Commissie: Advocatuur
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
109881/111959
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënte klaagt over de kwaliteit van de uitvoering van de opdracht. Er zou te veel tijd zijn besteed aan het inlezen van het dossier, het schrijven van een brief en processtukken, waardoor zij hoge rekeningen heeft gekregen. Daarnaast zijn de processtukken te laat ingediend bij de rechtbank. Zij wilde eigenlijk zo min mogelijk betalen aan de advocaat. Ten aanzien van het deel van de klacht dat ingaat op gefactureerde reiskosten en de tijd die is besteed aan de brief en processtukken, beroept de advocaat zich op de algemene voorwaarden. De cliënte had eerder moeten klagen. De advocaat stelt dat de stukken niet te laat zijn ingediend. De commissie kan de advocaat niet volgen in het gehele verweer, maar oordeelt toch dat de advocaat heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat verwacht mag worden. Het is voldoende aannemelijk gemaakt dat de opdracht is verricht en de uren zijn gemaakt. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft kort samengevat de hoogte van de declaraties en de kwaliteit van de werkzaamheden.
De cliënte heeft een bedrag van € 2.305,96 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte heeft hoge kosten moeten betalen aan de advocaat. Alhoewel zij vanaf het begin heeft geklaagd over de hoogte van de facturen, bleven ze maar komen. De cliënte heeft aangegeven dat ze de rekeningen aan haar nihil wil houden. De advocaat bleef maar dubbel werk verrichten. Inhoudelijk geeft de cliënte aan dat reistijd in rekening is gebracht volgens het normale uurtarief. De cliënte vindt dit onbehoorlijk. Verder is er tussen 15 juni en 19 juni 2020 9,7 uur besteed aan het opstellen van één brief, hetgeen de cliënte excessief vindt. Vervolgens is er ook nog 5,1 uur besteed aan het verweerschrift en 10 uur aan het indienen van producties, welke stukken volgens de rechtbank te laat zijn ingediend. De cliënte had deze stukken wel ruim op tijd bij de advocaat aangeleverd. Doordat de advocaat deze stukken te laat heeft ingeleverd, heeft de cliënte hier niets aan gehad.
Verder merkt de cliënte op dat de advocaat voor het inlezen van het dossier van de voorgaande advocaat meer dan € 3.000,– heeft gerekend, terwijl er bijna niets in stond, alleen voorlopige voorzieningen.
De advocaat maakt misbruik van de situatie van mensen en denkt dat zij boven haar cliënten staat. Het vertrouwen van de cliënte is geschaad door de advocaat.
De cliënte vraagt de commissie de advocaat te veroordelen tot betaling van € 3.332,67 aan haar, te verminderen met het thans nog openstaande bedrag van € 2.305,96. Daarnaast eist de cliënte een schadevergoeding voor het geestelijk leed wat zij heeft moeten ondergaan.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De stelling van de cliënte dat zij de kosten nihil wilde houden zou impliceren dat de advocaat haar werkzaamheden gratis zou verrichten. Dit is onjuist. De cliënte heeft de opdrachtbevestigingen ontvangen waarin expliciet het uurtarief is genoemd. Op 3 september 2020 heeft de cliënte in zijn algemeenheid aangegeven de kosten hoog te vinden. De advocaat heeft toen laten weten dat met name het opstellen van het voorstel van 23 juni 2020 en in het verlengde daarvan het verweerschrift van 17 juli 2020 de nodige kosten met zich hadden meegebracht. Daarnaast zouden er nog kosten komen in verband met de bijstand ter zitting, de voorbereiding daarvan en met betrekking tot de eventueel nog nader in te dienen stukken.
De advocaat heeft daarbij aangegeven dat het voor haar onmogelijk is om tegelijk haar werk te doen en daarbij de kosten op nihil te houden. De advocaat heeft aangegeven haar werkzaamheden zoveel mogelijk te beperken tot het hoogst noodzakelijke.
De stelling van de cliënte dat de advocaat dubbel werk zou hebben verricht en alle kosten daarvoor in rekening zou hebben gebracht, is niet onderbouwd en blijkt niet duidelijk uit de ingevulde vragenlijst. Voor zover de cliënte hiermee doelt op het contact met de notaris op 29 april 2021, is de correspondentie van die dag met de notaris niet in rekening gebracht. Er is geen sprake van dat er dubbel werk is verricht en zou dit al aan de orde zijn, dan heeft de cliënte daar niet voor betaald. Als de cliënte op iets anders doelt, dan is de advocaat niet duidelijk waar ze dan op doelt.
Met de cliënte is afgesproken dat alle aan haar zaak te besteden tijd in rekening wordt gebracht tegen het uurtarief van € 165,– per uur te vermeerderen met 5% kantoorkosten en 21% BTW. Reiskosten vallen daar ook onder. Overigens maakt de cliënte eerst nu hierover haar bezwaren kenbaar, terwijl zij de factuur van
3 december 2020 op deze dag heeft ontvangen en ten aanzien van de reiskosten niet eerder dit bezwaar naar voren heeft gebracht. Als de cliënte het niet eens zou zijn geweest over deze post op de declaratie, dan had zij conform art. 9 van de algemene voorwaarden van de advocaat binnen dertig dagen schriftelijk haar beklag moeten doen. Nu dit niet tijdig is geschied, kan de cliënte zich daar niet alsnog over beklagen. In de e-mail van de cliënte van 10 december 2020 geeft zij aan bezwaren te hebben tegen de facturen. Echter, dit bezwaar ziet op de factuur van 5 november 2020 ter zake de tijd die is besteed aan het indienen van aanvullende stukken ten behoeve van de zitting van 6 november 2020. In de e-mail van 24 december 2020 heeft de advocaat de cliënte een voorstel aangaande haar declaraties van 5 november 2020 en
3 december 2020 in de echtscheiding en in de strafzaak ter hoogte van in totaal € 3.563,96. Uit coulance is voorgesteld dat zij op deze declaraties in totaal € 3.100,– zou betalen, waarna het verschil van € 463,96 zou worden gecrediteerd. Hierop wordt door de cliënte gereageerd in een tweetal e-mailberichten van
12 januari 2021 waarin zij aangeeft nog een paar aanvullende vragen. Hierop reageert de advocaat in haar e-mail van 21 januari 2021 en herhaalt zij het gedane voorstel nog een keer. Op 4 februari 2021 stuurt de cliënte een e-mail met daarin de mededeling € 1.600,– te zullen overmaken en het restant op 23 februari 2021 te zullen betalen. De cliënte is toen met het voorstel van 24 december 2020 akkoord gegaan.
Dit heeft de advocaat in haar e-mail d.d. 5 februari 2021 bevestigd en de cliënte heeft de overeengekomen betalingen verricht. Nu er een regeling is getroffen tussen de cliënte en de advocaat over de declaraties van 5 november en 3 december 2020, gaat het niet aan dat de cliënte daar in deze klachtprocedure bij de commissie alsnog op terugkomt.
Ook de klacht betreffende de uren die zijn besteed in juni 2020 over het opstellen van een voorstelbrief en een verweerschrift, geldt dat de cliënte eerst nu hierover bezwaren uit terwijl deze tijd in rekening is gebracht op de factuur van 7 juli 2020. De cliënte heeft deze factuur ontvangen en zonder protest betaald. Als de cliënte het niet eens zou zijn geweest met deze declaratie, dan had zij conform art. 9 van de algemene voorwaarden binnen dertig dagen schriftelijk haar bezwaar kenbaar moeten maken bij de advocaat. Dat is niet gebeurd, zodat deze declaratie vaststaat. Los daarvan meent de advocaat gelet op de ingewikkeldheid van de casus niet te veel tijd in rekening is gebracht.
Aan het indienen van producties zijn in totaal 8 uren besteed. De bestede 8 uren zijn tegen de vooromschreven achtergrond evenmin teveel. Deze tijd is bij declaratie van 5 november 2020 in rekening gebracht. Deze declaratie van in totaal 11,7 uur is destijds uit coulance met 1,5 uur gematigd, zodat er in totaal 10,2 uren in rekening zijn gebracht. De stelling dat deze productieset te laat zou zijn ingediend is onjuist. Er is gelet op hetgeen de rechtbank hiertoe overweegt in zijn beschikking geen sprake van strijd met de eisen van een goede procesorde. Gelet op de overweging van de rechtbank zou het niet hebben uitgemaakt of de stukken nu al dan niet eerder waren ingediend. Overigens heeft de advocaat de betreffende stukken eerst tijdens de bespreking van 13 oktober 2020 van de cliënte ontvangen; een krappe 14 dagen voordat de stukken uiterlijk moesten worden ingediend. De advocaat benadrukt nogmaals dat de stukken niet te laat zijn ingediend, maar binnen de daarvoor geldende termijn.
Voor wat betreft het bezwaar aangaande de studie met betrekking tot de sepotgronden, kan de advocaat ook dit bezwaar niet plaatsen. In deze kwestie was niet gelijk duidelijk welke sepotgronden op de zaak van toepassing verklaard zouden kunnen worden. Er waren diverse sepotgronden die zouden kunnen worden toegepast. De advocaat meent dat een studietijd van maximaal 12 minuten op dit onderdeel niet onredelijk is. De advocaat is van mening dat er niet ten onrechte werkzaamheden in rekening zijn gebracht en/of dat daarvoor onevenredig veel tijd in rekening zou zijn gebracht. Sterker nog, van de in totaal in rekening gebrachte aantal uren van 67,2 uur zijn reeds in totaal 5,8 uren gematigd/ gecrediteerd. Daarnaast blijkt uit de overgelegde facturen dat bepaalde tijd – om de cliënte tegemoet te komen – al helemaal niet in rekening is gebracht. De advocaat meent dat zij de cliënte al voldoende tegemoet is gekomen. Dit betekent dat de cliënte het nog openstaande bedrag van in totaal € 2.305,96 onverkort dient te betalen. De vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen, nu de cliënte niet heeft aangegeven hoe hoog die schadevergoeding zou moeten zijn en wat daarvan de grondslag is en evenmin heeft aangetoond waar haar schade uit zou bestaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De advocaat heeft zich beroepen op artikel 9 van de algemene voorwaarden van de advocaat, waarin is bepaald dat binnen 30 kalenderdagen na dagtekening van een factuur daarover kan worden geklaagd.
De advocaat meent dat, nu door de cliënte niet tijdig is geklaagd over de facturen van 7 juli 2020 en
3 december 2020, deze onherroepelijk vaststaan en hierover in onderhavige procedure niet meer geklaagd kan worden. De commissie is van oordeel dat de advocaat geen beroep toekomt op artikel 9 van de algemene voorwaarden. Ten aanzien van de factuur van 3 december 2020 geldt dat de cliënte bij e-mail van 10 december 2020 haar klachten heeft kenbaar gemaakt aan de advocaat. De stelling van de advocaat dat deze klachten slechts zien op de factuur van 5 november 2020 kan de commissie niet volgen, nu in genoemde e-mail meer in zijn algemeenheid over de facturatie door de advocaat wordt geklaagd. Mocht de klacht slechts zien op de factuur van 5 november 2020, dan was de klacht op 10 december 2020 overigens volgens artikel 9 van de algemene voorwaarden van de advocaat eveneens niet tijdig geweest.
De advocaat is daar kennelijk aan voorbijgaan. De commissie ziet in een en ander aanleiding aan de termijn zoals genoemd in artikel 9 van de algemene voorwaarden van de advocaat voorbij te gaan voor wat betreft de factuur van 7 juli 2020. De advocaat is niet geschaad door het late klagen. De commissie zal derhalve overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de klachten.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Op basis van de overgelegde stukken acht de commissie voldoende aannemelijk dat de advocaat overeenkomstig de opdracht werkzaamheden heeft verricht en daarvoor declaraties heeft verzonden.
De commissie stelt vast dat de advocaat in de opdrachtbevestiging van 24 april 2020 expliciet heeft vermeld dat de werkzaamheden worden verricht op basis van het overeengekomen uurtarief van € 165,–, te vermeerderen met 5% kantoorkosten en 21% BTW.
Op grond van de stukken acht de commissie niet aannemelijk gemaakt dat de advocaat bovenmatige of niet verrichte werkzaamheden in rekening heeft gebracht. De stelling van de cliënte dat door de advocaat telkens dubbel werk werd verricht, is niet aangetoond. Voor zover dit ziet op correspondentie met de notaris op 29 april 2021, is door de advocaat onweersproken gesteld dat deze werkzaamheden niet in rekening zijn gebracht, zodat de cliënte hiervan geen nadeel heeft ondervonden. De stelling van de cliënte dat zij meermalen heeft aangegeven de kosten op nihil te willen houden, kan de commissie niet volgen nu de advocaat – vanzelfsprekend – kosten in rekening brengt voor haar werkzaamheden. Dat de advocaat haar werkzaamheden om niet zou verrichten is niet aannemelijk gemaakt. De commissie is met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen dan ook van mening dat de door de advocaat aan de cliënte verstuurde declaraties, gelet op de verrichte werkzaamheden, in deze niet als bovenmatig of buitenproportioneel kunnen worden aangemerkt.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat niet de conclusie kan worden getrokken dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Nu de commissie gelet daarop van oordeel is dat de klacht ongegrond is, bestaat geen grond tot toekenning van de door de cliënte verzochte schadevergoeding, zodat deze dient te worden afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte ongegrond;
– wijst af het door de cliënte gevorderde;
– bepaalt dat het in depot gestorte bedrag van € 2.305,96 aan de advocaat wordt uitbetaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, de heer mr. T.B.M. Kersten, mevrouw mr. drs. S. Euwema, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 16 februari 2022.