Geen overeenkomst doordat boeking niet slaagt.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Reizen    Categorie: Totstandkoming    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI-D01-0216

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 31 oktober 2000 met het boekingskantoor tot stand gekomen overeenkomst. Het boekingskantoor heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor 1 persoon naar Oranjestad op Aruba (Nederlandse Antillen) met vertrek vanuit Nederland op 19 november 2000 en terugkeer in Nederland op 29 november 2000 voor de som van ƒ 1.898,80 in totaal.
Standpunt van klager
  Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak.   Het boekingskantoor heeft mij te veel in rekening gebracht voor mijn retourvlucht naar Aruba. Aanvankelijk zou ik een bedrag van ƒ 1.759,– exclusief bijkomende kosten moeten betalen, maar op 31 oktober 2000 bleken er nog stoelen beschikbaar te zijn voor een bedrag van ƒ 1.289,–. Ik heb dat aanbod direct geaccepteerd. Toen ik echter bij het boekingskantoor kwam om te betalen, bleek dat mijn terugkeer dan niet op het geplande tijdstip kon plaatsvinden. Hierop is het tijdstip van mijn terugvlucht aangepast, zodat ik toch van het goedkopere alternatief gebruik kon maken. Vervolgens werd mij tot mijn verbazing meegedeeld dat ik toch geen gebruik kon maken van de goedkopere vlucht en het bedrag van ƒ 1.759,– exclusief bijkomende kosten moest betalen. Omdat er geen andere mogelijkheid was, heb ik onder protest die duurdere vlucht geaccepteerd en het hogere bedrag betaald. Het opmerkelijke is dat ik bij mijn terugkeer na de reis een betalingsherinnering aantrof voor het lagere bedrag! Daaruit blijkt dat de betreffende boeking wel degelijk heeft plaatsgevonden. Bovendien bleek uit telefonisch verstrekte informatie van [naam luchtvaartmaatschappij] op 31 oktober 2000 dat er toen nog terugvluchten voor het goedkopere bedrag beschikbaar waren. Ik ben op 31 oktober 2000 niet gebeld door het boekingskantoor en kan een en ander staven met verklaringen van een collega en van iemand die op dat moment in mijn huis aanwezig was. Al met al heb ik een bedrag van ƒ 470,– te veel betaald.   Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Ik wil graag verwijzen naar hetgeen ik op papier heb gesteld en de op schrift gestelde booking-history die ik aan de commissie overleg. In het kort komt het er op neer dat ik mijn standpunt handhaaf. Naar mijn mening heb ik tweemaal een reisovereenkomst gesloten en mocht mij maar een bedrag van ƒ 1.428,85 in rekening worden gebracht. Toen ik om 13.40 uur boekte, werd er geen enkel voorbehoud gemaakt en kwam er m.i. een perfecte overeenkomst tot stand. Van een professionele organisatie als [naam boekingskantoor] mag worden verwacht dat zij zich houdt aan hetgeen is overeengekomen. Dat voor de totstandkoming van de overeenkomst niet was vereist dat er direct werd betaald, blijkt ook uit het feit dat ik later op de middag kon betalen. Als [naam boekingskantoor] problemen heeft met [naam vliegtuigmaatschappij], regardeert mij dat niet. De betreffende medewerker ging er van uit dat de betreffende plaats was gereserveerd. Als die stoel niet kon worden vastgehouden, had men mij moeten bellen, maar dat is niet gebeurd. Ik wijs op de verklaringen te dier zake dat er noch op mijn werk noch thuis is gebeld.   Klager verlangt een vergoeding van ƒ 511,50.   Standpunt van het boekingskantoor   Het standpunt van het boekingskantoor luidt in hoofdzaak.   Er is geprobeerd de goedkoopste vervoersmogelijkheid te realiseren. Toen de aanvankelijke vlucht werd geboekt verscheen er een mededeling op het scherm dat onder omstandigheden ook plaatsen beschikbaar waren voor een lager tarief. Dat is voorlopig geboekt en klaagster is vervolgens op de wachtlijst daarvoor gezet in de hoop dat een dergelijke plaats beschikbaar zou komen. Uiteindelijk is dat niet gelukt. De betreffende medewerker heeft wel alvast een overeenkomst aangemaakt in het interne administratiesysteem voor het geval die plaats beschikbaar zou komen. Vervolgens is vergeten die overeenkomst weer te verwijderen, waardoor ten onrechte een betalingsherinnering is verzonden. Er bleek wel plaats te zijn op een zelfde vlucht een dag later, waartoe klaagster op haar werk is gebeld. Zij was op dat moment niet bereikbaar en toen zij die middag kwam betalen bleek het alternatief niet meer te realiseren: ook die vlucht was toen volgeboekt. Uit het Worldspan-systeem blijkt dat haar terugvlucht als

 en niet al 
  is aangegeven en derhalve nog niet definitief was geboekt, maar dat klaagster op de wachtlijst stond. Dat [naam luchtvaartmaatschappij] andere informatie zou hebben verstrekt kunnen wij niet verklaren. Mogelijk heeft de betreffende [naam luchtvaartmaatschappij]-medewerker  alleen naar de heenvlucht gekeken.   Ter zitting heeft het boekingskantoor verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   In eerste instantie is er een reis geboekt voor de somma van ƒ 1.759,-- hetgeen door klager is bevestigd. Bij de definitieve boeking bleek dat er in een ander prijscompartiment een aanbieding was, waardoor een stoel daar goedkoper uit zou vallen. Die stoel  is via e-mail aangevraagd bij [naam luchtvaartmaatschappij], maar we kregen die aanvraag retour als US: unable sale, waarop klager op de wachtlijst is geplaatst. Ook een tweede aanvraag lukte niet, waarop de oorspronkelijke boeking in de M-klasse is gehandhaafd.  Ik wijs er nog op dat in de Q-klasse –waarop de aanbieding betrekking had- geldt dat er geen voorboeking of reservering mogelijk is. Op het moment van reserveren geldt er direct een betalingsverplichting. Verder valt op te merken dat klager niet een protestbrief  heeft gestuurd.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Uit de overgelegde bescheiden en het verhandelde ter zitting is de commissie gebleken dat klager in eerste instantie een reis naar Aruba heeft geboekt in de zogeheten M-klasse voor een bedrag van ƒ 1.759,-- exclusief bijkomende kosten. Vervolgens is geprobeerd  of gebruik kon worden gemaakt van een aanbieding in de zogeheten Q-klasse, waardoor de reis voor klager goedkoper zou worden. Het essentiële punt in casu is of er al dan niet een perfecte overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Anders dan klager  meent was zulks naar het oordeel van de commissie niet het geval. De commissie acht het een feit van algemene bekendheid dat wie (onderdelen van) een reis boekt via een boekingskantoor te maken krijgt met diverse organisaties en dat het boekingskantoor optreedt  als bemiddelaar tussen reiziger en reisorganisatie. Immers, boekingskantoren kopen niet zelf reizen of vliegtuigstoelen in en zullen derhalve veelal niet terstond een uitspraak kunnen doen over het al dan niet daadwerkelijk geboekt zijn. Dat de nodige gegevens  dienen te worden uitgewisseld blijkt ook uit de klager overgelegde boeking-history. Veelal zullen de activiteiten van een boekingskantoor er in resulteren dat de reiziger het gewenste hotel, de gewenste vlucht etc. krijgt, maar in een aantal gevallen blijkt  dat dit niet mogelijk is en dient een alternatief te worden gezocht. Voorts acht de commissie het een feit van algemene bekendheid dat niet in alle gevallen terstond duidelijkheid kan ontstaan over een boeking, omdat dit vaak via e-mail geschiedt en er niet  altijd per ommegaande wordt gereageerd. In casu betrof het een poging tot boeking van een vliegreis in de zogeheten Q-klasse, waarvoor onbestreden geldt dat daarvoor geen reservering mogelijk is en dat op het moment van boeking de betalingsverplichting ontstaat.   De commissie tekent hierbij aan dat het mogelijk is dat soms enige onduidelijkheid ontstaat, omdat niet alle baliemedewerkers voldoende tot uiting laten komen dat hun werkzaamheden er op zijn gericht te bemiddelen en dat zij afhankelijk zijn van andere  partijen. De commissie acht iets dergelijks echter onvoldoende om aan te nemen dat er in casu een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen. Evenzo valt er op te wijzen dat naast het (externe) boekingssysteem dat een boekingskantoor hanteert er een apart, intern  administratiesysteem ter zake van de betalingen bestaat. Op grond van het feit dat aan klager nadien ten onrechte een betalingsherinnering is verzonden, heeft klager nadien mogelijk de indruk gekregen dat een overeenkomst voor een lagere prijs tot stand was  gekomen, maar dit laat onverlet dat voor het ontstaan van een overeenkomst wilsovereenstemming noodzakelijk is en dat die ontbrak omdat het boekingskantoor er niet in slaagde de door klager gewenst vlucht voor de beoogde lagere vluchtprijs vast te leggen.   Een en ander betekent dat op het moment dat klager aangaf te willen boeken in de Q-klasse het boekingskantoor een inspanningsverplichting –en niet een resultaatsverplichting- kreeg. Hiernaast acht de commissie het van belang dat klager de volle reissom  van ƒ 1.759,-- exclusief bijkomende kosten heeft betaald en dat bedrag niet onder protest heeft voldaan en evenmin voor haar vertrek een schriftelijk protest heeft laten horen.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel, dat het boekingkantoor niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de door klager gestelde klachten en het daaruit voortvloeiende ongerief.   De commissie acht de klacht derhalve ongegrond.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door klager verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, op 27 juni 2001.