Commissie: Recreatie
Categorie: Herstructurering
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
109089
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit de huur van een standplaats (vaste plaats).
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Het contract is wegens herstructurering opgezegd per 31 december 2017. Volgens de Recron-voorwaarden dient er een concreet en uitvoerbaar plan te zijn, wil de ondernemer om die reden kunnen opzeggen. Navraag bij zowel de ondernemer als bij de gemeente [naam gemeente] leerde ons dat dat er niet is. Er wordt alleen gesproken over de erfpacht van het terrein, niet over de herstructurering. De opzegging vanuit de ondernemer begrijp ik, maar de opzegging is in mijn ogen voorbarig en te vroeg.
De consument geeft aan de herstructurering te begrijpen, gelet op de staat van het terrein. Hij stelt voor om dit gefaseerd te doen en daarbij een combinatie te maken tussen jaarplaatsen en de verhuur van verblijfsaccommodaties.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Bij brief van 17 mei 2017 aan de commissie heeft de ondernemer uitvoerig zijn standpunt kenbaar gemaakt. De inhoud van dit schrijven dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Een aantal kernoverwegingen wordt hieronder integraal weergegeven.
In reactie op de klacht van de consument dat het herstructureringsplan van de ondernemer te globaal, niet voldoende concreet en niet uitvoerbaar zou zijn, stelt de ondernemer dat het herstructureringsplan van de ondernemer onder meer het volledig en definitief staken van de verhuur van staanplaatsen behelst, alsmede het plaatsen van nieuwe voorzieningen die voldoen aan de normen van de huidige tijd en de wensen van de huidige consument. Tevens zal het park volledig opnieuw worden ingedeeld en zullen de nieuwe staanplaatsen worden voorzien van eigen kampeermiddelen.
De ingezette herstructurering, daaronder begrepen de plaatsing van de nieuwe kampeermiddelen, valt volledig binnen het vigerende bestemmingsplan. Voor wat betreft dat bestemmingsplan wordt specifiek verwezen naar het ambtelijk advies van de gemeente d.d. 24 februari 2017 en het daarop volgende besluit van het college van B&W van de gemeente [naam gemeente] d.d. 28 februari 2017.
Slotsom is dat de ondernemer de beoogde herstructurering kan realiseren. Het herstructureringsplan is allesbehalve globaal.
Op het eerst aangewezen moment dat de ondernemer een gerichte mededeling aan haar huurders kon doen dat een herstructurering, en dientengevolge huuropzegging, aanstaande was, heeft hij dat door middel van een ‘vooraankondiging’ (brief d.d. 10 september 2016) kenbaar gemaakt.
Juridisch kader
Artikel 11, lid 1, onder h, van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen:
De ondernemer kan de overeenkomst schriftelijk beëindigen indien:
de ondernemer een herstructureringsplan voor (een deel van) het terrein tot uitvoering gaat brengen waarvoor de plaats van recreant, waarop een verplaatsbaar of een niet meer verplaatsbaar kampeermiddel is geplaatst, nodig is. Om tot opzegging te kunnen overgaan, moet de ondernemer een concreet en uitvoerbaar plan hebben in die zin dat een eventueel benodigde vergunning, wijziging of ontheffing van het bestemmingsplan is verleend, dan wel op redelijke termijn te verwachten is.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Bij brief van 10 september 2016 (de zogenaamde ‘vooraankondiging’) heeft de ondernemer de consument laten weten voornemens te zijn de camping te herstructureren in geval hij met de gemeente tot overeenstemming komt inzake de verlenging van de erfpachtovereenkomst. In het licht daarvan heeft de ondernemer in een viertal zinnen aangegeven wat globaal de plannen zijn voor die herstructurering.
Bij brief van 27 december 2016 heeft de ondernemer de huur van de staanplaats opgezegd. Daarin is onder meer het volgende gesteld:
De afgelopen periode hebben wij gesprekken gevoerd met de gemeente [naam gemeente] over de erfpachtovereenkomst. Deze gesprekken hebben ons voldoende bevestiging gegeven om, lopende de huidige erfpachtovereenkomst, alvast aanvang te maken met de eerder aangekondigde herstructureringsplannen.
Inmiddels hebben wij onze toekomstvisie verder vormgegeven. De wijze van exploitatie van onze onderneming zal ingrijpend worden veranderd. Zo hebben wij besloten om met ingang van het jaar 2018 geen staanplaatsen (vaste plaatsen ) meer te verhuren, maar ons uitsluitend te richten op het in eigen beheer verhuren van verblijfsaccommodaties aan (wekelijks/dagelijks) wisselende gasten.
Naast de wijziging in de exploitatie van onze onderneming zal ook de indeling van het terrein grondig worden herzien.
De vraag waar de commissie zich voor gesteld ziet, is of de ondernemer op het moment van opzegging van de huurovereenkomst beschikte over een concreet en uitvoerbaar plan zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, onder h, van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen. De commissie beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Bij het versturen van de ‘vooraankondiging’ heeft de ondernemer volstaan met het in enkele bewoordingen aangeven wat de toekomstige herstructurering zou gaan inhouden. Bij de opzegging bij brief van 27 december 2016 heeft de ondernemer, onder verwijzing naar de ‘vooraankondiging’, nog een kleine aanvulling gegeven op de toekomstige plannen. Een concreet herstructureringsplan heeft de ondernemer daarbij niet overgelegd, noch de mogelijkheid geboden tot inzage van een dergelijk plan.
Zoals blijkt uit het verhandelde ter zitting heeft de consument in de periode van september tot en met december 2016 op enig moment verzocht hem het structureringsplan ter hand te stellen. Aan dat verzoek is niet voldaan. Naar het oordeel van de commissie had de ondernemer aan dit verzoek moeten voldoen, aangezien de consument direct belanghebbende is. Een reden daarvoor werd niet gegeven. Evenals de consument stelt de commissie zich de vraag of dat plan er op dat moment überhaupt al was.
Voor het overige blijkt uit de huuropzegging dat er gesprekken zijn geweest met de gemeente over de verlenging van de erfpachtovereenkomst en dat de ondernemer in die gesprekken voldoende bevestiging vond om alvast een aanvang te maken met de aangekondigde herstructureringsplannen. Niet gebleken is op grond van welke feiten en omstandigheden de ondernemer heeft gemeend dat hij er op grond van voornoemde gesprekken vanuit mocht worden gegaan dat de gemeente akkoord zou gaan met de verlangde verlenging van de erfpachtovereenkomst. Daarnaast heeft de ondernemer ter zitting verklaard dat er wel degelijk sprake was van verwevenheid tussen de wens van de ondernemer tot herstructurering en de wens van de ondernemer voor verlenging/vernieuwing van de erfpachtovereenkomst met de gemeente. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de gemeentelijke besluitvorming inzake de verlenging van de erfpachtovereenkomst eerst in februari 2017 heeft plaatsgevonden.
Ten slotte blijkt uit het gemeenteadvies (productie 23) dat het Visieplan – waarop de herstructurering door de ondernemer wordt gebaseerd – door de ondernemer pas begin 2017 is uitgewerkt en gepresenteerd aan de gemeente. In dat verband heeft de ondernemer ter zitting nog verklaard dat het door de ondernemer opgestelde Visieplan pas na 1 februari 2017 persoonlijk door de ondernemer aan de gemeente is overhandigd.
Op grond van het voorgaande komt de commissie tot de conclusie dat de ondernemer de huurovereenkomst met de consument in strijd met artikel 11, lid 1, onder h, van de Recron-voorwaarden (voor vaste plaatsen) heeft opgezegd, in die zin dat er is opgezegd zonder dat er sprake was van een concreet en uitvoerbaar plan, en dat daarmee de opzegging nietig is.
Met inachtneming van voorgaande zal de klacht gegrond worden verklaard.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond.
De commissie bepaalt dat de opzegging van de huur per 31 december 2017 nietig is.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 21 juni 2017.