Commissie: Energie
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE08-2152/22822
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een volgens de consument nimmer tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas en de daaruit voor de consument ontstane schade.
De consument heeft op 7 juni 2007 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik ben nimmer voor de levering van energie klant geweest bij de ondernemer. Mijn klacht betreft dan ook een vermeende vordering van de ondernemer op mij inzake nimmer door de ondernemer geleverde energie. De ondernemer heeft mij enkele malen middels een incassobureau en onder dreiging van een deurwaarder gesommeerd tot betaling van nooit bestaande vorderingen met wisselende bedragen. De ondernemer heeft nooit enig bewijs geleverd voor zijn standpunt dat ik daadwerkelijk klant ben geweest bij de ondernemer. Ik ben door de handelwijze van de ondernemer op kosten gejaagd en die kosten van in totaal € 3.232,– wens ik vergoed te zien. Die kosten hebben betrekking op porto-, fax- en telefoonkosten, teweeggebrachte onrust en veroorzaakt ongerief, de door mijzelf geïnvesteerde tijd, de kosten van het inroepen van juridische hulp en de kosten van de behandeling door de geschillencommissie.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De consument is sedert 2003 klant bij een andere energieleverancier dan de ondernemer en is sedertdien woonachtig aan zijn adres te ###. Op de door de ondernemer genoemde adressen heeft de consument nooit gewoond en de personen die daar wel woonachtig zijn, zijn hem onbekend. De vordering van de ondernemer kwam voor de consument volstrekt uit de lucht vallen. De door de consument gewenste schadevergoeding baseert hij op een onrechtmatige daad door de ondernemer.
De consument verlangt dat de ondernemer het bewijs levert van haar vordering op hem, een erkenning dat de vermeende factuur niet voor hem bestemd was, alsmede een schadevergoeding van in totaal € 3.232,–.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Uit de administratie van de ondernemer is op te maken dat hij op naam van de consument gas en stroom heeft geleverd op allereerst een adres te Maarssen en vervolgens op een adres te Nieuwegein. Evenwel heeft de ondernemer thans geen vordering meer op de consument. Omdat de ondernemer geen inhoudelijke reactie meer van de consument heeft gekregen hoopt hij ter gelegenheid van een behandeling ter zitting meer duidelijkheid te kunnen krijgen en geven.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Op naam van de consument heeft de ondernemer in het verleden geleverd op een adres te ### en vervolgens op een adres te ###. De ondernemer weet niet hoe de vordering is ontstaan en waar die vordering precies vandaan komt. Vermoedelijk zal er destijds een telefonisch contract zijn gesloten, doch bewijs daarvan is niet meer voorhanden. De conclusie is dan ook dat sprake is van een onterechte vordering van de ondernemer op de consument. Het door de consument gewenste bedrag aan schadevergoeding wordt door de ondernemer betwist omdat overeenkomstig artikel 22 van het reglement van de geschillencommissie de kosten van juridische bijstand en de kosten voor het verschijnen ter zitting voor rekening van partijen zelf komt.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Vaststaat dat de consument geen leveringsovereenkomst met de ondernemer is aangegaan. Dat is als zodanig ook door de ondernemer erkend, nu hij enerzijds het bewijs van het bestaan van een overeenkomst op geen enkele wijze heeft ingebracht en anderzijds ter zitting heeft aangegeven dat sprake is geweest van een onterechte vordering op de consument. Dat betekent dat de klacht van de consument gegrond is.
Nu vaststaat dat tussen partijen geen overeenkomst heeft bestaan en aldus de algemene voorwaarden waarop doorgaans de bevoegdheid van de geschillencommissie wordt ontleend eveneens toepassing ontberen dient te worden bezien of de commissie op basis van het reglement bevoegdheid toekomt. Het gaat in deze zaak om het vaststellen of wel of geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen (ex artikel 3 van het reglement) waarbij de commissie verder bevoegd is om een geschil te behandelen indien en voor zover partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen, hetgeen het geval is. Geen van partijen heeft zich beroepen op de onbevoegdheid van de commissie en beide partijen staan een behandeling door de commissie voor, terwijl voorts het geschil betrekking heeft op een kwestie welke de commissie gemeenlijk tot haar taak rekent zodat de commissie zich (ambtshalve) bevoegd acht om de kwestie te behandelen.
Aldus resteert de vraag of en zo ja op welk bedrag aan schadevergoeding de consument aanspraak kan maken. Gelet op de onrechtmatige handelwijze van de ondernemer – het langdurig blijven volharden in een onjuist standpunt dat sprake zou zijn van een vordering op de consument, terwijl de consument van meet af aangaf geen overeenkomst met de ondernemer te hebben gehad – en gelet op het ongemak en ongerief dat de consument daardoor heeft geleden acht de commissie het redelijk en billijk dat aan de consument een schadevergoeding van € 350,– wordt betaald door de ondernemer. Het bedrag dat de consument vordert (ruim € 3.000,–) acht de commissie aan de veel te hoge kant waarbij verder heeft te gelden dat ingevolge artikel 22 van het reglement de door de consument ter zake van een behandeling van het geschil gemaakte kosten, waaronder die van juridische bijstand, voor zijn eigen rekening komen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht is gegrond.
De commissie stelt vast dat tussen partijen nimmer een rechtsgeldige leveringsovereenkomst tot stand is gekomen.
De ondernemer betaalt aan de consument een schadevergoeding van € 350,–. De betaling dient plaats te vinden binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 10 juni 2009.