
Commissie: Reizen
Categorie: Beëindiging
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI00-0564
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 25 mei 1999 met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor twee volwassen personen naar Sao Paulo in Brazilië met rondreis en met verblijf in hotels op verschillende verzorgingsbases voor de periode 6 t/m 21 november 1999 voor de som van ƒ 4.666,20 in totaal.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak.
Bij boeking is mij te kennen gegeven dat er voor deze reis reeds vele aanmeldingen waren. Kennissen die een week later nog wilden boeken konden zich niet meer inschrijven. Het bevreemdt dan ook ten zeerste dat ik op 12 oktober kreeg te horen dat de reis geen doorgang wegens onvoldoende belangstelling vond. Later werden weer andersluidende redenen voor het niet doorgaan van de reis opgegeven als een onderzoek ter plaatse, het niet meer kunnen verkrijgen van een vlucht op 6 november en de uitvoering van de reis in omgekeerde volgorde wegens het niet meer beschikbaar zijn van hotels. Daarbij werd ik zeer klantonvriendelijk te woord gestaan. De reis werd omgezet naar een vertrek op 4 november 1999. Daarbij bleken minder maaltijden te zijn inbegrepen. Uit een aanbiedingsfolder, uitgave 1 september 1999, volgt dat reeds veel eerder bekend is geweest dat de reis met vertrek op 6 november 1999 geen doorgang vond. Deze gang van zaken was voor ons onaanvaardbaar.
De geboekte reis is geannuleerd. Ik heb onnodig kosten aan inentingen moeten maken en eveneens beoogd reisplezier gemist.
Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
In verband met een feestelijke gelegenheid en afspraken was het voor mij niet mogelijk het tijdvak te verschuiven.
Ik heb mij tegen gele koorts en tegen uitdrogingsverschijnselen laten inenten. De kosten daarvan zijn ƒ 208,45 (daarvan is ter zitting de rekening getoond).
Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak.
Op 11 oktober hebben wij deze reis gereguleerd omdat er voor vertrek op 6 november geen voldoende deelname was. Op dat moment waren er op het minimum aantal deelnemers van 30 26 aanmeldingen. Formeel bezien hadden wij de reis kunnen annuleren. Ook waren er problemen gerezen wat betreft het aantal vluchtplaatsen op 6 november. Bij vertrek op 4 november zou dit probleem zich niet voordoen en er was voor die vertrekdatum naar onze mening reeds een redelijk groot aantal deelnemers. Derhalve hebben wij alle deelnemers het voorstel gedaan om de reis in iets gewijzigde vorm en met vertrekdatum 4 november door te laten gaan.
Een van de wijzingen betrof een aanvankelijk gepland diner. Uit reiservaringen van eerdere groepen was gebleken dat men het aantal vijf verplichte diners aan de hoge kant vond.
Wij hebben gemeend met de voorgestelde wijzigingen klager een verbeterde reis aan te bieden. Het spijt ons dat klager van dit alternatief geen gebruik heeft gemaakt. Van de 26 oorspronkelijk aangemelde deelnemers zijn er 23 akkoord gegaan met de reis in gewijzigde vorm.
In de folder van 1 september is de vertrekdatum van 6 november niet opgenomen omdat er niet voldoende animo was en omdat op dat moment niet zeker was of de luchtvaartmaatschappij ons de vliegtuigstoelen voor die datum kon garanderen.
Uitsluitend uit coulance hebben wij klager een vergoeding van ƒ 400,– aangeboden. Verder menen wij conform de reisvoorwaarden te hebben gehandeld door klager een alternatieve reis aan te bieden en daarnaast de mogelijkheid tot kosteloos annuleren.
Ter zitting heeft de reisorganisator verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Er hebben zich voor de reis met oorspronkelijk vertrek op 6 november een aantal annuleringen voorgedaan, waarna het aantal deelnemers beneden het minimum lag. Voorts is er sprake geweest van schemawijziging bij de luchtvaartmaatschappij.
Nu klager ons coulanceaanbod niet heeft aanvaard, wordt dit ingetrokken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De reisorganisator heeft dusdanig veel uiteenlopende redenen aangevoerd ter verklaring van het niet doorgaan van de reis met geboekte aanvang op 6 november 1999, dat de onvrede van klager met de opstelling van de reisorganisator in dit geval op zich begrijpelijk is. Onder de gegeven feiten en omstandigheden houdt de commissie het er echter voor dat er inderdaad sprake is geweest van annuleringen, waardoor het aantal aanmeldingen beneden het gestelde minimum viel. De reisorganisator heeft gebruik gemaakt van het hem in artikel 10 van de reisvoorwaarden gegeven recht om binnen de in zijn publicatie gestelde termijn de overeenkomst op te zeggen. Ingevolge de laatste zin van dit artikel komt de reiziger in dit geval geen aanspraak toe op vergoeding van ondervonden schade. Hetgeen partijen voor het overige over en weer hebben aangevoerd oordeelt niet commissie verder niet van doorslaggevende betekenis.
Slechts terzijde geeft de commissie de reisorganisator vrijblijvend in overweging zijn coulanceaanbod alsnog tegenover klager gestand te doen, daar hij het klager gelet op de gecreëerde verwarring rond de precieze reden van de opzegging moeilijk kan kwalijk nemen dat hij over deze kwestie het oordeel van de commissie wenste.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 20 juli 2000.