Commissie: Voertuigen
Categorie: Afschrijving
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
102127
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 6 augustus 2015 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een gebruikte [merknaam], type [naam van het type], tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 5.345,–.
De levering vond plaats op of omstreeks 11 augustus 2015.
De consument heeft op 2 september 2015 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt, voor zover van belang, als volgt.
In een uitgebreid relaas van 16 januari 2016 heeft de consument de door haar ondervonden gebreken vanaf de aankoop van de auto beschreven tot en met de afspraak welke zij onder protest heeft gemaakt om de auto terug te geven tegenover een door haar te ontvangen bedrag van € 4.250,–.
De klachten betreffen onder andere een lekke koppakking, een ratelend geluid van de motor, naar rechts trekken van de auto, vervangen van de radiateur, vervangen van de thermostaat en het inhouden van de motor.
De auto heeft vanaf 11 augustus 2015 tot 23 januari 2016 vaker in de garage gestaan dan bij de consument. De auto voldoet niet aan de verwachtingen van de consument. Zij wenst dat de koopovereenkomst ongedaan wordt gemaakt en dat aan haar het aankoopbedrag wordt gerestitueerd.
De omstandigheid dat de ondernemer, naar zijn zeggen slechts een bedrag van € 500,– voor de door haar ingeruilde auto heeft ontvangen kan aan haar niet worden tegengeworpen.
De ondernemer heeft inderdaad een bedrag aan de consument betaald en de auto teruggenomen, maar de consument is het met dat bedrag niet eens, nu de waarde van de door haar ingeruilde auto daarbij niet is meegenomen. Zij heeft de betaling d.d. 11 februari 2016 om die reden onder protest geaccepteerd.
Ter zitting heeft de consument verder nog – voor zover van belang – het volgende aangevoerd.
Bij de inkoop van de auto heeft de ondernemer ten onrechte geen rekening gehouden met de waarde van de door de consument ingeruilde auto. Zij verlangt alsnog een betaling van € 1.085,– van de ondernemer. Dit is het verschil tussen de aankoopsom en de waarde van de ingeruilde auto en het bedrag dat zij van de ondernemer heeft terugontvangen.
De consument heeft geen plezier gehad van haar aanschaf. Alleen maar stress zoals blijkt uit haar relaas. Gelet hierop is er geen enkele grond om een gebruiksvergoeding in rekening te brengen.
De auto is bijna de hele maand september, in oktober meerdere dagen en in januari 2016 bij de ondernemer geweest.
De consument heeft telkens aangegeven dat de auto niet voldoet. Zij heeft inderdaad na afloop van het gesprek over de inruil de hand van de ondernemer geschud. Dat doet zij altijd. Zij had daarvoor gezegd dat ze erover wilde nadenken en dat zij de waarde van de inruilauto ook vergoed moest krijgen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Ondanks dat de ondernemer bereid was de auto te herstellen werd de ondernemer daartoe niet in staat gesteld.
Om toch tot een oplossing te komen is de consument door de ondernemer uitgenodigd. Tijdens dat gesprek is men tot overeenstemming gekomen om de auto in de huidige staat over te nemen voor een bedrag van € 4.250,–. Hiermee is de consument akkoord gegaan. In die tijd reed de consument kosteloos in een vervangende auto van de ondernemer. Die mocht zij nog een week houden. Bij de inlevering hiervan tekende de consument protest aan tegen de transactie. Als de ondernemer dat had geweten was hij niet akkoord gegaan.
Aanvankelijk was de ondernemer bereid om de auto met de gebreken in te nemen voor een bedrag van € 4.000,–. Later is dat bedrag verhoogd naar € 4.250,–. Zou de consument het daarmee niet eens zijn dan zou de auto van een andere motor worden voorzien.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer ontkent de gebreken van de auto niet. De consument heeft echter steeds de beschikking over een leenauto gehad. Bij de ondernemer is een leenauto altijd gratis.
Het tekenen onder protest is niet zo netjes. De ingeruilde auto kan de ondernemer niet meer kwijt voor de oorspronkelijke prijs.
De 2e factuur is onder de streep niet anders dan de 1e factuur. Het bedrag onder de streep is het zelfde.
De ondernemer vindt het reëel dat over periode vanaf de koop een afschrijving van € 1.500,– wordt toegepast.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De consument klaagt erover dat bij de onderhandelingen over de inkoop van haar auto, die diverse gebreken vertoonde, geen rekening is gehouden met de waarde van de door haar ingeruilde auto en de facto een aanzienlijke afschrijving in rekening is gebracht, terwijl zij geen genot van de auto heeft gehad.
Om die reden heeft zij protest tegen de transactie aangetekend.
De ondernemer stelt zich op het standpunt dat een afschrijving van € 1.500,– wel reëel is en dat de ingeruilde auto niet het bedrag heeft opgebracht waarvoor deze is ingeruild.
De commissie volgt in dit geschil grotendeels het standpunt van de consument.
Gelet op de lange lijst met verholpen gebreken en de noodzaak om de motor te vervangen, zoals ook door de ondernemer wordt erkend, de omstandigheid dat de BOVAG-garantie nog niet was verstreken en het zeer beperkte gebruik en genot dat de consument van de auto heeft gehad acht de commissie het beroep van de ondernemer op de gemaakte afspraak, waarbij de consument de facto een bedrag van € 1.500,– minder voor haar auto terugkrijgt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
De consument heeft wel enig gebruik van de auto gehad en ook kosteloos vervangend vervoer aangeboden gekregen. Om die reden acht de commissie een kleine gebruiksvergoeding op zijn plaats.
Om die reden zal de commissie de door de ondernemer alsnog aan de consument te betalen vergoeding vaststellen op een bedrag van € 800,–.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 800,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 485,–.
Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Voertuigen op 15 september 2016.