Geen objectieve redenen voor voortijdige terugkeer

De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI07-1851

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 9 juli 2007 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich verplicht heeft tot het leveren van een verblijf in een hotel voor 2 personen op Sardinië in Italië op basis van half pension, voor de periode van 22 augustus 2007 tot en met 29 augustus voor de som van € 2.092,–. Klager is vervroegd op 25 augustus 2007 naar Nederland teruggekeerd.   Klager heeft op 14 september 2007 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.   Het hotel voldeed geenszins aan de door het reisbureau gewekte verwachtingen. Voor de betaalde prijs had meer luxe mogen worden verwacht. Behalve de staat waarin het hotel verkeerde, was ook de hygiëne onder de maat. Voorts was het complex onverlicht. Bovendien was de hostess niet hulpvaardig. Reden genoeg om de accommodatie vroegtijdig te verlaten.   Klager verlangt een vergoeding van € 2.744,16.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.   Anders dan klager meent was er noch van achterstallig onderhoud noch van slechte hygienische omstandigheden sprake in het door haar geboekte hotel. Wel wordt erkend, dat de eerste aan klager toegewezen kamer van mindere kwaliteit was. Klager is daarvoor een vergoeding aangeboden van € 200,–. Bovendien heeft klager vervolgens een upgrade gehad naar een junior suite met zeezicht. Daarmede waren de klachten ons inziens adequaat verholpen. Een verhuizing naar een andere accommodatie zonder bijbetaling was dan ook niet aan de orde. Klager is vervolgens vroegtijdig en zonder een aan ons te verwijten reden naar Nederland teruggekeerd.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie tot het oordeel gekomen, dat klager haar besluit om vroegtijdig naar Nederland terug te keren objectief gezien onevenredig snel heeft genomen, aangezien daar in de ogen van de commissie geen enkele aan de reisorganisator te verwijten reden voor was. Door klager een andere kamer te bieden heeft de reisorganisator aan zijn verplichtingen jegens klager voldaan. Bovendien vermag de commissie niet in te zien, dat de hostess ter plekke zich niet dan wel onvoldoende heeft ingespannen om aan klagers wensen tegemoet te komen. Blijkbaar waren er voor klager andere redenen om haar vakantie voortijdig te beëindigen, welke echter in de ogen van de commissie niet in financiële zin op de reisorganisator kunnen worden afgewenteld, nu deze in geen enkel opzicht ten opzichte van klager is tekort geschoten. De klacht komt derhalve niet voor toewijzing in aanmerking. Het feit dat de reisorganisator ertoe over is gegaan om klager een financiële vergoeding te geven voor het feit dat de eerste aan klager toegewezen kamer in kwalitatief opzicht niet voldoende was, acht de commissie een voldoende compensatie voor het in dit opzicht ondervonden ongerief. Hetgeen door en namens klager ter verdediging van haar standpunt naar voren is gebracht kan het gegeven oordeel niet anders maken, nu de noodzaak van een voortijdige terugkeer door en namens klager niet althans niet met voldoende objectieve feiten en bewijzen is onderbouwd.   De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is. De commissie beveelt de reisorganisator aan het aanbod gestand te doen, doch zal dat niet bindend opleggen.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door klager verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 25 maart 2008.