Geen/onvoldoende voorlichting over hoger beroepsprocedure dan wel indienen van wijzigingsverzoek

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Informatie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV08-0185

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening door de advocaat ter zake zijn bijstand aan de cliënte met betrekking tot de alimentatiezaak van de cliënte en de gevorderde schadevergoeding door de cliënte.   Standpunt van de cliënte   Het standpunt van de cliënte luidt in hoofdzaak als volgt.   De advocaat heeft fouten in de beschikking van de rechtbank inzake vaststelling van de kinderalimentatie niet gesignaleerd. Hij heeft niet gereageerd op herhaaldelijke signalering van die fouten door cliënte. Evenmin heeft de advocaat advies verstrekt over herstel van die fouten zoals de mogelijkheid van hoger beroep. De advocaat heeft de beroepstermijn laten verlopen, verkeerde informatie verstrekt en geen nadere uitleg gegeven. Zo heeft de advocaat gemeld dat de toegekende alimentatie per kind is terwijl de rechtbank in haar beschikking heeft vermeld dat deze voor beide kinderen tezamen is. Ook heeft de advocaat gemeld dat de rechtbank is uitgegaan van een bruto salaris van cliënte, terwijl in de beschikking van de rechtbank letterlijk staat vermeld ‘netto salaris’. Volgens de cliënte heeft de advocaat ten onrechte aangegeven dat het echtscheidingsconvenant nog geldt naast de beschikking van de rechtbank. Bovendien heeft de advocaat zonder overleg een concept verzoekschrift gestuurd naar de wederpartij. De advocaat heeft een correctie met terugwerkende kracht ondermijnd en heeft ten onrechte gemeld dat de cliënte om haar moverende redenen afziet van hoger beroep. De advocaat heeft geweigerd om de aangerichte schade te compenseren.   Op grond van het vorenstaande verzoekt de cliënte de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.   Standpunt van de advocaat   Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak als volgt.   De advocaat stelt zich op het standpunt dat hij destijds de correcte gegevens aan de rechtbank heeft overgelegd. De advocaat heeft nimmer opdracht gekregen om tegen de beschikking van de rechtbank in hoger beroep te gaan. Hij heeft de cliënte erop gewezen dat een appelprocedure lang duurt en ook weer procesrisico’s met zich meebrengt. De advocaat is van mening dat zijn draagkrachtberekening wellicht niet perfect is, maar wel een goed uitgangspunt is. Na de beschikking van de rechtbank hebben zich wijzigingen van omstandigheden voorgedaan die de nodige consequenties zouden hebben gehad voor de hoogte van de alimentatie. Uiteindelijk is niet gekozen voor het instellen van hoger beroep bij het gerechtshof, maar voor het indienen van een nieuw wijzigingsrekest bij de rechtbank althans het voornemen daartoe. De advocaat erkent dat hij een fout heeft gemaakt door te schrijven dat de door de rechtbank opgelegde kinderalimentatie een bedrag betrof per maand per kind. In het verzoekschrift is de kwestie van de terugwerkende kracht van de kinderalimentatie opgenomen. De advocaat betwist dat de cliënte schade heeft geleden. Het onzekere karakter van de uitspraak van het gerechtshof moet worden afgezet tegen het voornemen van de advocaat om een wijzigingsrekest bij de rechtbank in te dienen.   Op grond van het voorgaande verzoekt de advocaat, althans zo verstaat de commissie het verzoek van de advocaat, de klachten van de cliënte ongegrond te verklaren en de schadevergoeding af te wijzen.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   De kern van de klachten van de cliënte houdt in dat de advocaat na de beschikking van de rechtbank van 14 maart 2007 niet die kwaliteit van de dienstverlening heeft geleverd die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Door cliënte is niet weersproken dat de advocaat de juiste (financiële) gegevens heeft verstrekt aan de rechtbank. Vaststaat dat de rechtbank te ’s-Gravenhage bij beschikking van 14 maart 2007 de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen tezamen heeft bepaald op € 336,70 per maand. Bij het bepalen van de behoefte van de minderjarigen is de rechtbank uitgegaan van een netto inkomen zijdens de vrouw van € 1.904,– per maand. De cliënte heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat genoemd inkomen een netto inkomen betreft; het bedrag van € 1.904,– per maand betreft een bruto inkomen. Ook de advocaat gaat van dat laatste feit uit. De vermelding in de beschikking van de rechtbank berust derhalve op een misverstand c.q. een vergissing aldus beide partijen.   De commissie is van oordeel dat de vraag of de advocaat na de beschikking van de rechtbank heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat, ontkennend dient te worden beantwoord. Naar het oordeel van de commissie heeft er geen, althans onvoldoende duidelijke voorlichting plaatsgevonden door de advocaat omtrent de wijze waarop de beschikking van de rechtbank kan worden aangevochten. Zo heeft de advocaat de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep bij het gerechtshof niet, althans onvoldoende, met de cliënte besproken. Evenmin heeft de advocaat voorlichting gegeven aan de cliënte over de mogelijkheid voor het indienen van een verzoek tot wijziging van de beschikking van de rechtbank op grond dat de uitspraak van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan doordat van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Voorts staat als erkend vast dat de advocaat in de e-mail van 21 september 2007 onjuiste informatie aan de cliënte heeft gegeven over de vastgestelde kinderalimentatie en vervolgens in de e-mail van 30 oktober 2007 een onjuiste voorlichting geeft omtrent het door de rechtbank genoemde inkomen van cliënte. Gelet op het vorenstaande, de aan haar overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat is komen vast te staan dat de advocaat geen adequate voorlichting heeft verstrekt omtrent de wijze waarop de beschikking van de rechtbank kon worden aangevochten. Uit hoofde van zijn functie had de advocaat op eigen initiatief adequate voorlichting hieromtrent aan de cliënte dienen te verstrekken. In het onderhavige geval komt daar nog bij dat de cliënte zelf herhaaldelijk signalen heeft afgegeven dat de beschikking in haar ogen onjuistheden bevat. Zo heeft de cliënte bij emailbericht van 29 maart 2007 haar bevindingen omtrent de beschikking van de rechtbank aan de advocaat kenbaar gemaakt. Zij heeft daarbij aan de advocaat verzocht om uitleg te geven over de beschikking. Bij brief van 22 mei 2007 heeft de cliënte aan de advocaat meegedeeld dat zij deze uitleg nog niet heeft ontvangen en heeft zij de advocaat verzocht te reageren op haar bevindingen omtrent de beschikking van de rechtbank. Bij emailbericht van 13 september 2007 heeft de cliënte haar verzoek wederom herhaald. Eerst bij emailbericht van 21 september 2007, derhalve ruim drie maanden na het verstrijken van de appèltermijn, heeft de advocaat gereageerd op de bevindingen van de cliënte. Het geheel overziende is de commissie van oordeel dat de advocaat – na de beschikking van de rechtbank – in deze niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht en dat de klacht van de cliënte gegrond is.   Thans dient nog de vraag te worden beantwoord of de cliënte schade heeft geleden door het handelen of nalaten van de advocaat. Naar het oordeel van de commissie dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord. De cliënte heeft de commissie verzocht in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen. Als voorschot op de totale schadeloosstelling heeft de cliënte voorgesteld een bedrag van € 1.800,– te compenseren betreffende de kinderalimentatie voor de periode maart – september 2007. De cliënte heeft – naar het oordeel van de commissie – nagelaten deze schade nader (met onderliggende stukken) te onderbouwen; de schadefactoren zijn voor de commissie onduidelijk gebleven. De procedure bij de commissie leent zich niet voor een uitvoerige schadebepaling bij gebreke van een (nieuwe) rechterlijke beslissing inzake de kinderalimentatie over die periode. Bovendien acht de commissie het te prematuur om – gelet op het ontbreken van een dergelijke rechterlijke beslissing en de onzekerheid die dat met zich meebrengt – reeds nu een schadevergoeding toe te wijzen. Gelet op het vorenstaande laat de cliënte de commissie dan ook geen andere mogelijkheid dan het verzoek tot het vaststellen van een schadevergoeding thans af te wijzen.   Nu de klacht van de cliënte gegrond wordt verklaard ziet de commissie daarin aanleiding de advocaat te veroordelen tot vergoeding van het klachtengeld derhalve een bedrag van € 100,–. Bovendien dient de advocaat – overeenkomstig het reglement van de commissie – een bijdrage van € 115,– in de behandelingskosten aan de commissie te voldoen. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere specifieke bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Derhalve dient als volgt te worden beslist.   Beslissing   De commissie verklaart de klacht van de cliënte gegrond.   Overeenkomstig het reglement van de commissie dient de advocaat het klachtengeld aan de cliënte, die deze kosten heeft voldaan, ter hoogte van € 100,– te vergoeden.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 115,– verschuldigd.   De commissie wijst het meer of anders verzochte af.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 13 mei 2009.