
Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
727960/758649
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De zoon van de consument maakt gebruik van de peuteropvang bij de ondernemer. De ondernemer heeft de overeenkomst opgezegd. Volgens de ondernemer heeft de zoon van de consument behoefte aan meer één-op-één begeleiding dan mogelijk is bij de peutergroep. De consument is het niet eens met de beëindiging van de overeenkomst. De commissie is van oordeel dat aan de opzegging van de overeenkomst geen zwaarwegende reden ten grondslag ligt, omdat niet is gebleken dat het gedrag van de zoon van de consument dusdanig afwijkend en ernstig is dat dit moet leiden tot opzegging van de overeenkomst. Dat de zoon van de consument weinig contact maakt met andere kinderen en niet goed zelfstandig kan spelen, betekent niet dat gesproken worden van een gevaar voor zijn emotionele veiligheid en of die van andere kinderen. Volgens de commissie kan uit dit gedrag ook niet worden afgeleid dat hiervoor een zware vorm van ondersteuning (één-op-één begeleiding) noodzakelijk is. Verder is de commissie van oordeel dat de ondernemer ook in de wijze van opzegging van de overeenkomst onzorgvuldig heeft gehandeld. De commissie verklaart de klacht van de consument gegrond en bepaalt dat de zoon van de consument per direct op gebruikelijke tijd en wijze gebruik moet kunnen maken van de opvang van de ondernemer.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of sprake is van een zwaarwegende reden die de opzegging van de overeenkomst rechtvaardigt, en of de ondernemer in de wijze van opzegging zorgvuldig heeft gehandeld.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De consument maakt bezwaar tegen de beëindiging van de opvangovereenkomst van haar zoon per
1 december 2024. De beëindiging is per e-mail aan de consument medegedeeld op 25 oktober 2024. De consument is van mening dat deze beëindiging onzorgvuldig en niet volledig rechtmatig is, met schending van het recht op gelijkwaardige opvang zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 1.57 lid 2 sub a). Daarnaast is de consument van mening dat geen sprake is van een zwaarwegend belang om de overeenkomst te beëindigen en is geen redelijke termijn gegeven om naar een andere oplossing te zoeken. De consument stelt dat de ondernemer onvoldoende in gesprek is gegaan over oplossingen die voortzetting van de opvang mogelijk zouden maken.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het op het volgende neer.
De zoon van de consument heeft behoefte aan meer één-op-één begeleiding dan mogelijk is bij de peutergroep. Zoals besproken met pedagogisch medewerkers, pedagogisch coach en clustermanager, lijkt het stopzetten van de kinderopvang het beste en in het belang van de zoon van de consument. Zeker nu er een passende vervolgplek is gevonden bij Kentalis, waar de zoon van de consument vanaf aankomende week 3 dagdelen start.
Uit coulance wil de ondernemer aanbieden de dinsdag per direct stop te zetten om te voorkomen dat de consument onnodig betaald voor een dag waarop hij niet komt, omdat hij dan bij Kentalis is.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Aanleiding
De zoon van de consument maakt gebruik van de peuteropvang bij de ondernemer. Vanwege achterstand in zijn taalontwikkeling ontvangt de zoon van de consument inmiddels drie dagen in de week begeleiding bij Kentalis.
Het geschil ziet dan ook slechts nog op de 3,5 uur opvang die de zoon van de consument op vrijdagochtend ontvangt bij de ondernemer.
Algemene Voorwaarden
De ondernemer hanteert twee sets Algemene Voorwaarden die gelijkelijk van toepassing zijn verklaard op de overeenkomst. Dit betreft zowel eigen Algemene Voorwaarden als de Algemene Voorwaarden die zijn opgesteld door de brancheorganisaties in de kinderopvangsector.
De Algemene Voorwaarden van de ondernemer zijn aangaande de opzegging van de overeenkomst minder concreet dan de Algemene Voorwaarden zoals opgesteld door de sector. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2015:1125, moet in een dergelijk geval door uitleg worden vastgesteld welke van de bedingen prevaleert.
De ondernemer heeft aangedragen dat de overeenkomst is opgezegd omdat de begeleiding van de zoon van de consument onevenredig veel tijd kost ten opzichte van de begeleiding van andere kinderen en de emotionele veiligheid van het kind zelf en andere kinderen in het geding is. Dit kan worden begrepen als verwijzing naar de situaties die grond zijn voor opzegging van de overeenkomst zoals benoemd in de Algemene Voorwaarden zoals opgesteld door de sector. Nu dit door de ondernemer als uitgangspunt is genomen, zal de commissie het geschil dan ook toetsen aan deze Algemene Voorwaarden.
Toetsingskader
Op grond van artikel 11 lid 2 en 3 van deze Algemene Voorwaarden heeft de ondernemer het recht het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen.
Hiervan kan sprake zijn als het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is, het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht of de opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert. Als de ondernemer het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie weigert, treedt de ondernemer met de consument in overleg om te zoeken naar een voor alle partijen acceptabele oplossing voor de situatie.
Op grond van artikel 11 lid 4 van de Algemene Voorwaarden kan een consument die het niet eens is met de beslissing van de ondernemer om de toegang te weigeren een verkorte procedure bij de commissie starten, zoals in dit geval is gebeurd.
Zwaarwegende reden?
Naar het oordeel van de commissie ligt aan de opzegging van de overeenkomst geen zwaarwegende reden ten grondslag. Weliswaar heeft de ondernemer herhaaldelijk gesteld dat zij de begeleiding die de zoon van de consument nodig heeft niet kan bieden, maar dit is op geen enkele wijze geconcretiseerd of met voorbeelden onderbouwd. Ter zitting heeft de ondernemer toegelicht dat de emotionele veiligheid en ontwikkeling van het kind zelf en de andere kinderen in het geding is. Uit de stukken en het besprokene ter zitting is de commissie niet gebleken dat het gedrag dusdanig afwijkend en ernstig is dat dit moet leiden tot opzegging van de overeenkomst. Zo zou de zoon van de consument weinig contact maken met andere kinderen en niet goed zelfstandig kunnen spelen. Naar het oordeel van de commissie kan hierbij echter niet gesproken worden van een gevaar voor de emotionele veiligheid van de zoon van de consument en of andere kinderen. Evenmin kan hieruit worden afgeleid dat hiervoor een zware vorm van ondersteuning (één-op-één begeleiding) noodzakelijk is.
In zoverre is de klacht van de consument gegrond.
Wijze van opzegging
Ook in de wijze van opzegging van de overeenkomst heeft de ondernemer onzorgvuldig gehandeld. Zo is de consument onvoldoende meegenomen in de kennelijke ernst van de problematiek bij haar zoon. Volgens de ondernemer is de consument hier doorlopend mondeling over geïnformeerd, maar dit is door de consument weersproken en door de ondernemer niet nader met stukken onderbouwd.
Naar het oordeel van de commissie was de consument er in ieder geval niet van op de hoogte dat het gedrag van haar zoon van dien aard was dat dit aanleiding gaf om tot opzegging van de overeenkomst over te gaan. De ondernemer heeft dan ook geen waarschuwing gegeven in de zin van de Algemene Voorwaarden. Het gespreksverslag van april/mei 2024 is ook niet als zodanig aan te merken, nu daarin alleen opmerkingen staan in algemene termen over de “haalbaarheid” van de opvang.
Verder constateert de commissie dat de ondernemer voorafgaand aan de opzegging geen schriftelijk plan van aanpak heeft opgesteld in overleg met de consument. Dit had naar het oordeel van de commissie wel op haar weg gelegen voordat zij tot de conclusie kon komen dat zij niet de opvang kan bieden die de zoon nodig heeft en dat de emotionele veiligheid en ontwikkeling van het kind zelf en andere kinderen op het spel staat.
Conclusie
Samengevat heeft de ondernemer gehandeld in strijd met de wet en de van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden en hetgeen van een professionele kinderopvangorganisatie verwacht mag worden. Er is geen sprake van een zwaarwegende reden die de opzegging van de overeenkomst rechtvaardigt en de wijze van opzegging was niet conform de Algemene Voorwaarden. De klacht is gegrond en de consument dient op de gebruikelijke tijd en wijze op vrijdagochtend gebruik te kunnen blijven maken van de opvang van de ondernemer.
Ter zitting heeft de ondernemer gesteld dat sprake is van een vertrouwensbreuk tussen de consument en de ondernemer waardoor voortzetting van de opvang niet op goede wijze mogelijk is. Dit is de commissie niet gebleken: de consument heeft haar vertrouwen in de ondernemer uitgesproken en wenst voortzetting van de opvang, om voor haar zoon een zachte overgang naar de basisschool te kunnen bewerkstelligen.
Het enkele feit dat een geschil aanhangig is gemaakt door de consument, kan er niet toe leiden dat verdere dienstverlening niet meer mogelijk is. De commissie spreekt de verwachting uit dat beide partijen constructief met elkaar zullen samenwerken in het belang van de zoon van de consument. Ter zitting is gebleken dat Kentalis aanvullende hulp kan en wil bieden en de commissie spoort partijen aan van dat aanbod gebruik te maken.
Nu de klacht gegrond is, dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,–aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de consument per direct op vrijdagochtend op gebruikelijke tijd en wijze gebruik dient te kunnen maken van de opvang van de ondernemer;
– bepaalt dat de ondernemer het betaalde klachtengeld van € 25,– aan de consument dient te vergoeden binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 29 november 2024.