Gebreken gehuurde auto, ondernemer heeft verzwaarde stelplicht dat schade tijdens huurperiode is ontstaan

De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigverhuur    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 24376/34658

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument heeft bij de aanbieder een personenauto gehuurd voor drie dagen. Gedurende de huurperiode ging de auto niet meer in zijn achteruit. De consument heeft dit aan de verhuurder gemeld, waarna de verhuurder aangaf dat de consument verantwoordelijk zou zijn voor de schade omdat de schade tijdens de huurperiode zou zijn ontstaan. De consument is het hiermee niet eens en wenst de herstelkosten van de auto niet te betalen. De commissie oordeelt dat het uitgangspunt is dat er vanuit wordt gegaan dat de huurder de zaak in onbeschadigde toestand heeft ontvangen. Wanneer na ingebruikname van het voertuig schade wordt geconstateerd, wordt de schade daarom vermoed te zijn ontstaan tijdens de verhuurperiode en is het aan de consument om dit bewijsvermoeden te weerleggen. Echter, in onderhavig geschil is sprake van een verzwaarde stelplicht voor de verhuurder, nu de verhuurder feitelijke gegevens in zijn bezit heeft waaruit zou kunnen blijken of de schade al dan niet door een aanrijding is veroorzaakt. De verhuurder dient deze gegevens daarom alsnog te verstrekken. Op basis van de hierna door de verhuurder overlegde gegevens vermoedt de commissie dat de schade aan het voertuig tijdens de huurperiode is ontstaan. Omdat de consument dit vermoeden onvoldoende heeft weerlegd, oordeelt de commissie dat de consument de schade aan de verhuurder dient te vergoeden.

Volledige uitspraak

Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Voertuigverhuur (verder te noemen: de commissie) heeft bij 2e tussenadvies d.d. 2 september 2021 de eindbeslissing aangehouden.

De inhoud van dit tussenadvies is hieronder ingevoegd.

 

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 3 oktober 2019 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verhuren van een Audi A3 tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 130,95.

De overeenkomst is uitgevoerd in de periode van 3 oktober 2019 tot en met 5 oktober 2019.

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

De consument heeft een bedrag van € 4.447,86 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Ik heb een handgeschakelde Audi A3 bij de ondernemer gehuurd. Gedurende de huur (3 dagen) ging de auto niet meer in zijn achteruit. Ik heb het de ondernemer gemeld. Nu word ik volledig verantwoordelijk gehouden voor de schade. Ik heb absoluut niets gedaan wat de schade veroorzaakt kan hebben. De auto was slechts enkele maanden oud en nog volledig in de fabrieksgarantie. Ik ben niet schuldig aan het defect.

De consument verlangt dat de vordering van de ondernemer tot betaling van € 4.337,86 wordt afgewezen.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken.

De ondernemer heeft de stellingen van de consument weersproken. Voor zover nodig zal de commissie bij de beoordeling van het geschil en de vraag of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen daarop ingaan.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Bij tussenadvies d.d. 4 november 2020 heeft de commissie de eindbeslissing aangehouden en zijn partijen in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de verzenddatum van dit tussenadvies bewijs te overleggen waaruit blijkt dat zij ter zake van het onderwerp van dit geschil met elkaar zijn overeengekomen dan wel overeenkomen zich aan de bevoegdheid van de commissie te onderwerpen. Dit bewijs is inmiddels overlegd, zodat commissie zich bevoegd verklaard het onderhavige geschil inhoudelijk te behandelen.

Met betrekking tot de te nemen vervolgbeslissingen merkt de commissie het volgende op. Op grond van artikel 7:218 lid 3 BW wordt er van uit gegaan dat een huurder de zaak in onbeschadigde toestand heeft ontvangen. Wanneer na ingebruikname schade wordt geconstateerd wordt – op grond van artikel 7:218 lid 2 BW – vermoed dat die schade is ontstaan door een aan de huurder toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Artikel 7:218 lid 2 BW bevat een bewijsvermoeden dat door de consument kan worden weerlegd.

In het onderhavige geschil acht de commissie het echter noodzakelijk om een uitzondering te maken op deze hoofdregel en zal zij de ondernemer belasten met een verzwaarde stelplicht. Deze verzwaarde stelplicht houdt in een geval als het onderhavige in ieder geval in dat de ondernemer de plicht heeft tot het verstrekken van de tot haar domein behorende feitelijke gegevens ter motivering van de betwisting van de stellingen van de consument dat er niets onder zijn invloedssfeer is gebeurd die de schade aan de versnellingsbak heeft veroorzaakt. Meer concreet houdt dit in dat de ondernemer de plicht heeft tot het verstrekken van de tot haar domein behorende feitelijke gegevens waaruit blijkt dat de schade aan de versnellingsbak al dan niet door een aanrijding is veroorzaakt. Tot deze feitelijke gegevens rekent de commissie in ieder geval de door de reparateur van de versnellingsbak naar aanleiding van deze reparatie aan de ondernemer uitgereikte factuur ten bewijze van de uitgevoerde reparatie, maar ook de foto’s die kennelijk onderdeel uitmaken van het schaderapport van [naam taxateur]., maar die zich nu nog niet bij de dossierstukken bevinden. In het schaderapport staat immers vermeld: “Foto`s: Ja”. Ook acht de commissie het op de weg van de ondernemer liggen om bij de opsteller van het schaderapport een schriftelijke verklaring op te vragen en aan de commissie te overleggen op grond van welke feitelijke constateringen hij tot conclusie is gekomen dat de schade is veroorzaakt door aanrijdingsschade.

Wellicht ten overvloede merkt de commissie het volgende op. Motiveert de ondernemer (zijnde de partij op wie de verzwaarde motiveringsplicht ten aanzien van het verweer rust) zijn stelling dat er sprake van schade aan de versnellingsbak die het gevolg is van een aanrijding onvoldoende, dan is het gevolg daarvan dat de stelling van de consument dat de schade niet aan hem kan worden toegerekend omdat er geen sprake is geweest van een aanrijding onvoldoende gemotiveerd is betwist. De commissie kan deze stelling dan – zonder bewijslevering van de zijde van de consument – als vaststaand aannemen.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer is gehouden en wordt derhalve ook toegelaten om binnen vier weken na de verzenddatum van dit tussenadvies de tot haar domein behorende feitelijke gegevens, waaronder de in de stand van deze uitspraak genoemde feitelijke gegevens, aan de commissie te verstrekken ter motivering van de betwisting van de stellingen van de consument dat er niets onder zijn invloedssfeer is gebeurd die de schade aan de versnellingsbak heeft veroorzaakt.

De hiervoor verlangde aanvullende informatie wordt na ontvangst door de commissie in afschrift aan de consument gezonden. Deze wordt in de gelegenheid gesteld daarop binnen twee weken een schriftelijke reactie aan de commissie kenbaar te maken. Tenzij (één der) partijen uitdrukkelijk te kennen geven (geeft) een nadere mondelinge behandeling op prijs te stellen, zal de commissie vervolgens op basis van de stukken bindend adviseren.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigverhuur, bestaande uit de heer mr. D.P.C.M. Hellegers, voorzitter, de heer A.M. Velberg, mevrouw drs. W. Nienhuis, leden, op 2 september 2021.

 

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken die zijn binnengekomen na het hierboven ingevoegde tussenadvies.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 3 oktober 2019 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verhuren van een Audi A3 tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 130,95.

De overeenkomst is uitgevoerd in de periode van 3 oktober 2019 tot en met 5 oktober 2019.

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

De consument heeft een bedrag van € 4.447,86 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar het tussenadvies d.d. 2 september 2021 en de daarna door de consument overgelegde stukken. In de kern komt hetgeen consument na voornoemd tussen advies heeft aangevoerd op het volgende neer.

De schakelvorken zijn vervormd. Wie zegt dat dat tijdens mijn huurperiode is ontstaan? Dat kan gemakkelijk al gebeurd zijn in een vorige huurperiode. Ook voel ik me slecht bij het gevoel dat ik € 4.447,86 schade moet betalen, terwijl de ondernemer slechts € 3.470,39 betaald. Een verschil van € 1.000,–.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar het tussenadvies d.d. 2 september 2021 en de daarna door de ondernemer overgelegde stukken. In de kern komt hetgeen ondernemer na voornoemd tussen advies heeft aangevoerd op het volgende neer.

Zoals bij tussenadvies verzocht sturen wij u het juiste expertiserapport toe welke opgemaakt is door een onafhankelijk expertisedienst, met daarbij de nodige foto’s. Verder is de factuur van de reparatie bij de dossierstukken gevoegd. Op het eerste oog lijkt deze niet direct gelijk, maar deze werd voorzien van een gebruikelijke korting, welke wij niet hoeven door te zetten.

Waarom niet een juiste schadeoorzaak werd aangegeven in het eerste rapport kunnen wij niet verklaren, maar het vermoeden is dat een en ander per abuis gegaan is. Een versnellingsbakschade alleen kan natuurlijk nooit door een aanrijding ontstaan. De expert komt tot het volgende:

Na demontage van de versnellingsbak is geconstateerd dat de inwendige schakelvorken ontzet/verbogen zijn. Dit is zeer waarschijnlijk het gevolg van meerdere malen schakelen naar een andere versnelling zonder te ontkoppelen. Tijdens de expertise hebben wij geen inwendige gebreken aan getroffen waardoor de schade heeft kunnen ontstaan. Uit bovenstaande bevindingen kunnen wij met zeer aangrenzende waarschijnlijkheid concluderen dat de schade het gevolg is van het onjuist gebruik van het schakelmechanisme door de berijder.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Bij tussenadvies van 2 september 2021 heeft de commissie beslist de ondernemer te belasten met een verzwaarde stelplicht, inhoudende dat de ondernemer de plicht heeft tot het verstrekken van de tot haar domein behorende feitelijke gegevens ter motivering van de betwisting van de stellingen van de consument dat er niets onder zijn invloedssfeer is gebeurd die de schade aan de versnellingsbak heeft veroorzaakt. Gelet op de daarna door de ondernemer overgelegde informatie is de commissie van oordeel dat de ondernemer heeft voldaan aan de aan hem opgelegde verzwaarde stelplicht. Gelet op artikel 7:218 BW, maar ook gelet op de door de ondernemer na het tussenadvies overgelegde informatie, vermoedt de commissie dan ook dat de consument de auto aan het begin van de huurperiode in onbeschadigde toestand heeft ontvangen en de schade aan de versnellingsbak is ontstaan door een aan de huurder toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Nu dit vermoeden niet voldoende is weerlegd, is de consument gehouden de schade voortvloeiende uit het defect aan de versnellingsbak aan de ondernemer te vergoeden. Mede gelet op de door de consument overgelegde reparatiefactuur van de versnellingsbak en de overige dossierstukken begroot de commissie deze schade op een bedrag ter hoogte van € 4.199,05, te vermeerderen met € 65,50 aan expertisekosten. Gelet op het feit dat de ondernemer betaling van een bedrag van € 4.447,86 vordert is de klacht van de consument deels gegrond, nu de ondernemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn schade meer dan € 4.264,55 (€ 4.199,05, te vermeerderen met € 65,50) bedraagt.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De consument is jegens de ondernemer aansprakelijk voor de schade voortvloeiende uit het gebrek aan de versnellingsbak dat zich heeft geopenbaard gedurende de periode dat de consument de auto van de ondernemer heeft gehuurd. De commissie stelt deze schade vast op een bedrag van € 4.264,55.

Gelet op de omstandigheid dat de commissie de klacht gedeeltelijk gegrond acht, dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een deel van het klachtengeld aan de consument te vergoeden, namelijk een bedrag van € 38,75.

Met inachtneming van het bovenstaande dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 38,75 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Het depotbedrag wordt als volgt verrekend. Een bedrag van € 4.264,55 wordt aan de ondernemer uitgekeerd. Het resterende bedrag ad € 183,31 (= € 4.447,86 min € 4.264,55) wordt terugbetaald aan de consument.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd. Deze behandelingskosten worden gematigd met 50%.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigverhuur, bestaande uit de heer mr. D.P.C.M. Hellegers, voorzitter, de heer A.M. Velberg, mevrouw drs. W. Nienhuis, leden, op 7 oktober 2021.