Commissie: Post
Categorie: Overeenkomsten met geadresseerden
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
POS03-0176
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de aansprakelijkheid van TPG voor een foutieve doorzendservice. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft in het kader van zijn verhuizing gebruik gemaakt van de doorzendservice van TPG. De doorzendperiode liep van 13 mei tot en met 21 augustus 2003. De consument verhuisde van [adres 1] naar [adres 2], beide in [dezelfde woonplaats]. De consument betaalde voor de doorzendservice € 13,50. Een voor de consument bestemde aangetekende postzending is als gevolg van een werkfout van TPG op [zijn voormalig woonadres] aangeboden. Het niet op tijd ontvangen van de aangetekende brief heeft op 8 juli 2003 geleid tot een brief van de deurwaarder, waarin als gevolg van incasso een bedrag van € 205,24 extra in rekening is gebracht. De consument verlangt, dat TPG deze schade vergoedt. Standpunt TPG Het standpunt van TPG luidt in hoofdzaak als volgt. Het gaat in het onderhavige geval inderdaad om een werkfout. Bij de aanvang van de bestelronde wordt de aangetekende post niet eerder aan de besteller overhandigd dan op het moment dat deze de normale post gereed heeft voor bestelling. De besteller dient dan de besteladressen van de aan hem overhandigde aangetekende postzendingen, ook te controleren of er mogelijk een doorzend-service op een van de adressen loopt. Een dergelijke zending wordt dan, na door de besteller te zijn voorzien van het nieuwe adres, teruggegeven aan de medewerker, die met de verwerking van de aangetekende post is belast. Deze zorgt dan voor doorzending. De betreffende besteller heeft deze werkwijze achterwege gelaten. TPG stelt voorts vast, dat de inhoud van de aangetekende postzending een tweede aanmaning was. De oorspronkelijk nota waar het om ging stond op dat moment al bijna anderhalf jaar open. Het ging om een tweede aanmaning van [het notarissenkantoor] om een sinds 14 februari 2002 openstaande vordering van € 738,18 te voldoen. Dat diende – te rekenen vanaf 25 juni 2003 – binnen tien dagen te gebeuren. Aangezien betaling door de consument niet binnen deze periode plaatsvond, heeft het notarissenkantoor een deurwaarder ingeschakeld. Deze heeft op 8 juli 2003 de consument gesommeerd de hoofdsom van € 738,18 te voldoen, vermeerderd met de verschuldigde rente vanaf februari 2002 en de incassokosten. Deze laatste twee posten bedragen samen € 205,24. De consument had volgens de ondernemer ook na ontvangst van de brief van de deurwaarder van 8 juli 2003 de gelegenheid om zich jegens het notarissenkantoor te sauveren door aan te tonen, dat hij niet meer op het op de zending vermelde adres woonde en dat de aangetekende postzending ook niet op zijn nieuwe adres was aangeboden (bij TPG verifieerbaar door de afzender). De consument heeft dit evenwel nagelaten. Op grond van de toepasselijke Algemene Voorwaarden voor Ontvangerservices wijst TPG de aansprakelijkheid voor de door de consument geclaimde schade van in totaal € 205,24 van de hand. Aangezien de consument het aanbod van TPG van de hand heeft gewezen om het voor de doorzendservice betaalde bedrag van € 13,50 plus € 25,– geschilkosten te vergoeden, ziet TPG geen aanleiding dit te herhalen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie is van oordeel, dat TPG niet aansprakelijk is voor het door de consument verlangde bedrag ad € 205,24. De commissie is het dienaangaande met TPG eens, dat het op de weg van de consument had gelegen om na ontvangst van de brief van de deurwaarder van 8 juli 2003 (een tweede aanmaning betreffende een sinds 14 februari 2002 openstaande vordering) met de betrokken deurwaarder of [het notarissenkantoor] contact op te nemen. De consument had zich dan kunnen rehabiliteren door aan te tonen, dat hij niet meer op het op de zending vermelde adres woonde en dat de aangetekende postzending ook niet op zijn nieuwe adres was aangeboden. Nu de consument dit heeft nagelaten komt dit voor zijn risico. Het vorenstaande brengt de commissie tot de conclusie, dat de klant van de consument ongegrond moet worden bevonden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie wijst het door de consument verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Post op 25 maart 2004.