Commissie: Optiek
Categorie: Ontbinding
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
59416
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 5 mei 2011 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een zonnebril van het merk Serengeti tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 298,–. De levering vond plaats op 5 mei 2011. De consument heeft op 6 mei 2011 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De bril is mij verkocht door [een medewerkster van de ondernemer], die de indruk wekte dat zij alles van [het merk] afwist. Afgaande op haar deskundigheid heb ik de bril gekocht met een kleur glazen die ik eigenlijk niet wilde hebben, omdat zij mij bij herhaling verzekerde dat er geen andere kleur glazen voor dit type zonnebril bestond. De volgende dag ontdekte ik via internet dat er wel degelijk glazen bestonden van een andere kleur, waarbij ook de kleur die ik eigenlijk had willen hebben. Ik ben teruggegaan, maar in plaats van dat ik als klant hoffelijk werd behandeld, werd ik uitgescholden en werd mij in niet mis te verstane bewoordingen te kennen gegeven dat ik niet van de koop afkon. Op een later tijdstip heeft de ondernemer nog wel aangeboden andere glazen te leveren, maar dan moest ik daarvoor een meerprijs betalen. Bovendien werd ik dermate geïntimideerd dat ik op dat aanbod niet ben ingegaan. Ik vind dat ik recht heb op vernietiging van de koopovereenkomst, aangezien die tot stand is gekomen door misleiding van de kant van de ondernemer, hierin bestaande dat mij in strijd met de waarheid is verteld dat er voor deze zonnebril geen andere kleur glazen bestond. De consument verlangt vernietiging of ontbinding van de gesloten koopovereenkomst. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Het is geheel anders gegaan dan de consument beweert. Wij hebben niet tegen de consument gezegd dat er geen andere kleur glazen voor dit type zonnebril bestonden, maar dat wij geen andere kleur glazen in ons assortiment hadden. De consument heeft de zonnebril gepast en deze paste voortreffelijk. Zij is er mee naar buiten gegaan en heeft de bril in het volle zonlicht getest. Vervolgens heeft zij tot aanschaf van de bril besloten, ondanks het feit dat wij bij herhaling hebben gezegd dat zij er rustig over kon nadenken en op een later tijdstip kon besluiten of zij de bril wilde hebben of dat zij een andere keuze wilde maken, al dan niet in onze winkel. Toen de consument terugkwam eiste zij op hoge toon dat wij de bril zouden terugnemen. Wij hebben haar uitgelegd dat er, anders dan zij meende, geen ontbindingsrecht bestond binnen 7 werkdagen na de levering, zoals bij koop op afstand. De consument ging vreselijk tekeer. Het is niet zo dat wij haar op enigerlei wijze hebben uitgescholden of geïntimideerd. Het was de consument zelf die zich onredelijk opstelde. Niettemin hebben wij aangeboden om, indien inderdaad voor dit merk zonnebril glazen van een andere kleur bestonden, glazen of bril te ruilen tegen verrekening van een eventueel prijsverschil, dus niet tegen bijbetaling zonder meer, zoals de consument beweert. De consument heeft dit afgewezen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Een in het Burgerlijk Wetboek verankerd principe luidt dat partijen gebonden zijn aan hun verplichtingen voortvloeiende uit een gesloten wederkerige overeenkomst, zoals een koopovereenkomst. Op dit principe bestaat een uitzondering indien sprake is van een zogenoemd wilsgebrek onder invloed waarvan de overeenkomst tot stand is gekomen, zoals dwang, dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. Van dwang, bedrog of misbruik van omstandigheden is ten dezen niet gebleken. Wel staat voor de commissie voldoende vast dat de consument tot de aanschaf van de zonnebril heeft besloten mede op grond van de veronderstelling dat voor het uitgezochte type montuur geen andere kleur glazen leverbaar waren. Of die veronderstelling juist was of niet – ter zitting bleek dat partijen hierover van mening verschillen – kan in het midden blijven. Waar het om gaat is de vraag of voor een succesvol beroep op dwaling is voldaan aan de daaraan in de wet gestelde vereisten. Volgens artikel 6:228 lid 1 BW is een overeenkomst die onder invloed van dwaling tot stand is gekomen en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten in een van de navolgende gevallen vernietigbaar: a. Indien de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten. Aan dit vereiste is naar het oordeel van de commissie niet voldaan. De ondernemer heeft namelijk de stelling van de consument dat haar is gezegd dat er geen glazen van een andere kleur voor het uitgezochte montuur bestonden gemotiveerd betwist en de consument heeft die stelling niet voldoende aannemelijk gemaakt. b. Indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. Ook hieraan is naar het oordeel van de commissie niet voldaan. Gelet op het feit dat de consument de bril heeft uitgetest en vervolgens heeft besloten tot aankoop, wat zij niet heeft betwist, mocht de ondernemer ervan uitgaan dat de eigenschappen van de geteste bril voor de consument doorslaggevend waren voor haar beslissing tot aankoop. Daarbij komt dat de ondernemer onweersproken heeft aangevoerd dat hij de consument heeft geadviseerd bedenktijd te nemen voordat zij tot de aankoop besloot. c. Indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden. De ondernemer heeft gemotiveerd gesteld dat hij slechts tegen de consument heeft gezegd dat hij voor het uitgekozen montuur geen andere kleur glazen in zijn assortiment had. Hij heeft tevens aangevoerd dat het hem op het moment van de aankoop niet bekend was of er glazen in een andere kleur leverbaar waren voor het uitgekozen model bril. Daarmee staat niet met zekerheid vast dat hij van dezelfde onjuiste veronderstelling als de consument is uitgegaan en bovendien zou de ondernemer naar het oordeel van de commissie niet hebben behoeven te begrijpen dat de consument bij een juiste voorstelling van zaken van het sluiten van de overeenkomst zou zijn afgehouden, wederom gelet op het feit dat de consument de bril heeft uitgetest voordat zij tot aanschaf besloot, daarmee te kennen gevend dat voor haar de eigenschappen van de geteste bril doorslaggevend waren en dat de kleur van de glazen daaraan ondergeschikt was. Artikel 228 lid 2 bepaalt nog dat geen beroep kan worden gedaan op een dwaling die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven. De aan de commissie bekende omstandigheden, alsmede het feit dat de consument, als de kleur van de glazen voor haar van doorslaggevende betekenis zou zijn geweest, ook voor de aankoop het internet had kunnen raadplegen, brengen de commissie, los van de hierboven sub a t/m c genoemde vereisten, tot het oordeel dat de dwaling van de consument, indien en voor zover daarvan sprake is, voor haar rekening dient te blijven. Ten overvloede overweegt de commissie nog dat de consument het aanbod om haar, indien mogelijk, andere glazen te leveren of een andere bril tegen verrekening van een eventueel prijsverschil, had kunnen accepteren. De commissie acht het onwaarschijnlijk dat de ondernemer een bijbetaling heeft verlangd, nu er geen bedrag is genoemd. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Optiek op 3 oktober 2011.