Commissie: Water
Categorie: Betaling
Jaartal: 2012
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPN-D03-0845
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een te late afrekening voor het waterverbruik.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is op 8 december 2000 verhuisd van het adres ### 21 naar ### 17. Op 22 januari 2001 is een mutatieformulier opgemaakt voor het einde van de levering.
Aan het nieuwe adres kon over het water worden beschikt. Op 30 april 2001 ontving de consument aan het nieuwe adres een rekening voor het verbruik op het oude adres. Eerst na 2½ jaar op 30 juni 2003 ontving de consument een eerste nota over die periode. De consument verwijt de ondernemer dat hij te lang heeft gewacht met het verzenden van een nota. Op grond daarvan is het redelijk dat de ondernemer een gedeelte van de nota kwijtscheldt. Het openstaande bedrag voor het verbruik ad € 596,73 wordt op zich niet bestreden en is in depot gestort.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer stelt dat aan hem geen verwijt kan worden gemaakt. Indien zich niemand meldt, is het hem niet bekend aan wie de rekening moet worden verzonden en op wiens naam die moet worden gesteld. Het aanvraagformulier van 25 maart 2001 heeft de ondernemer niet bereikt evenmin als de adreswijziging van april 2001. De ondernemer erkent dat de communicatie beter had gekund, maar het opgegeven verbruik heeft daadwerkelijk plaatsgevonden en er is geen reden om daarvan een gedeelte kwijt te schelden. De consument heeft eerder een aangeboden betalingsregeling niet geaccepteerd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie heeft reeds in eerdere geschillen bepaald dat uitgangspunt is dat de consument die levering van een nutsvoorziening (in casu water) wenst, verantwoordelijk is voor aanmelding bij het betreffende nutsbedrijf. Of de consument voordat hij zich heeft aangemeld bij de ondernemer reeds feitelijk beschikt over de betreffende nutsvoorziening, anders gezegd: of de ondernemer na het vertrek van de vorige bewoner de nutsvoorziening al dan niet heeft afgesloten, is daarvoor niet relevant.
Veel nutsbedrijven in Nederland hanteren een werkwijze, waarbij door de vertrekkende en de komende bewoners van een perceel gezamenlijk een formulier wordt ondertekend, waarop de diverse meterstanden worden genoteerd en waarbij de vertrekkende bewoner zijn lopende leveringsovereenkomst(en) opzegt, terwijl de komende bewoner aanvraagt. Deze werkwijze moet uitsluitend worden gezien als een "service" naar de consumenten toe. Veelal wordt hierbij overigens bemiddeld door de woningbouwvereniging of een andere verhuurder. De consumenten blijven echter ook dan zelf verantwoordelijk voor het op een juiste wijze beëindigen en aanvragen van een nutsvoorziening.
De commissie stelt vast dat de consument in het onderhavige geval niet voldaan heeft aan die verplichting tot aanmelding bij de (rechtsvoorganger van de) ondernemer voor de levering van water, nu het aanvraagformulier de ondernemer niet heeft bereikt. Dit ligt zoals gezegd in de risicosfeer van de consument.
Het had dan ook in de rede gelegen dat consument zelf bij de ondernemer had geïnformeerd, nadat hij had geconstateerd dat voorschotnota’s uitbleven. De consument heeft dat niet gedaan.
Voorts wordt door de consument niet ontkend dat hij in de periode waarin hij in het betreffende pand woonachtig was, ook daadwerkelijk water heeft afgenomen van de ondernemer en worden noch de omvang van het verbruik, noch de factuur bestreden. Derhalve is het ook terecht dat hij voor zijn verbruik betaalt.
De vraag is vervolgens of het redelijk is dat de ondernemer een deel van die betaling voor zijn rekening neemt, op grond van de stelling van de consument dat de ondernemer hem in financiële problemen heeft gebracht door te lang te wachten met het sturen van een factuur.
De commissie is van oordeel dat dat niet het geval is.
In het onderhavige geval stelt de consument een aanvraagformulier te hebben verzonden, waarvan de ondernemer stelt dat niet te hebben ontvangen.
Derhalve mag er naar het oordeel van de commissie vanuit worden gegaan dat de ondernemer tot begin 2003 – nadat door de ondernemer een algemene controle van de verbruikersadministratie is uitgevoerd – niet op de hoogte was van het feit dat er een nieuwe afnemer op het adres ### 17 aanwezig was. Dat had wellicht anders kunnen zijn indien hij daarop door de consument gewezen was, nadat deze had geïnformeerd over het uitblijven van voorschotnota’s, maar dat is – zoals eerder gezegd – niet gebeurd.
De constatering dat de eindafrekening van 30 april 2001 naar de consument is gezonden op zijn nieuwe adres is daartoe overigens onvoldoende, omdat het niet zo behoeft te zijn dat een factuuradres hetzelfde is als een leveringsadres en omgekeerd. Met andere woorden: degene aan wie de rekening wordt toegezonden of die de rekening betaalt, hoeft niet per definitie dezelfde persoon te zijn als degene die de nutsvoorziening afneemt of die een leveringsovereenkomst heeft met de ondernemer.
Weliswaar heeft de ondernemer ook na ontdekking (in december 2002) van het feit dat de consument reeds sinds december 2000 op het adres ### 17 woonachtig was, nog tot juni 2003 gewacht met het verzenden van de nota, maar dat is – mede gezien de overige omstandigheden van het geval -onvoldoende om een deel van de nota voor rekening van de ondernemer te laten komen.
Dit geldt temeer daar de consument reeds vanaf december 2000 water afnam, maar daar nimmer voor heeft betaald. De consument had derhalve – nu hij kon weten dat hij daarvoor vroeg of laat de rekening zou ontvangen – vanaf december 2000 geld kunnen reserveren. De consument kan om die reden niet volhouden dat hij plotseling met de rekening werd geconfronteerd en daardoor in financiële problemen is gekomen. Dat de consument blijkbaar geen geld heeft gereserveerd is een eigen keuze, die echter niet op de ondernemer kan worden afgewenteld.
Daarbij komt dat de consument door de handelswijze van de ondernemer geen enkel financieel nadeel heeft ondervonden. Integendeel, doordat de ondernemer zo laat heeft ingevorderd, is er zelfs sprake van een rentevoordeel aan de zijde van de consument.
Uit het vorenstaande volgt dat de klacht ongegrond is.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Het depotbedrag van € 596,73 wordt overgemaakt aan de ondernemer.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 26 februari 2004.