Fok gehuurd zeilschip gescheurd. Bewijslast ligt bij de consument

De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Pleziervaartuigen    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WAT-D01/0031

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een schriftelijk tussen partijen gesloten overeenkomst d.d. 17 januari 2001 tot huur van een [vaartuig] voor de periode van 27 april tot en met 6 mei 2001. Het geschil betreft verrekening door de ondernemer van de waarborgsom met de schade aan de fok.   De consument heeft zijn klacht in mei of juni 2001 per e-mail aan de ondernemer voorgelegd.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak.   Tijdens de huurperiode is schade aan het gehuurde schip ontstaan. De fok is gescheurd. De gestorte waarborgsom van € 500,– is door de verhuurder bij het einde van de huurperiode niet teruggestort.   De consument wenst zijn borgsom terug te ontvangen. Hij is van mening dat de fok moet zijn gescheurd als gevolg van een materiaalgebrek. De consument heeft daarnaast diverse klachten omtrent de (onderhouds-)toestand van het gehuurde schip kenbaar gemaakt.   Ter zitting is door de consument verklaard dat hij de fok beslist niet lang heeft laten klapperen, zoals de ondernemer suggereert.   Op grond van het bovenstaande verzoekt de consument de commissie de ondernemer te verplichten het gestorte bedrag van € 500,– aan hem te restitueren.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak.   Hij kan zich niet voorstellen dat de fok, die slechts 4 jaar oud was en waarmee wedstrijden zijn gezeild, spontaan is gescheurd. De fok moet volgens de ondernemer zeer lang zijn blijven klapperen in harde wind, waardoor die van onder tot boven is uitgerafeld en gescheurd. De fok is dan ook niet meer te repareren. Naar de mening van de ondernemer was van materiaalgebrek dan ook geen sprake en is de schade veroorzaakt door onjuist gebruik. De verzekeringsmaatschappij heeft laten weten de volledige schade, onder aftrek van een eigen risico van € 500,–,, te zullen vergoeden. Dit betekent dat ook de verzekeringsmaatschappij uitgaat van onjuist gebruik en niet van een materiaalgebrek.   De ondernemer wenst genoemd bedrag van het eigen risico, € 500,– met de borgsom, eveneens € 500–, te verrekenen en weigert dan ook de waarborgsom te restitueren.   Op grond van het bovenstaande verzoekt de ondernemer de commissie de vordering van de consument af te wijzen.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   De commissie overweegt in de eerste plaats dat de klachten van de consument omtrent de (onderhouds-)toestand van het schip niet zullen worden besproken omdat deze klachten niet ter zake doen voor de beslissing op de vraag waar het in dit geschil om gaat, namelijk of de consument zijn borgsom dient terug te ontvangen.   De toepasselijk [branche]-voorwaarden bevatten in artikel 10 lid 1 de navolgende regeling: “De huurder is aansprakelijk voor schade en/of verlies van het vaartuig, voor zover niet gedekt door de verzekering, ontstaan gedurende de tijd dat hij het vaartuig onder zich heeft. De huurder is niet aansprakelijk indien hij kan aantonen dat de schade en/of het verlies niet door hem of door één van zijn mede-opvarenden is veroorzaakt, dan wel niet aan hem en/of de zijnen is toe te rekenen.”   De commissie stelt vast dat de consument niet heeft betwist dat een bedrag van € 500,– niet door de verzekering is vergoed en derhalve voor rekening van de ondernemer is gebleven. Ingevolge de hierboven geciteerde bepaling ligt het op de weg van de huurder, derhalve de consument, om aan te tonen dat de schade niet door hem is veroorzaakt. Met andere woorden: de bewijslast ligt bij de consument en niet bij de ondernemer.   De stelling van de ondernemer, die wordt onderschreven door de verzekeringsmaatschappij, is dat van een materiaalgebrek geen sprake was en dat de fok gedurende lange tijd in de wind moet hebben geklapperd. Dit zou de verklaring zijn voor het volledig uitrafelen van het zeil. De commissie is van oordeel dat de consument het tegendeel niet heeft kunnen aantonen.   Gelet op het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt moet worden beslist.   Beslissing   De commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van de consument moet worden afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 31 oktober 2001.