Erfgename mag klacht over executeur-notaris doorzetten: commissie acht zich bevoegd

  • Home >>
  • Notariaat >>
De Geschillencommissie




Commissie: Notariaat    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: ontvankelijkverklaring   Uitkomst: ontvankelijk   Referentiecode: 510621/756900

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

In deze zaak beklaagt klaagster zich over de rol van de notaris als executeur in de nalatenschap van haar tante. Zij stelt dat het nooit de wens van haar tante was om deze notaris als executeur aan te wijzen en dat zijn optreden gebrekkig is geweest, met name wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap en de hoogte van zijn declaraties. De notaris verweerde zich door te stellen dat klaagster niet-ontvankelijk is, omdat zij geen opdrachtgever zou zijn geweest en de gebeurtenissen te lang geleden zouden hebben plaatsgevonden.

De Geschillencommissie oordeelde echter dat klaagster als erfgename wel degelijk belanghebbende is en dus gerechtigd is om te klagen over het handelen van de notaris in diens rol als executeur. Ook het beroep op verjaring werd verworpen, omdat dit geen formele grond voor niet-ontvankelijkheid is volgens het reglement van de commissie. Bovendien had de notaris zelf eerder aangegeven dat klaagster haar klacht bij de commissie kon indienen, wat het beroep op niet-ontvankelijkheid ondermijnt. De commissie verklaarde zich daarom voorlopig bevoegd en klaagster ontvankelijk, en zal de zaak inhoudelijk behandelen in een volgende zitting.

Volledige uitspraak:

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaast]

(hierna te noemen: klaagster)
en

[notariskantoor] gevestigd te [plaats}

(hierna te noemen: de notaris).

Behandeling van het geschil

Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of klaagster in haar klacht ontvankelijk is.

De Geschillencommissie Notariaat (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2025 te Den Haag.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil

Door middel van een vragenformulier heeft klaagster een geschil aanhangig gemaakt tegen de notaris. Zij beklaagt zich over de betrokkenheid van de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar peettante en over de wijze waarop hij is als executeur is opgetreden in deze nalatenschap. In het verweer heeft de notaris zich onder meer op het standpunt gesteld dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht.

Standpunt van klaagster

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klaagster is petekind, notarieel gevolmachtigde, voormalig mentor en erfgename van haar tante. Volgens haar is het nooit de wens van haar tante geweest om de notaris tot executeur te benoemen, maar is dit de wens geweest van haar overleden partner.
Klaagster is voorts van mening dat de notaris de nalatenschap niet goed heeft afgehandeld. Zij is het ook niet eens met de declaraties van de notaris.

Klaagster verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen voor de schade die zij ten gevolge van het handelen en/of nalaten van de notaris heeft geleden.

Standpunt van de notaris

Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De notaris verzoekt klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in de klacht althans deze niet in behandeling te nemen, omdat tussen hem en klaagster geen overeenkomst tot dienstverlening gesloten, noch een overeenkomst tot opdracht. Bovendien klaagt klaagster over gebeurtenissen langer dan vijf jaar geleden. Mogelijke vorderingen voortvloeiende uit deze klachten zijn verjaard.
Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt voorop dat zij de klacht van klaagster niet duidelijk en geconcretiseerd acht. Uit de door de klaagster grote hoeveelheid overgelegde stukken leidt zij af dat de klacht zich in algemene zin richt op de kwaliteit van de dienstverlening van de notaris in zijn rol als executeur, alsmede op hetgeen de notaris voor zijn werkzaamheden als executeur in rekening heeft gebracht.

Voordat de commissie over kan gaan tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van de klacht, dient eerst op het verweer van de notaris dat de klacht niet in behandeling kan worden genomen, te worden gereageerd.

De commissie dient haar bevoegdheid – ook ambtshalve – te toetsen aan de hand van de bepalingen van haar Reglement.

In artikel 1 van het Reglement is bepaald dat onder ‘cliënt’ wordt verstaan: ‘de afnemer van de diensten van een notaris’.

Artikel 2 van het Reglement bepaalt – voor zover van belang – dat de Geschillenregeling Notariaat van toepassing is indien het geschil betreft de totstandkoming en/of de uitvoering van de opdracht aan de notaris alsmede klachten die nauw samenhangen met die opdracht.

De klacht van klaagster gaat onder meer over het handelen en/of nalaten van de notaris in de afwikkeling van de nalatenschap van haar tante waarin zij één van de erfgenamen is. Hoewel klaagster niet degene is die de opdracht heeft gegeven aan de notaris, mag zij naar het voorlopig oordeel van de commissie wel in haar hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap klagen over het handelen van de notaris. De commissie acht zich vooralsnog dan ook bevoegd de klacht van klaagster te beoordelen.

De notaris doet voorts een beroep op niet-ontvankelijkheid op grond van verjaring.

De gronden voor niet-ontvankelijkheid staan vermeld in artikel 7 van het Reglement. Verjaring is daarin niet genoemd. Voor zover de commissie thans kan bezien, zijn de wel genoemde niet-ontvankelijkheidsgronden in het onderhavige geval niet van toepassing. Van een omstandigheid die zou moeten leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van de cliënt in zijn klacht is de commissie thans niet gebleken.

De commissie zal klaagster vooralsnog dan ook ontvankelijk verklaren in de klacht.

De commissie merkt nog op dat de notaris zelf in zijn e-mail van 8 mei 2024 aan klaagster heeft geschreven:

“Wij hebben kennelijk een declaratie geschil. U kunt dit geschil voorleggen aan de geschillencommissie notariaat”. De commissie acht het dan ook niet redelijk om vervolgens een beroep op niet-ontvankelijkheid te doen.

De commissie kan naar haar voorlopig oordeel dan ook overgaan tot inhoudelijke behandeling van de klacht. Partijen zullen door het secretariaat van de commissie worden uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van deze klacht door de commissie.

Derhalve wordt als volgt beslist.
 
Beslissing

De commissie:

–        verklaart zich vooralsnog bevoegd het geschil te behandelen;

–        verklaart klaagster vooralsnog ontvankelijk in de klacht;

–        bepaalt dat het secretariaat een datum zal bepalen voor een mondelinge behandeling, waarvoor partijen zullen worden uitgenodigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, mevrouw mr. B. van Dis en de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 25 februari 2025.

Print/PDF