Commissie: Telecommunicatiediensten
Categorie: Mobiel bellen
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
79011
De uitspraak:
Verdere beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie heeft in voormeld tussenadvies overwogen dat de commissie behoefte heeft aan aanvullende informatie van zowel de ondernemer als van de consument alvorens het geschil te kunnen beslissen.
De consument heeft naar aanleiding van de zitting de commissie per brieven van 22 november 2013 en 25 november 2013 nader geïnformeerd. Deze brieven zijn niet betrokken bij het opstellen van het tussenadvies, omdat deze brieven pas na de zitting zijn ontvangen en de ondernemer hier niet meer op heeft kunnen reageren. De ondernemer heeft per telefax van 10 december 2013 gereageerd op de brief van de consument van 25 november 2013.
De consument heeft per brief van 8 januari 2014 gereageerd op het tussenadvies van de commissie en per brief van 23 januari 2014 op de reactie van de ondernemer naar aanleiding van het tussenadvies van de commissie. De consument heeft de commissie per brief van 12 februari 2014 geïnformeerd dat zij in verband met het in geschil zijnde openstaande bedrag een brief heeft ontvangen van een door de ondernemer ingeschakeld incassobureau.
De ondernemer heeft per brief van 10 januari 2014 gereageerd op het tussenadvies van de commissie.
De consument heeft haar oorspronkelijke bezwaren tegen de door middel van de factuur van 26 juli 2013 in rekening gebrachte kosten volledig gehandhaafd. Deze bezwaren komen in de kern hierop neer dat de consument niet betwist dat zij met de betreffende 090x-nummers heeft gebeld, maar niet zo vaak en zo lang als de ondernemer haar in rekening heeft gebracht. Bovendien is de consument van mening dat de ondernemer door het met terugwerkende kracht in rekening brengen van kosten voor het bellen met 090x-nummers gehandeld heeft in strijd met een op hem rustende verplichting. De consument heeft ter onderbouwing van haar bezwaren onder andere verwezen naar volgens haar ten onrechte in rekening gebrachte kosten voor gesprekken met twee Duitse bedrijven en [een winkelketen die zich richt op de verkoop van mobile telefoons], alsmede naar een kabelbreuk in 2012.
De ondernemer heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij factureert op basis van overzichten van de 090x-provider. Uit de reactie van de ondernemer naar aanleiding van het tussenadvies blijkt dat dit niet juist is, maar dat hij factureert op basis van de Call Detail Records, waarbij de tarieven uit de zogeheten COIN-database worden gehaald. Het is de commissie bekend dat deze werkwijze door alle andere providers gehanteerd wordt. Nu de facturering niet plaatsvindt op basis van door de 090x-provider verstrekte overzichten kan de ondernemer ook niet worden tegengeworpen dat deze overzichten niet zijn overgelegd.
Het is een vaste lijn in de bindend adviezen van de commissie dat de ondernemer aannemelijk dient te maken dat de in rekening gebrachte kosten daadwerkelijk door (de vaste aansluiting van) de consument zijn gegeneerd en dat de ondernemer dit aannemelijk kan maken door overlegging van de specificaties van de bestreden facturen en de hierop betrekking hebbende CDR’s. De ondernemer heeft zowel de factuurspecificaties als de CDR’s overgelegd.
In de CDR’s worden voor ieder verbruik vermeld het telefoonnummer van de consument, de starttijd van de verbinding (het gesprek) en de duur van de verbinding. Door overlegging van de CDR’s en de factuurspecificaties heeft de ondernemer de bij de consument in rekening gebrachte kosten voor de verbindingen voldoende gespecificeerd.
Het is niet aannemelijk, immers statistisch nagenoeg uitgesloten, dat deze gegevens volledig correct worden weergeven, terwijl de verbindingen niet met de aansluiting van de consument tot stand zijn gebracht.
Uit een vergelijking van de gesprekdetails en de factuurspecificaties blijkt bovendien dat de door de consument betwiste verbindingen hebben plaatsgevonden tussen niet door de consument betwiste verbindingen. Tevens blijkt dat zowel de betwiste als de niet betwiste verbindingen hebben plaatsgevonden van de aansluiting van de consument.
Behoudens bijzondere omstandigheden, die zijn gesteld noch gebleken, moet dan ook van de juistheid van de door de ondernemer aangeleverde gegevens worden uitgegaan.
De consument heeft per brief van 8 januari 2014 gereageerd op het tussenadvies van de commissie en per brief van 23 januari 2014 op de reactie van de ondernemer naar aanleiding van het tussenadvies van de commissie. De consument heeft de commissie per brief van 12 februari 2014 geïnformeerd dat zij in verband met het in geschil zijnde openstaande bedrag een brief heeft ontvangen van een door de ondernemer ingeschakeld incassobureau.
De opmerkingen van de consument met betrekking tot het bellen naar twee Duitse bedrijven en naar een filiaal van Belcompany leiden, wat hier verder ook van zij, niet tot een andere beslissing.
De commissie volgt de consument niet in haar klacht dat de ondernemer heeft gehandeld in strijd met een op hem rustende verplichting door haar niet te waarschuwen voor stijgende belkosten. Een dergelijk verplichting heeft de ondernemer niet. De consument kan wel worden toegegeven dat het ‘met terugwerkende kracht’ in rekening brengen er toe heeft geleid dat zij geconfronteerd is met een factuur die aanzienlijk hoger was dan gebruikelijk en zij haar belgedrag niet heeft kunnen aanpassen. Hierbij dient overigens wel opgemerkt te worden dat de consument al wel enigszins gewaarschuwd had kunnen zijn door de al hogere nota van 26 mei 2013, waarin opgenomen 090x-kosten van april 2013.
Het is de commissie niet duidelijk geworden wat nu de oorzaak van de vertraging is geweest en wat de ondernemer heeft gedaan om deze vertraging te voorkomen, althans de gevolgen hiervan zo veel mogelijk te beperken. De vertraging in de facturering valt in de risicosfeer van de ondernemer.
Op basis van de door de consument verstrekte informatie heeft de commissie niet kunnen vaststellen dat er een aanwijzing is dat de kabelbreuk in 2012 enige rol speelt in het onderhavige geschil, zodat de commissie dit voorval verder buiten beschouwing laat.
Op grond van het vorenstaande concludeert de commissie dat de in rekening gebrachte gesprekken zijn gevoerd door de consument, maar dat de ondernemer het te laat factureren valt te verwijten. De klacht van de consument is in zoverre gegrond.
Met de factuur van 26 mei 2013 is een € 513,20 inclusief BTW in rekening gebracht. Dit betreft de kosten over één maand. Met de factuur van 26 juli 2013 zijn ruim 3 maanden gefactureerd. Op basis van de factuur van 26 mei 2013 zou de consument rekening hebben moeten houden met een bedrag van € 1.539,– inclusief BTW. De factuur van 26 juli 2013 bedraagt echter € 2.784,39 inclusief BTW. De commissie is van oordeel dat op grond van het vorenstaande een redelijke oplossing van het geschil is dat de factuur van 26 juli 2013 met een bedrag van € 1.245,– inclusief BTW gecrediteerd dient te worden, zodat de consument nog verschuldigd is een bedrag van € 1.539,39 inclusief BTW.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer dient de factuur van 26 juli 2013 met een bedrag van € 1.245,– inclusief BTW te crediteren, zodat de consument per saldo nog verschuldigd is een bedrag van € 1.539,39 inclusief BTW.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,84 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatie op 22 maart 2014.