Commissie: Voertuigen
Categorie: Bewijslast consument / BOVAG-garage / Toerekenbaar
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
189427/191231
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De uitspraak gaat over een overeenkomst tussen een consument en ondernemer. De consument heeft bij ondernemer een auto gekocht. Direct na aflevering deden er meerdere storingen voor. De consument heeft de auto meermaals naar de ondernemer gebracht ter reparatie. Na de laatste storing heeft de ondernemer ermee ingestemd dat de consument de auto bij een garage naar keuze kon laten nakijken. Later bleek er ook nog motorschade te zijn, de consument stelt dat de ondernemer hiervoor aansprakelijk is. De ondernemer is van mening dat hij alle storingen aan de auto verholpen heeft. Bij de laatste storing was het tijdsbestek waarin de consument de auto gerepareerd wilde hebben te kort. De ondernemer heeft echter nooit toestemming gegeven om uit te wijken naar een ander bedrijf. Dit bedrijf heeft een nieuwe distributieriem gemonteerd. Volgens de ondernemer kan onkundig monteren van de distributieriem direct tot motorschade leiden. Deze schade werd dan ook pas na het monteren geconstateerd. Doordat de consument naar een niet-BOVAG garage is gegaan, is de ondernemer niet aansprakelijk voor de schade aan de motor. De commissie beslist als volgt. Het ligt op de weg van de consument om bewijs te leveren van de motorschade en het causaal verband met het handelen of nalaten van de ondernemer. De consument had zelf onderzoek moeten verrichten. Daarbij komt dat in eerder rapport nog geen aanwijzingen voor het bestaan van motorschade bestond. Daarnaast blijkt nergens uit dat de consument toestemming heeft gehad van de ondernemer om de auto elders te laten onderzoeken en herstellen. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Voertuigen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. De commissie heeft een onderzoek laten doen door de heer ing. J.A. Dijkstra, die schriftelijk heeft gerapporteerd. De behandeling van het geschil heeft tijdens een (digitale) zitting op 18 januari 2023 te Den Haag plaatsgevonden. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Partijen hebben ter zitting hun standpunt nader toegelicht. De consument werd ter zitting bijgestaan door mevrouw mr. F. Peters-Okan. De ondernemer werd ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw H.
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 18 oktober 2021 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een gebruikte Skoda Octavia, tegen een door de consument te betalen prijs van € 15.445,–. De overeenkomst is op of omstreeks 8 november 2021 uitgevoerd. De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. Direct na de aflevering van de auto deden zich meerdere storingen voor, die de consument aan de ondernemer heeft gemeld. De ondernemer en externe partijen hebben vele handelingen verricht om de auto in orde te maken, maar tevergeefs. De consument werd met de ene na de andere storing geconfronteerd. De consument heeft bijna geen gebruik van de auto kunnen maken. Een geplande vakantie naar Turkije kon geen doorgang vinden. De consument heeft extra kosten voor vliegtickets moeten maken. Na weer een storing moest de consument een derde partij inschakelen. De derde partij heeft een rapport opgemaakt waarin alles duidelijk staat vermeld. De ondernemer geeft niet thuis. Er was sprake van een foutcode met betrekking tot de nokkenassensoren.
Na de laatste storing heeft de ondernemer ermee ingestemd dat de consument de auto naar een garage van zijn keuze laat nakijken. In eerste instantie heeft garage [naam] de auto onderzocht en enkele werkzaamheden heeft verricht. Vervolgens is de auto naar [naam], eveneens te Arnhem, gebracht alwaar de distributie is vervangen en een ruilmotor is ingebouwd. Naar aanleiding van het rapport van de door de commissie ingeschakelde deskundige merkt de consument onder meer het volgende op.
De deskundige heeft slechts een fractie genoteerd van hetgeen hij op 26 oktober 2022 per telefoon met de consument heeft besproken. De consument betwist dat hij de auto op eigen initiatief bij garage [naam] heeft aangeboden. Dat geschiede in overleg met de ondernemer. [Naam] heeft na het monteren van een nieuwe distributieriem niet met de auto gereden. De motor was slechts gestart. Na de talloze mankementen heeft de consument er uiteindelijk voor gekozen om de auto te laten herstellen door autobedrijf [naam]. Het vervangen van de motor heeft het probleem uiteindelijk verholpen. De vervangen motor bevindt zich nog steeds bij [naam]. Het is juist dat [naam] de deskundige niet kon vertellen wat er exact defect is aan de motor omdat hiervoor de motor in delen moet worden gemonteerd en dit geld kost. Het staat echter buiten kijf dat er iets mis is met de motor. Wat het mankement precies is kan enkel worden onderzocht als de motor wordt gedemonteerd. De consument verzoekt de commissie te bepalen dat de motor in delen wordt gemonteerd. De consument trekt de onpartijdigheid van de deskundige in twijfel aangezien de deskundige ervan uitgaat dat de consument zonder overleg reparaties aan de auto door derden heeft laten uitvoeren. Ter zitting heeft de consument verder nog in hoofdzaak het volgende aangevoerd.
De eerste storing had betrekking op het lane assist systeem. Dat is nooit goed gemaakt. Ook bleek de distributieriem in eerste instantie niet goed te zijn gemonteerd. De consument heeft wel 3 weken met een niet juiste timing gereden. Later deed zich nog een probleem met de versnellingsbak voor. Een merkdealer heeft onderzoek gedaan dat door de consument is betaald. De ondernemer heeft de reparatiekosten wel voldaan. Hierna ging er weer een lampje branden en is een sensor vervangen. Na een paar maanden hoorde de consument vreemde geluiden onder de motorkap. Hij besloot de [naam] in te schakelen. De motor liep niet goed. Er was een storingscode die niet gelijk kon worden uitgelezen. Later bleek dat het om de nokkenassensor ging. De ondernemer bleek niet bereid of had geen tijd om de auto op te halen. Ze bood aan dat de consument naar een andere garage kon gaan. Bij [naam] bleek dat er iets mis was met de distributie. Er was een grote kans op motorschade. Ook bleek dat de waterpomp niet door de ondernemer was vervangen. Alles is telefonisch gemeld aan de ondernemer die toestemming gaf om de auto elders te laten onderzoeken. [Naam] is de vaste garage van de consument. Beide garages hebben motorschade geconstateerd. Het vervangen van de motor was de beste oplossing. Alles is overgezet. Het blok zelf is nieuw. De auto is als gevolg van de slechte aflevering gebreken gaan vertonen. Toen trad de motorschade in. Alles hangt met elkaar samen. De consument verlangt dat de commissie de motor nader laat onderzoeken. Waarom vraagt de deskundige dat anders aan de commissie.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. Bij de aflevering is de distributieriem vervangen. Het was een complexe klus, die pas in tweede instantie goed werd uitgevoerd. Op 17 januari 2022 meldde de consument een storing waarop de lambdasonde is vervangen. Op 24 februari 2022 meldde de consument een defecte DSG-koppeling, die vervolgens door een specialist op kosten van de ondernemer is vervangen. Op 14 april 2022 meldde de consument een loszittende koplamp. Op 12 juli 2022 constateerde de consument weer een euvel aan de auto. Uit het verslag van de [naam] blijkt niet van grote problemen. De compressie is goed, dus er is geen motorschade. Mogelijk dat sprake is van een defecte nokkenassensor. Er blijkt elders onderhoud te zijn uitgevoerd. Op 14 juli 2022 vernam de ondernemer van de consument dat hij op 19 juli 2022 op vakantie wilde gaan en dat er problemen met de distributie zijn. Hij wilde dat de auto werd opgehaald en voor 19 juli 2022 zou zijn hersteld. De ondernemer gaf aan wel naar de auto te willen kijken, maar dat een tijdsbestek van enkele dagen te kort is. De ondernemer heeft geenszins opdracht of toestemming gegeven om uit te wijken naar een ander bedrijf. Dit werd zelfs afgeraden. De ondernemer moet in de gelegenheid worden gesteld het probleem zelf waar te nemen. De consument besloot echter anders. Een week na het eerste telefoongesprek meldde de consument dat het bedrijf [naam] weliswaar de distributieriem had vervangen, maar dat nu pas bleek van ernstige motorschade en dat de cilinderkop moest worden vervangen. Het onkundig monteren van een distributieriem kan direct tot motorschade leiden. De motorschade werd pas geconstateerd nadat de distributieriem was vervangen. De kans is groot dat toen de motorschade is ontstaan. Daarvoor kan de ondernemer niet verantwoordelijk worden gehouden. De ondernemer heeft steeds aan zijn verplichtingen voldaan. Niet eerder dan in juli 2022 gaf de consument aan dat de auto niet conform zijn verwachting is.
Ter zitting heeft de ondernemer in hoofdzaak het volgende aangevoerd.
De consument is naar een niet-BOVAG garage gegaan om daar allerlei reparaties te laten uitvoeren. Daarvoor kan de ondernemer niet verantwoordelijk worden gehouden. Bij de ondernemer was geen sprake van een distributie die niet op tijd stond. Aanvankelijk liep de motor niet goed. Dat is toen in december 2021 hersteld. De consument heeft na december 2021 meer dan 10.000 kilometer gereden met de auto. Het lane assist warning systeem was al voor de aflevering hersteld. Op 12 juli 2022 had de ondernemer contact met de consument. Hij dacht dat sprake was van een probleem met de distributie. De ondernemer had op korte termijn geen gelegenheid tot onderzoek en zo nodig herstel. Het [naam]-rapport geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat er toen reeds motorschade was. De ondernemer heeft geen weet van wat er daarna is gebeurd. De ondernemer kan zich geheel vinden in de rapportage van de deskundige.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen. In het onderhavige geschil klaagt de consument over een ernstige motorschade, waardoor deze moest worden vervangen en wijt hij het ontstaan van die schade aan het nalaten van de ondernemer. De ondernemer voert gemotiveerd verweer. De commissie stelt voorop dat zij niet twijfelt aan de onpartijdigheid van de door haar ingeschakelde deskundige noch aan de juistheid van de weergave van de door hem met de consument, met de ondernemer en met een derde gevoerde telefoongesprekken op 26 oktober 2022. De deskundige geeft aan dat de consument op eigen initiatief naar een derde garage is gegaan, maar dat wijkt niet wezenlijk af van de eigen stelling van de consument dat hij naar een garage van eigen keuze mocht gaan.
Het is niet gebruikelijk dat een door de commissie ingeschakelde deskundige op eigen initiatief destructief onderzoek doet. Slechts als partijen daarover, en over de daarmee gepaard gaande kosten, overeenstemming bereiken, komt het wel voor dat een dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd.
In dit geval ziet de commissie geen aanleiding om een nader onderzoek naar de motor te gelasten aangezien het niet op de weg van de commissie ligt zich aan de zijde van één partij te scharen en het bewijs te vergaren, dat juist van die partij wordt verlangd. Dit raakt meteen de kern van het geschil. Immers het ligt op de weg van de consument om zowel bewijs te leveren van de motorschade als aan te tonen dat deze schade in causaal verband staat met enig handelen of nalaten van de ondernemer en aldus aan de ondernemer kan worden toegerekend.
Het lag dan ook op de weg van de consument om niet aan de commissie om een nader onderzoek naar de motor te verzoeken, maar om dat onderzoek zelf of door een andere (onafhankelijke) partij tijdig te laten uitvoeren. Nu dat niet is gebeurd heeft de consument dan ook niet, dan wel onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat sprake is van een gebrek en dus ook niet dat dit op enigerlei wijze aan de ondernemer kan worden toegerekend. Daarbij komt dat uit het [naam]-rapport van 21 juli 2022 juist blijkt dat op 12 juli 2022 nog geen aanwijzingen voor het bestaan van motorschade bestonden. Tenslotte – en ten overvloede – blijkt naar het oordeel van de commissie niet uit het dossier dat de ondernemer aan de consument toestemming heeft gegeven om de auto op kosten van de ondernemer elders te laten onderzoeken en zo nodig te herstellen. De consument biedt daarvan wel bewijs door – het horen van – getuigen, maar dit aanbod is dermate vaag en tardief dat de commissie daaraan voorbijgaat. Op grond van het bovenstaande is de klacht van de consument ongegrond. Derhalve wordt beslist als volgt.
Beslissing
De commissie wijst het door de consument verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, bestaande uit de heer mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, A.M. Velberg en mr. P.B. Vos, leden, op 18 januari 2023.