Eventuele schade door het in standhouden Pro Justitia rapportage

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: (non)conformiteit / disfunctioneren advocaat    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 244108/251843

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

In deze uitspraak was er sprake van een overeenkomst van dienstverlening tussen cliënt en advocaat. Onderwerp van deze overeenkomst was het verwijderen en vernietigen van een Pro Justitia rapportage over de cliënt door het OM. Hiertoe werd een nieuwe rapportage van een psychiater naar het OM ter argumentatie verstuurd. Het eerste verzoek tot verwijdering is vervolgens door het OM afgewezen. Nadien heeft de advocaat verdere argumentatie in een tweede brief naar het OM verstuurd, zonder het concept aan de cliënt voor te leggen. Hierna volgde opnieuw afwijzing door het OM. De cliënt stelt zich op het standpunt dat de advocaat de zaak slecht heeft behandeld, gelet op de negatieve gevolgen van de instandhouding van de rapportage. Volgens cliënt is er een fout uurtarief in de opdrachtbevestiging opgenomen, en wil gecompenseerd worden voor de door de cliënt geleden schade. De advocaat stelt zich op het standpunt dat de inhoud van de tweede brief aan het OM uitvoerig met de cliënt is besproken, en dat een concept daarom niet nodig was. De weigering van het OM om de rapportage te vernietigen valt dan ook niet te wijten aan schuld van de advocaat. De advocaat betwist dat er schade is geleden.

Wat is de beslissing?

De commissie is van mening dat advocaat in de procedure heeft gehandeld zoals redelijkerwijs van hem mag worden verwacht. Wat betreft het uurtarief stelt de commissie dat de cliënt hierover navraag had kunnen doen bij advocaat. Van enige schade is niet gebleken.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Advocatuur (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2024 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De advocaat is digitaal ter zitting verschenen. De cliënte was fysiek ter zitting aanwezig.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat, de door de advocaat in rekening gebrachte kosten en de schade die de cliënte stelt te hebben geleden door het handelen en/of nalaten van de advocaat.

Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënte heeft zich tot de advocaat gewend, omdat zij wilde dat een Pro Justitia (weiger) rapportage door het Openbaar Ministerie (OM) uit haar strafdossier werd verwijderd en vernietigd. In deze rapportage staan veel aannames, die schadelijk zijn voor de cliënte. De advocaat heeft aangeraden een nieuw rapport door een andere psychiater te laten opstellen en dit als bewijs met verdere argumentatie naar het OM te sturen. De cliënte heet hieraan meegewerkt, omdat zij is afgegaan op de kennis en kunde van de advocaat.
De advocaat heeft een brief aan het OM opgesteld, die hij eerst in concept aan de cliënte heeft voorgelegd. Het OM heeft het verzoek tot verwijdering van de rapportage afgewezen.

Vervolgens heeft de advocaat opnieuw een brief aan het OM gestuurd. Hoewel dit in de opdrachtbevestiging was toegezegd, heeft hij deze brief niet eerst in concept aan de cliënte doen toekomen. De cliënte is daardoor niet in de gelegenheid geweest toevoegingen te plaatsen. Juist omdat de eerste poging mislukt was, was dit uitermate belangrijk. De advocaat heeft de brief in zijn eigen bewoordingen opgesteld en heeft verzuimd delen van het nieuw geschreven rapport op te nemen. Ook het tweede verzoek is afgewezen; de Pro Justitia rapportage is niet verwijderd/vernietigd.
Het is schadelijk voor de cliënte dat bepaalde personen nog steeds toegang hebben tot deze rapportage. Zo zijn aangiftes die de cliënte heeft gedaan, niet serieus genomen. De cliënte is van mening dat de advocaat haar zaak slecht heeft behandeld.

Voorts is de cliënte het niet eens met het door de advocaat gehanteerde uurtarief. In de opdrachtbevestiging van 13 december 2022 is een uurtarief van € 295,– (exclusief kantoorkosten en BTW) vermeld. Dit werd in januari 2023 verhoogd naar € 310,– (exclusief kantoorkosten en BTW). Omdat de advocaat wist dat hij pas in januari 2023 met zijn werkzaamheden zou beginnen, had hij het nieuwe uurtarief in de opdrachtbevestiging moeten noemen. De cliënte is ervan uitgegaan dat de verhoging van het uurtarief pas in januari 2024 zou plaatsvinden.

De cliënte wil 1/3 van het door haar aan de advocaat betaalde bedrag van € 9.343,10 terug. Voorts verzoekt zij de commissie naar redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen voor de schade die zij ten gevolge van het handelen en/of nalaten van de advocaat heeft geleden.

Standpunt van de advocaat

Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënte heeft getracht om de in het kader van een strafrechtelijke vervolging vervaardigde NIFP- rapportage – opgesteld in opdracht van het OM – te vernietigen. De daartoe strekkende vordering van de cliënte is door de rechtbank afgewezen.
Teneinde meer grip te krijgen op het belang is de NIFP-rapportage beoordeeld door een GZ-psycholoog en forensisch gedragskundige. Het oordeel van deze GZ-psycholoog/forensisch gedragskundige is conform afspraak met de cliënte aan het OM gestuurd, met het verzoek de NIFP-rapportage te vernietigen c.q. te verwijderen. De betreffende brief is in concept aan de cliënte voorgelegd. Het OM heeft het verzoek tot vernietiging/verwijdering van de NIFP-rapportage afgewezen.

De advocaat heeft vervolgens opnieuw een brief aan het OM gestuurd, waarin hij om een heroverweging heeft verzocht. De inhoud van die brief is uitvoerig besproken met de cliënte. Een conceptbrief was daarom niet noodzakelijk. Daarnaast is de advocaat dominus litis. Ook heeft de cliënte nooit aangegeven dat zij aanvullingen wenste op deze brief. Het OM heeft het verzoek om heroverweging afgewezen.
Een betere brief was de facto niet mogelijk en had ook anderszins niet tot een ander resultaat geleid. Het OM heeft immers uitdrukkelijk opgemerkt dat buiten geautoriseerde medewerkers van het OM niemand toegang heeft tot de NIFP-rapportage. Daarnaast is geoordeeld dat de kans dat de onderhavige rapportage bij een eventuele toekomstige rechtszaak gebruikt zal worden en schadelijke gevolgen zal hebben voor de cliënte nihil is.

In de opdrachtbevestiging is opgenomen dat het tarief jaarlijks in januari kan worden aangepast. Dit betekent niet dat pas na ommekomst van één jaar een aanpassing plaatsvindt, maar in de maand januari. Nu de werkzaamheden van de advocaat ook daadwerkelijk een aanvang hebben genomen in januari, was een tariefwijziging volledig opportuun. De advocaat heeft nooit gezegd dat in december een aanvang zou worden genomen met de werkzaamheden. Dat had overigens de indexering niet anders gemaakt. Niet duidelijk is in welk belang de cliënte hier is geschonden. De advocaat betwist dat de cliënte door zijn toedoen schade heeft geleden.

De advocaat verzoekt de commissie de klacht ongegrond te verklaren en haar vordering af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

De commissie stelt vast dat de advocaat in de opdrachtbevestiging van 13 december 2022 het doel van de opdracht als volgt heeft omschreven:
“De door u aan mijn verleende opdracht betreft advisering over het voorkomen c.q. vermijden van opdrachten door het OM aan deskundigen aangaande een onderzoek over uw psychische gesteldheid, waarover ook tuchtrechtelijke procedures en een civielrechtelijke procedure is/zijn gevoerd. De bedoeling is dat u vrijwillig medewerkt aan een psychiatrisch onderzoek met als doel de juistheid te toetsen van het oordeel van het OM om een psychiatrisch onderzoek m.b.t. u te gelasten c.q. de gegrondheid van dat oordeel te weerleggen. Ik stel geen beroep of hoger beroep in tegen de tuchtrechtelijke uitspraken, welke ook niet in mijn bezit zijn en ook niet tegen het vonnis d. d. 9 november 2022 van de Rechtbank Noord-Holland zoals ik dat heb uitgelegd in mijn e-mailbericht d.d. 29 november 2022”.
Vaststaat dat de advocaat conform de opdracht een andere psychiater een rapport heeft laten opstellen en met instemming van de cliënte op 14 juni 2023 een brief aan het OM heeft gestuurd, met het verzoek de NIFP-rapportage te vernietigen en te verwijderen. Het OM heeft het verzoek bij brief van 17 juli 2023 afgewezen. De advocaat heeft vervolgens op 25 juli 2023 een brief aan het OM gestuurd, met het verzoek om heroverweging.

De cliënte beklaagt zich erover dat de advocaat deze tweede brief niet in concept aan haar heeft voorgelegd. Echter, de cliënte heeft niet weersproken dat de advocaat de inhoud van de brief uitvoerig met haar heeft besproken. Dit blijkt ook uit de e-mail die de advocaat op 20 juli 2023 aan de cliënte heeft gestuurd. Bovendien heeft de advocaat de brief van 25 juli 2023 op dezelfde dag aan de cliënte doen toekomen. Niet gebleken is dat de cliënte daarop heeft gereageerd. Als zij het niet eens was met de inhoud van de brief, had dit wel op haar weg gelegen. Dat de brief reeds was verzonden, maakt dit niet anders.

De cliënte is het voorts niet eens met het door de advocaat gehanteerde uurtarief.
De commissie stelt vast dat de advocaat in de opdrachtbevestiging een uurtarief van € 295,– (exclusief kantoorkosten en BTW) heeft vermeld en daarbij heeft aangegeven dat dit uurtarief in beginsel jaarlijks in de maand januari zal worden aangepast.
Anders dan de cliënte stelt, kon van de advocaat niet worden gevergd in de opdrachtbevestiging al het uurtarief van (januari) 2023 te vermelden, nu dat kennelijk op 13 december 2022 nog niet bekend was.
Gelet op de formulering van de opdrachtbevestiging had de cliënte kunnen verwachten dat het tarief in januari 2023 zou worden aangepast. Als deze formulering haar niet duidelijk was, had zij navraag bij de advocaat kunnen doen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Zij mocht er niet zonder meer van uitgaan dat de tariefsverhoging in haar geval pas in januari 2024 zou ingaan.

Het geheel overziende, is de commissie van oordeel dat de advocaat heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en een redelijk handelende advocaat. De commissie overweegt in dit verband nog dat bij de uitvoering van de overeenkomst van opdracht door de advocaat sprake is van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverbintenis. De prestatie bestond niet in het behalen van een bepaald resultaat, maar bestond daaruit dat de advocaat zich daarvoor diende in te spannen.
Op basis daarvan acht zij de klacht van de cliënte ongegrond en zal zij de door de cliënte verzochte matiging van de declaratie afwijzen. Van enige schade door toedoen van de advocaat is niet gebleken.

Nu de klacht van de cliënte ongegrond wordt verklaard, blijft het klachtengeld voor rekening van de cliënt.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond en wijst het door haar verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. I.L. Haverkate en de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 14 mei 2024.