotafrekening in een tegoed van € 1.516,96. Dit bedrag is overgemaakt op de rekening van de heer ###. Op 21 januari 2003 vervaardigde wij op naam de consument een jaarafrekening. Door de beëindiging met terugwerkende kracht resulteert deze jaarafrekening in een naheffing van € 1.401,30.

In dit geval resulteert de overschrijving van het leveringscontract in een ongunstige verdeling van de baten en lasten. Wij zijn echter van mening dat wij hebben gehandeld overeenkomstig het verzoek van en na akkoord van beide partijen. De wens van onze contractant, de heer ###, was in deze echter leidend.

Als de consument van mening is dat zij het bedrag van de jaarafrekening geheel of gedeeltelijk niet verschuldigd is, dan adviseren wij haar om contact op te nemen met haar ex-partner, teneinde tot een onderlinge verrekening te komen. Ons bedrijf is hierin geen partij.

Van het oorspronkelijke bedrag van de jaarafrekening resteert nog € 1.190,52. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Debet:
Jaarafrekening 21 januari 2003 € 1.401,30
€ 1.461,30

Credit:
Factuur 90467752 € 32,52
Factuur 90467753 € 118,26
Betaling 19 augustus 2003€ 120,00
€ 270,78-
€ 1.130,52

Resumerend stel ik het volgende vast. In het verleden werd er bij echtscheiding, overlijden of beëindiging samenwonen, het leveringscontract doorlopend over te schrijven (alleen naamswijziging). Hier waren geen kosten aan verbonden en er werd geen slotafrekening opgemaakt. Vaak ontstonden er problemen nadat een jaarafrekening volgde waarbij een tegoed werd gerestitueerd. De voormalige partners bleken dan niet bereid om tot verdeling van het tegoed over te gaan. Daarom is er voor gekozen om voor de vertrekkende partij een slotafrekening te vervaardigen. Degene die woonachtig blijft op het adres krijgt een nieuw leveringscontract op zijn of haar naam. Vaak levert dit geen problemen op. Omdat er door de voormalige partners werd verzocht om met terugwerkende kracht over te schrijven, is er een ongunstige verdeling van de baten en lasten ontstaan. Ons bedrijf blijft bij het standpunt dat de voormalige partners dit echter onderling dienen te regelen. De ondernemer is hierin geen partij.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat de klacht doel treft. De ondernemer maakt zich er te gemakkelijk van af door het probleem bij de voormalige partners te leggen. In dit geval kan er niet aan voorbij worden gegaan dat geruime tijd betalingen zijn gedaan door de consument. Dan gaat het niet aan zonder uitdrukkelijke toestemming van de consument een eventuele restitutie aan haar ex-partner, op wiens naam het contract stond, te doen. De ondernemer dient zulks in het kader van de verandering van de tenaamstelling van het leveringscontract met zowel de afgaande als de opkomende klant expliciet te regelen. Onder de gegeven omstandigheden is de consument het volgens de ondernemer nog openstaande bedrag niet aan de ondernemer verschuldigd en de ondernemer dient dit aan haar kwijt te schelden.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De consument is het genoemde bedrag van € 1.130,52 niet aan de ondernemer verschuldigd.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 30 juni 2005.