Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: (non)conformiteit
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
15851/26611
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De ondernemer heeft werkzaamheden verricht en materialen geleverd aan de consument. Na ontvangst van de factuur, ontstond voor de consument een klacht over de betaling van de uitgevoerde werkzaamheden. Door de ondernemer is aangegeven dat er meerdere klachten waren ten aanzien van de werkzaamheden, maar dat die zijn opgelost. Omdat een bepaald onderdeel geen onderdeel uitmaakte van de hoofdopdracht, zijn hiervoor wel kosten in rekening zijn gebracht. De commissie stelt vast dat de ondernemer geen verwijten kan worden gemaakt voor wat betreft de door hem verrichte werkzaamheden. Nu er extra werkzaamheden zijn uitgevoerd die geen onderdeel uitmaakten van de hoofdopdracht en daar redelijke kosten voor in rekening zijn gebracht, concludeert de commissie dat de consument gehouden is deze te betalen. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil vloeit voort uit op of omstreeks 1 december 2017 uitgevoerde werkzaamheden. De ondernemer heeft daarbij werkzaamheden verricht en materialen geleverd als vermeld op factuurnr. [factuurnummer] van 17 december 2017 tegen de daarvoor aan de consument in rekening gebrachte prijs van € 1.122,78. De consument heeft kort na ontvangst van de factuur de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
De consument heeft een bedrag van € 1.122,78 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft als onderaannemer van een door de consument ingeschakelde aannemer bij een verbouwing in 2015 alle installatiewerkzaamheden uitgevoerd. Daarbij zijn problemen blijven bestaan met betrekking tot het functioneren van de verwarming, met name met betrekking tot de aansluiting van de vloerverwarming van de keuken op de nieuwe Cv-ketel in het verbouwde deel van het huis.
De ondernemer heeft gedurende twee stookseizoenen aanpassingen aangebracht aan de installatie, maar zonder het gewenste resultaat. Deze aanpassingen zijn niet in rekening gebracht aan de consument.
Vervolgens heeft de ondernemer zijn monteurs opdracht gegeven de vloerverwarmingsverdeler te vervangen. Daarmee waren de klachten opgelost. De consument heeft vervolgens in december 2017 de omstreden factuur ontvangen. Deze ziet echter op werkzaamheden die noodzakelijk waren om het door de ondernemer in de woning van de consument aangebrachte verwarmingssysteem overeenkomstig de daartoe gegeven opdracht werkend te krijgen. Het betreft herstelwerkzaamheden die kosteloos hadden moeten worden uitgevoerd.
Het is volgens de consument volstrekt onduidelijk of de onderliggende technische oorzaak van het probleem daadwerkelijk gezocht moet worden in de oorspronkelijke vloerverwarmingsverdeler in de keuken.
Er traden immers nooit problemen op toen de vloerverwarming van de keuken aangesloten was op de verwarmingsinstallatie van de logeerkamer. Gezien dit feit is het dan ook waarschijnlijk dat de opgetreden problemen mede veroorzaakt werden door een of meerdere andere onderdelen van de door de ondernemer nieuw aangelegde verwarmingsinstallatie. Bijvoorbeeld door de wijze waarop de vloerverwarmingsverdeler in de keuken werd aangesloten aan de nieuwe Cv-ketel of het ontbreken van een juiste bypass.
Het vervangen van de oorspronkelijke vloerverwarmingsverdeler valt niet buiten de opdracht.
In de opdracht aan de aannemer vroeg de consument om een nieuwe verwarmingsinstallatie met een nieuwe Cv-ketel te installeren in het te renoveren deel van onze woning. Ook vroeg hij om de bestaande vloerverwarming van de keuken aan te sluiten aan de nieuwe Cv-ketel.
De ondernemer heeft de bestaande installatie ter plaatse geïnspecteerd en was van mening dat de vloerverwarming van de keuken kon worden aangesloten aan de nieuwe Cv-ketel door middel van het aanleggen van een nieuwe voedingsleiding van de nieuwe verwarmingsinstallatie naar de oorspronkelijke vloerverwarmingsverdeler in de keuken.
Het spreekt voor zich dat in het kader van de hoofdopdracht aan de hoofdaannemer de nieuwe verwarminsinstallatie als geheel, dus inclusief de vloerverwarming in de keuken, zo opgeleverd dient te worden dat deze foutloos functioneert. Dit was bij de oplevering van de nieuwe verwarminsinstallatie in 2015 overduidelijk niet het geval. De consument is van mening dat alle werkzaamheden die nodig waren om de verwarminsinstallatie als geheel te laten functioneren onder de garantie vallen op de nieuwe verwarmingsinstallatie.
Zelfs wanneer de oorspronkelijke vloerverwarmingsverdeler in de keuken op een of andere wijze “incompatibel” was met de rest van de nieuwe verwarmingsinstallatie, zijn de problemen die hierdoor zijn ontstaan het directe gevolg van een beoordelingsfout van de ondernemer. De gevolgen van deze beoordelingsfout kunnen niet eenzijdig op de consument worden afgewenteld.
Zelfs wanneer men zou kunnen stellen dat “het vervangen onderdeel geen deel uitmaakt van het hoofdopdracht” en niet onder onze garantie op de in 2015 opgeleverde verwarmingsinstallatie valt, kunnen de werkzaamheden van factuur [factuurnummer] de consument niet zomaar in rekening kunnen worden gebracht. De ondernemer heeft immers niet vooraf aangegeven dat er voor de consument kosten zouden ontstaan bij de in 2017 uitgevoerde werkzaamheden.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft meermaals getracht het probleem kosteloos op te lossen door verschillende monteurs op verschillende data naar de consument te sturen. Uiteindelijk is het probleem opgelost door een onderdeel te vervangen van de oude installatie. Aangezien dit geen onderdeel was van de hoofdopdracht heeft de ondernemer besloten dit wél in rekening te brengen en de andere serviceverzoeken niet.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie heeft de consument ontvankelijk geacht in zijn klacht, met dien verstande dat zij zich het recht heeft voorbehouden om op deze beslissing terug te komen, mocht uit nadere informatie blijken dat de opdracht tot vervanging van het onderdeel afkomstig is geweest van de hoofdaannemer. Nadere informatie waaruit dit laatste zou blijken is gesteld noch gebleken, zodat de commissie blijft bij haar oorspronkelijke oordeel dat de consument ontvankelijk is in zijn klacht.
De commissie stelt vast dat de ondernemer meerdere vruchteloze pogingen heeft ondernomen om de klachten van de consument te verhelpen. De klachten zijn uiteindelijk opgelost nadat de ondernemer de vloerverwarmingsverdeler heeft vervangen, zodat aangenomen kan worden dat daar het probleem zat. Dat mogelijk sprake is geweest van een andere oorzaak wordt door de consument wel gesteld maar niet verder onderbouwd, zodat de commissie daaraan voorbij gaat.
Deze verdeler maakte naar het oordeel van de commissie geen onderdeel uit van de oorspronkelijke overeenkomst. De consument beschrijft dit in feite ook zelf, waar hij aangeeft dat de vloerverwarming van de keuken kon worden aangesloten aan de nieuwe Cv-ketel door middel van het aanleggen van een nieuwe voedingsleiding van de nieuwe verwarmingsinstallatie naar de oorspronkelijke vloerverwarmingsverdeler in de keuken.
Met de kennis van nu kan worden gesteld dat het beter was geweest als de vloerverwarmingsverdeler gelijk mee was vervangen. De commissie is echter – anders dan de consument – van oordeel dat niet staande kan worden gehouden dat de ondernemer op dit punt iets valt te verwijten. De oorspronkelijke verdeler leek immers in orde.
De consument stelt verrast te zijn door het feit dat de ondernemer een factuur heeft gestuurd voor het vervangen van de vloerverwarmingsverdeler. De commissie maakt daaruit op dat de consument er wel van op de hoogte was dat de ondernemer deze werkzaamheden zou gaan uitvoeren en daarmee ook akkoord was, zodat in zoverre sprake was van een overeenkomst.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of de consument gehouden is om deze factuur te betalen. De commissie beantwoordt deze vraag bevestigend. Er is sprake van redelijke kosten. Zonder vervanging van dit onderdeel zou de klacht van de consument niet zijn opgelost, terwijl de consument ook voor deze werkzaamheden zou hebben moeten betalen als het wel onderdeel had uitgemaakt van de oorspronkelijke opdracht.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend:
het depotbedrag van € 1.122,78 zal door de commissie aan de ondernemer worden uitbetaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven, bestaande uit de heer mr. T. J. van Gessel, voorzitter, de heer R. A. Timmer, mevrouw mr. W. van den Berg, leden, op 11 december 2020.