Geen recht op schadevergoeding nu aannemer niet in gelegenheid is gesteld gebreken te verhelpen

De Geschillencommissie




Commissie: Klussenbedrijven    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: KLU01-0011

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit twee in december 1999 en februari 2000 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomsten. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het uitvoeren van sloopwerkzaamheden, het bouwen van een muur en het verrichten van stucwerk in de woning van de consument, waarvoor de ondernemer de consument in totaal ƒ 4.879,27 in rekening heeft gebracht. Het werk is opgeleverd op of omstreeks 4 maart 2000. De consument heeft in augustus/september 2000 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Veel stucwerk is gebarsten en los komen te zitten. Er bleek geen hechtmiddel te zijn gebruikt, waardoor de stuclaag niet goed hechtte aan de ondergrond. Een door de ondernemer gebouwd muurtje tussen de douche en de wastafel in de badkamer bleek volledig los te zitten, ondanks het feit dat de ondernemer ons had verzekerd dat dit muurtje stevig was en zelfs met ankers aan de muur was bevestigd. Al eerder hadden wij scheuren ontdekt. De ondernemer heeft naar hij zei het muurtje verstevigd door de voegen op te vullen en ankers te plaatsen. Het muurtje bleef echter wankel en wij hebben dit vervolgens zelf afgebroken. Er waren geen ankers in de muur en de vloer te vinden en het metselwerk viel gewoon van de kalkzandstenen af. Wij hebben inmiddels een ander muurtje aangeschaft. Dit heeft een andere constructie. Het stucwerk hebben wij door een vakman opnieuw laten doen. Het gedeelte van de door de ondernemer aan ons in rekening gebrachte kosten dat betrekking heeft op de ondeugdelijke werkzaamheden begroten wij op ƒ 1.531,53. Dit bedrag hebben wij dus voor niets betaald.   De consument verlangt terugbetaling van een bedrag ad ƒ 1.532,53.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Ik heb steeds tegen de consument gezegd dat de door hem gekozen constructie van het muurtje in de badkamer niet ideaal was, maar omdat dit muurtje niet dragend was, wilde de consument het toch zo uitgevoerd zien. Naar aanleiding van een klacht heb ik het muurtje nog verstevigd. Daarna heb ik er niets meer over gehoord. Naar de klachten over het stucwerk heb ik geen onderzoek kunnen instellen. Toen de consument mij hiervan op de hoogte stelde bij brief van 29 september 2000, waren de muren al door een ander bedrijf afgewerkt. Ik vind dat de consument mij in de gelegenheid had moeten stellen de gestelde gebreken te onderzoeken en waar nodig te herstellen. Ik kan dan ook niet meegaan met de wens van de consument tot terugbetaling van een bedrag ad ƒ 1.532,53.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Als een opdrachtgever gebreken ontdekt in een door zijn aannemer uitgevoerd werk, dient hij de aannemer in de gelegenheid te stellen de gebreken te verhelpen. Recht op schadevergoeding ontstaat pas, nadat de ondernemer een hem meegedeelde in gebreke stellingstermijn heeft laten voorbijgaan. De consument heeft de ondernemer in casu pas met de gebreken geconfronteerd nadat deze door derden waren verholpen, zodat de ondernemer niet in de gelegenheid is geweest de gebreken te onderzoeken en waar nodig te herstellen. Dat heeft tot gevolg dat de consument geen recht heeft op schadevergoeding (terugbetaling van een gedeelte van de aanneemsom is een vorm van schadevergoeding), ongeacht of zijn klachten juist zijn of niet.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Klussenbedrijven op 22 juni 2001.