
Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: Informatie
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
INS08-0062
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 21 november 2006 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren en plaatsen van een HR CV ketel tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 2.634,66. De overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks 22 december 2006. De consument heeft een bedrag van € 227,52 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. In de jaarwisseling 2006/2007 heeft de ondernemer [in ons huis] de oude CV ketel vervangen door een HR ketel. Vanaf januari/februari 2007 hebben wij last van vochtproblemen. Er is direct actie ondernomen om het euvel te verhelpen en dat heeft geleid tot een tweetal reparaties, in de periode april/juli 2007. In het najaar 2007 kwamen de problemen in alle hevigheid weer terug en ten einde raad hebben wij ons genoodzaakt gevoeld om de hulp van [een belangenorganisatie voor huiseigenaren] in te roepen. Dit resulteerde in een bouwkundige inspectie ter plaatse op 29 februari 2008 en daarbij is vastgelegd dat het vochtprobleem komt doordat de CV afvoer verkeerd is aangesloten. In een schrijven van 6 maart 2008 hebben wij de ondernemer op de hoogte gebracht van deze bevindingen en hem aansprakelijk gesteld voor alle daaruit voorvloeiende herstelwerkzaamheden. In een daaropvolgend mondeling onderhoud d.d. 4 april 2008 [ter plaatse] heeft hij een nadere reactie toegezegd, doch niet nagekomen. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer is met de consument overeengekomen (onder meer) het uitwisselen van de destijds ter plaatse aanwezige CV ketel. Deze werkzaamheden zijn in januari 2007 uitgevoerd. Van belang is hier te weten dat de uit te wisselen ketel reeds een HR ketel was. Van belang is tevens te weten dat het vervangen van een afvoer en dergelijke niet is geoffreerd, hier is door de consument dan ook niet voor betaald. Deze werkzaamheden waren in beginsel ook niet noodzakelijk nu er reeds een bestaande HR ketel met condensafvoer aanwezig was. De afvoer welke volgens het rapport van [de belangenvereniging] verkeerd was aangesloten, betreft deze condensafvoer. De condensafvoer loopt de muur / vloer in en was reeds aanwezig vóór de ondernemer zijn werkzaamheden heeft verricht. De volgens [de belangenvereniging] verkeerd aangesloten afvoer is dus uitdrukkelijk niet door de ondernemer geplaatst. Aangezien de afvoer de muur/vloer in loopt is ook onmogelijk te zien hoe deze in de muur verder is aangesloten. Omdat de ondernemer ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden niets bekend was over eventuele problemen met deze afvoer is de nieuwe ketel uiteraard weer op deze afvoer aangesloten. Er was geen enkele reden te vermoeden dat deze afvoer gebrekkig zou zijn. Voorzover gezien het bovenstaande nog relevant zou zijn geeft de ondernemer aan dat het voor hem geheel onduidelijk is waarop het schadebedrag welke door de consument op € 7.000,–is begroot is gebaseerd. Hij betwist de hoogte van de schade, welke door de ondernemer dient te worden aangetoond, dan ook uitdrukkelijk. De consument geeft aan dat er direct actie is ondernemen om ‘het euvel’ te verhelpen. Dit zou hebben geleid tot een tweetal reparaties, in de periode april/juli 2007. Inderdaad is in april 2007 de ondernemer op verzoek van de consument ter plaatse geweest. Dit echter omdat volgens de consument sprake was van lekkage aan het dak, nooit is gesproken over de ketel. De ondernemer heeft vervolgens een onderaannemer ingeschakeld welke een kleine reparatie aan de schoorsteen heeft uitgevoerd. Aangegeven is dat de schoorsteen in slechte staat verkeerde en geadviseerd werd deze op termijn te vervangen. De factuur van deze reparatie is door de consument nooit voldaan. Duidelijk is hieruit wel dat er door de ondernemer nooit werkzaamheden aan het gestelde gebrek aan de condensafvoer hebben plaatsgevonden, de consument heeft de ondernemer slechts aangegeven dat er een lekkage aan het dak zou zijn. Omdat toen is geconstateerd dat de schoorsteen onderhoud nodig had heeft dit plaats gevonden. Deskundigenrapport De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voorzover thans van belang, het volgende vastgesteld. De ondernemer heeft een nieuwe CV ketel geplaatst op dezelfde plaats waar ook oude VR CV ketel was geplaatst. Onder de vloer waar deze CV ketel nu hangt, is een tussenwand tussen twee slaapkamers gelegen aan de straatzijde. Aan een kant van deze wand in het zicht lopen de CV leidingen omhoog en komen onder de CV ketel uit de vloer. Aan de andere zijde van deze wand vanuit de woning gezien rechts, is een leidingschacht uitgevoerd in houtmateriaal en behangen waarin de gasleiding, de koud en de warmwaterleidingen, omhoog komen. De afvoer zie je onder de CV ketel de muur ingaan, de veronderstelling dat deze ingefreesd in de wand naar beneden loopt, deel ik niet, deze zou dan gelijk meegenomen zijn in de gemaakte schacht. In mijn beleving is deze afvoer, PVC 40 mm, van beneden uit in de spouw tussen de isolatie mee naar boven genomen. De afvoer op de zolder uit de muur komend, loopt 10 à 15 cm over de vloer waarop een bocht is gelijmd. Vanaf deze bocht is de ondernemer met een T-stuk en een sifon verder gegaan naar de aansluitingen, een open T-stuk voor de overstart van de inlaatcombinatie en een sifon voor het condenswater vanuit de CV ketel. Dit deel lekt ook niet. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie neemt de bevindingen over van de deskundige en maakt die tot de hare. Gebleken is dat zich in de woning, ten behoeve van de vervangen CV ketel, een afvoer bevond met een diameter van 40 mm. Naar het oordeel van de commissie is deze diameter, en daarmede de afvoer, voldoende van omvang om als afvoer voor een HR ketel te dienen. De vraag of de ondernemer derhalve zonder nader onderzoek bij de installatie gebruik mocht maken van de deze afvoer beantwoordt de commissie derhalve bevestigend. Uit geen enkele omstandigheid is voorts gebleken dat de ondernemer een – spontane – onderzoeksplicht met betrekking tot het functioneren van deze afvoer zou hebben gehad. Aldus faalt de klacht van de consument. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het bedrag ad € 227,52 wordt aan de ondernemer overgemaakt. Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 14 januari 2009.