Commissie: Reizen
Categorie: Accommodatie
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
106546
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 21 mei 2016 met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich verplicht heeft tot het leveren van een verblijf in een hotel voor negen personen te Niederau in Oostenrijk op all inclusive-basis, voor de periode van 7 augustus 2016 t/m 14 augustus 2016 voor de som van € 2.334,70.
Klager heeft op 31 oktober 2016 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreid beschreven in aan partijen bekende brieven respectievelijk e-mails aan de reisorganisator.
Vier dagen voor vertrek werd de boeking geannuleerd. Hierop werden alternatieven aangeboden die niet aan onze wensen voldeden vanwege de locatie en de niet gelijkwaardige faciliteiten.
We zijn actieve zoekers naar halfedelstenen en wilden in de buurt van Bramberg op zoek naar smaragden. De locatie is dus erg belangrijk voor ons. Daarnaast hadden we ons bij de keuze voor de oorspronkelijke locatie laten leiden door de omstandigheid of er water in de buurt zou zijn.
Het ene alternatief – Wagrain – lag te ver weg (circa 250 km van Bramberg) en er was geen water, terwijl bij het andere alternatief – Fügen (ongeveer 61 km van Bramberg) – ook de afstand tot Bramberg te groot was, er geen water in de buurt was en hotel en restaurant circa 100 meter afstand van elkaar lagen. Dat was met name voor mijn vrouw (die een mobiliteitsbeperking heeft) en de kleinkinderen bezwaarlijk. Daarnaast waren de faciliteiten van mindere kwaliteit dan in Niederau.
Andere alternatieven werden niet genoemd. In tegendeel, degene die ons te woord stond gaf aan dat dit het was en dat we ons geld terug konden krijgen. Mogelijk was dit iemand van een call-centre maar dan hadden ze ons moeten doorverwijzen naar de reisorganisator zelf.
Uiteindelijk hebben we zelf via internet een alternatief gevonden namelijk drie appartementen in een Oostenrijks chalet in HochKrimmi (€ 1.760,98), maar dat was zonder ontbijt, niet all inclusive en zonder faciliteiten. Het betekende dat extra kosten moesten worden gemaakt door het zelf verzorgen van de maaltijden c.q. het eten in restaurants (€ 962,06) en een eenmalig gebruik van de Bergbahn (€ 75,–). Ook ging er een vakantiedag verloren doordat niet per 7 augustus geboekt kon worden maar per 6 augustus, hoewel we pas de zevende konden arriveren.
Klager verlangt een vergoeding van € 800,– in totaal.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreider beschreven in de aan partijen bekende brieven respectievelijk e-mails aan klager.
Toen bleek dat klager vond dat er geen gelijkwaardige alternatieven werden aangeboden heeft hij de overeenkomst ontbonden en is de volledige reissom aan hem gerestitueerd. De vraag rijst of de naderhand door klager gesloten overeenkomst voor verblijf in HochKrimmi gelijkwaardig is aan de oorspronkelijke overeenkomst. Maar nu de reisovereenkomst eenzijdig door klager was ontbonden zijn wij niet verplicht het prijsverschil van € 800,– te vergoeden.
Dat klager het eerste alternatief – Wagrain – als te ver, circa 250 km van Bramberg, beschouwde kunnen wij accepteren, maar het andere alternatief – Fügen – lag op ongeveer 61 km van Bramberg, terwijl de oorspronkelijke locatie – Niederau – op ongeveer 82 km van Bramberg is gelegen.
Maar voordat klager ons bij email van 4 augustus 2016 meedeelde dat de alternatieven niet gelijkwaardig werden geacht had hij op 3 augustus al de uiteindelijke accommodatie geboekt. Dat werd ons pas op 21 augustus meegedeeld. Daarmee was de deur voor ons gesloten om nog naar mogelijke alternatieven te zoeken of om de kosten van de reeds geboekte appartementen te bespreken.
De reisorganisator heeft d.d. 3 november 2016 een vergoeding aangeboden van € 217,40 zijnde ongeveer 10% van de oorspronkelijke reissom.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In casu is op woensdag 3 augustus 2016 door de reisorganisator aan klager bericht dat de oorspronkelijk geboekte reis geen doorgang kon vinden. Er zijn toen twee alternatieven aangedragen: Wagrain en Fügen. Inmiddels zijn partijen het er over eens dat Wagrain geen redelijk alternatief was. Echter ook de alternatieve bestemming Fügen is door klager (op 4 augustus) van de hand gewezen nadat hij in de avond van 3 augustus zelf een alternatief had gevonden. Hierop heeft de reisorganisator gedaan wat volgens de ANVR reisvoorwaarden gedaan moest worden: de reissom restitueren.
Tussen partijen is in confesso dat de mededeling dat de beschikbare accommodatie niet beschikbaar was, enkele dagen voordat de voorgenomen reis zou worden ondernomen, tot gevolg heeft gehad dat op korte termijn naar een alternatief moest worden gezocht. In eerste instantie heeft de reisorganisator twee alternatieven aangedragen, maar het is klager zelf geweest die na het nodige zoeken op internet zelf een alternatief vond. Dat heeft mogelijk stress veroorzaakt en in ieder geval tijd en moeite gekost. In het licht daarvan ziet de commissie het door de reisorganisator aangeboden bedrag van 10% van de reissom als een vergoeding daarvoor. Daar staat echter tegenover dat klager door zelf zo snel te annuleren en elders een duurder uitpakkende reis te boeken de reisorganisator de mogelijkheid heeft ontnomen om meer alternatieven aan te dragen. Onomstreden is dat de reisorganisator via de agent ter plaatse nog andere accommodaties had kunnen voorleggen aan klager. In dat kader is het niet reëel de reisorganisator de door klager genoemde meerkosten te laten dragen.
De commissie acht al met al het aanbod dat de reisorganisator heeft gedaan voordat het geschil bij de commissie aanhangig is gemaakt, redelijk. Klager is ten onrechte niet op dit aanbod ingegaan. Omdat dit aanbod reeds voor het aanhangig maken van het geschil bij de commissie is gedaan, is de klacht ingevolge het reglement van de commissie in die zin derhalve ongegrond.
De reisorganisator is echter gehouden te handelen overeenkomstig zijn aanbod, nu de commissie dit een redelijke oplossing van het geschil acht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
De reisorganisator is gehouden te handelen overeenkomstig zijn aanbod, indien en voorzover daaraan nog niet is voldaan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 23 december 2016.