Geen juridische grond om hypothetische berekeningen van ondernemer te vragen bij stilzwijgende verlenging energieleveringscontract

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 25111/27739

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Het geschil gaat over de betaling van een evaluatieborgsom en het verlengen van energieleveringscontracten. De leveringscontracten tussen de consument en de ondernemer zijn in 2016 geëindigd, zonder dat er een aanbod is gedaan om het te verlengen. Toch zijn hierna de leveringen doorgegaan. De consument wil weten welk nadeel hij heeft gehad van het feit dat hem niet verschillende contracten zijn aangeboden. Hij vindt dat de ondernemer hem een evaluatieborg moet betalen. De ondernemer stelt dat er voor het aflopen van het contract wel een aanbod is gedaan voor een nieuw leveringscontract, maar de consument heeft dat niet geaccepteerd. Ook heeft de ondernemer al een waarborgsom aan de consument uitbetaald. Het is de commissie niet duidelijk waarom de consument niet zelf de ondernemer heeft gevraagd wat die de consument te bieden had aan mogelijke contracten toen de oorspronkelijke contracten in 2016 afliepen. Volgens de commissie lag het op de weg van de consument om zich daarin te verdiepen. De commissie oordeelt dat er geen juridische grond is om onder deze omstandigheden jaren later van de ondernemer te vragen om hypothetische berekeningen te maken. De klacht is dan ook gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de betaling van een evaluatieborgsom en het verlengen van leveringscontracten.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De leveringscontracten met de ondernemer zijn geëindigd op 1 augustus 2016. Aan de consument is toen geen aanbod gedaan om het contract te verlengen. De leveringen zijn toch doorgegaan en de consument wil weten welk nadeel hij heeft gehad van het feit dat hem niet verschillende contracten zijn aangeboden en hem niet de mogelijkheid is gegeven te kiezen uit verschillende opties.

Hij is van mening dat de ondernemer hem een evaluatieborg moet betalen.

Een eerdere klacht heeft niet tot een oplossing geleid.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In 2019 is een geschil aanhangig geweest tussen partijen en daarin zijn partijen het onderling eens geworden en zijn er afspraken gemaakt.

De ondernemer is zijn afspraken nagekomen en de waarborgsom is aan de consument uitbetaald.
In maart 2019 is er contact geweest met de consument en is hem uitleg gegeven.

De ondernemer heeft de consument in juli 2016, dus ruim voor het aflopen van het toen lopende contract, een aanbod gedaan voor een nieuw leveringscontract. De consument heeft dat niet geaccepteerd.
Door het tijdsverloop is niet meer te achterhalen wat dat aanbod precies inhield.

Om de consument ter wille te zijn en hem een beeld te geven, heeft de ondernemer voorbeeldberekeningen gemaakt op basis van verschillende mogelijke opties die de consument in theorie voorgelegd hadden kunnen worden in 2016.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Tussen partijen bestaat geen verschil van mening over het feit dat energieleveringen zijn doorgegaan ook nadat de oorspronkelijke contracten op 1 augustus 2016 waren afgelopen.

Tussen partijen bestaat wel verschil van mening over de vraag of de ondernemer een aanbod heeft gedaan aan de consument voor het afsluiten van nieuwe contracten.

De consument stelt zich op het standpunt dat het niet het geval is geweest en de ondernemer zegt dat het wel is gebeurd. Dat het voor de ondernemer niet meer mogelijk is om dat aanbod te achterhalen, bevreemdt de commissie want het daarover gestelde is zonder nadere toelichting onbegrijpelijk.

Wat daar verder van zij, het is de commissie niet duidelijk waarom de consument niet zelf aan de ondernemer heeft gevraagd wat die de consument te bieden had aan mogelijke contracten toen de oorspronkelijke contracten in 2016 afliepen.

Het had naar het oordeel van de commissie op de weg van de consument gelegen om zich daarin toen te verdiepen. Dat geldt zeker in een situatie waarbij er van de kant van de ondernemer geen aanbod komt zoals door de consument wordt gesteld.
Had hij zelf actie ondernomen in de richting van de ondernemer, dan had hij toen kunnen bekijken welke optie voor hem het gunstigst was.

Dat heeft hij echter niet gedaan en hij heeft kennelijk stilzwijgend een voortzetting van de leveringen geaccepteerd.

Naar het oordeel van de commissie is er geen juridische grond om onder de gegeven omstandigheden jaren later van de ondernemer te vragen om hypothetische berekeningen te maken op grond waarvan de consument met terugwerkende kracht zou kunnen bepalen welke hypothetische optie voor hem het gunstigst zou zijn geweest.
De commissie gaat er van uit dat dat de reden is waarom de consument die berekeningen wil zien.

Verder vraagt de consument om betaling van de evaluatieborg, maar legt niet uit op grond waarvan hij vindt dat hem een dergelijke borg toekomt.

De ondernemer heeft aangegeven dat aan de consument een waarborgsom is terugbetaald in 2019. In verband met de post waaronder die betaling is geboekt, is met de consument contact geweest en zegt de ondernemer dat hij de consument uitleg heeft gegeven daarover.

De commissie heeft geen aanleiding te twijfelen aan wat de ondernemer stelt en omdat het niet duidelijk is op grond waarvan de ondernemer aan de consument de betaling van een evaluatieborg zou moeten betalen, zal ook dit deel van de vordering worden afgewezen.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit mevrouw mr. I.E. de Vries, voorzitter, de heer mr. F.J. Pirard, de heer drs. L. van Rootselaar, leden, op 17 juli 2020.