
Commissie: Advocatuur Zakelijk
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV11-0023B
De uitspraak:
Standpunt eiseres ten aanzien van de bevoegdheid van de commissie
Voor het standpunt van eiseres verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van eiseres op het volgende neer. [De gemachtigde van verweerster] had namens verweerster contact opgenomen met [de advocaat] bij eiseres, met het verzoek of hij voor eiseres kon optreden. Aangezien de advocaat bereid was de opdracht aan te nemen, heeft hij bij brief van 23 augustus 2010 de opdracht aan verweerster bevestigd. Standpunt verweerster ten aanzien van de bevoegdheid van de commissie Voor het standpunt van verweerster ter zake verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van verweerster op het volgende neer. Verweerster heeft de bevoegdheid van de commissie betwist. Zij stelt dat eiseres nimmer een opdrachtbevestiging heeft verstuurd. De door eiseres overgelegde opdrachtbevestiging heeft verweerster nooit ontvangen. Het gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen eiseres en de advocaat was slechts om te bezien of de opdracht aan de advocaat verstrekt kon worden. Aan eiseres is nimmer de opdracht verstrekt. Behandeling van het geschil Op 6 juni 2011 heeft de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden.. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Namens verweerster is ter zitting verschenen [de gemachtigde], die het standpunt van verweerster nader heeft toegelicht. Eiseres heeft niet van de mogelijkheid gebruik gemaakt om ter zitting haar standpunt nader toe te lichten. Beoordeling bevoegdheid Alvorens de commissie tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan overgaan, dienen de arbiters ambtshalve te toetsen of zij bevoegd zijn om kennis te nemen van en te beslissen in het geschil over de vordering van de zijde van eiseres temeer nu verweerster heeft gesteld dat zij de opdrachtbevestiging van 23 augustus 2010 niet heeft ontvangen. Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. Voor arbitrage dient te zijn voldaan aan de eisen van de artikelen 1020 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De bevoegdheid van arbiters dient te berusten op een overeenkomst tot arbitrage – in de praktijk van de advocatuur veelal vervat in een intakeformulier dan wel de opdrachtbevestiging van de overeenkomst tot opdracht – waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de commissie. Vaststaat dat verweerster op vrijdag 20 augustus 2010 telefonisch contact heeft gezocht met de advocaat met het verzoek of hij voor eiseres kon optreden inzake een juridisch geschil betreffende de opheffing van een aantal conservatoire beslagen. Ten behoeve van een bespreking tussen verweerster en de advocaat heeft verweerster een aantal stukken aan de advocaat per email toegezonden op 23 augustus 2010. Vervolgens heeft op 24 augustus 2010 de bespreking plaatsgevonden ten kantore van verweerster. Voor die werkzaamheden heeft de advocaat zijn thans nog openstaande declaratie aan verweerster gezonden. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de advocaat bij brief van 23 augustus 2010 – onder verwijzing naar de algemene voorwaarden van eiseres – de door verweerster gegeven opdracht heeft bevestigd. In deze opdrachtbevestiging is onder meer meegedeeld dat eiseres is aangesloten bij de Geschillencommissie Advocatuur. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres de opdrachtbevestiging van 23 augustus 2010 aan de commissie overgelegd. Daarentegen betwist verweerster de ontvangst van deze opdrachtbevestiging en stelt zich op het standpunt dat zij nimmer de opdracht aan de advocaat heeft verstrekt. Verweerster heeft daartoe onder meer gesteld dat de bespreking welke op 24 augustus 2010 heeft plaatsgevonden slechts een informatief karakter had in die zin dat het ging om de vraag of de advocaat de zaak in behandeling kon nemen. Volgens verweerster had de advocaat de aan hem vooraf toegestuurde stukken niet bestudeerd. Aangezien verweerster zich niet kon verenigen met de advocaat heeft eiseres geen opdracht aan de advocaat verstrekt. Bovendien heeft de advocaat in het gesprek aangegeven dat hij geen declaratie aan verweerster zou zenden. Ingevolge artikel 2 van het reglement van de commissie is de Geschillenregeling Advocatuur van toepassing indien door partijen daarnaar bij schriftelijke overeenkomst is verwezen. Gelet op het vorenoverwogene, de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting kan de commissie niet concluderen dat er een opdracht door verweerster is gegeven, de algemene voorwaarden van toepassing zijn en derhalve een overeenkomst tot arbitrage tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de commissie zijn er op basis van de thans beschikbare gegevens onvoldoende feiten en omstandigheden door eiseres gesteld om vast te stellen dat er sprake is van een opdracht. Mitsdien is dan ook niet komen vast te staan dat in deze tussen partijen arbitrage is overeengekomen, zodat niet is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De commissie zal zich dan ook onbevoegd verklaren om kennis te nemen van het geschil tussen eiseres en verweerster. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie: – verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het geschil tussen eiseres en verweerster; – bepaalt dat de kosten van deze uitspraak zullen worden gedragen door eiseres, welke kosten zijn vastgesteld op € 89,25, welk bedrag zal worden verrekend met de arbitragekosten die eiseres reeds heeft voldaan. Dit arbitraal vonnis is gewezen te Utrecht op 23 juni 2011 door de Geschillencommissie Advocatuur.