Gemiste alimentatie doordat de advocaat geen voorlopige voorziening heeft aangevraagd

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Schadevergoeding product/dienst    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 122168

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte liet zich bijstaan door de advocaat in een echtscheidingsprocedure. Ze vond dat de communicatie slecht was en dat ze zelf overal achteraan heeft moeten zitten. De cliënte heeft nooit stukken – waaronder de boedelverdelingslijst – ontvangen en/of goed kunnen keuren. Er is geen overleg geweest; de advocaat reageerde niet op e-mails van de cliënte. Doordat de advocaat geen voorlopige voorziening heeft aangevraagd, is de cliënte bovendien alimentatie misgelopen. Daarnaast heeft de advocaat fouten gemaakt bij het indienen van het verzoekschrift. Daarom heeft zij via een andere advocaat hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank en zij heeft een deel van de facturen onbetaald gelaten.
De advocaat heeft betwist dat er geen goede communicatie zou zijn. Er is juist veel contact geweest en de stukken zijn wel door de advocaat aan de cliënte gestuurd. De cliënte heeft er zelf vanaf gezien een voorlopige voorziening in te stellen.
De commissie kan op basis van het dossier niet vaststellen welke stukken de cliënte wel en niet heeft ontvangen. De commissie is het echter eens met de cliënte met betrekking tot het achterwege laten van een voorlopige voorzieningenprocedure en met betrekking tot de alimentatie. Met de cliënte is de commissie ook van oordeel dat de advocaat een fout heeft gemaakt in de echtscheidingsprocedure.
Het geheel overziende komt de commissie tot de conclusie dat de advocaat niet geheel heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat en dat de cliënte door toedoen van de advocaat schade heeft geleden. Rekening houdend met de door de cliënte netto misgelopen alimentatie en de kosten van het hoger beroep, begroot de commissie deze schade naar redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 5.000,–.

Volledige uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Advocatuur (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 29 mei 2019 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Namens het kantoor is verschenen xx.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de uitvoering van de door de cliënte aan de advocaat verstrekte opdracht en de kwaliteit van de dienstverlening, de hoogte van de (openstaande) declaraties, alsmede de schade die de cliënte stelt te hebben geleden ten gevolge van het handelen en/of nalaten van de advocaat.
De cliënte heeft een bedrag van € 2.000,– niet aan de advocaat voldaan. Overeenkomstig het Reglement van de commissie heeft de cliënte dit bedrag bij de commissie in depot gestort.
Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het standpunt van de cliënte luidt in hoofdzaak als volgt.

De cliënte heeft zich tot het kantoor gewend in verband met haar destijds op handen zijnde echtscheiding. Voordat zij bij het kantoor kwam, hebben zij en haar ex-echtgenoot tevergeefs geprobeerd de gevolgen van de echtscheiding in onderling overleg te regelen via een gezamenlijke advocaat (geen mediator).
De cliënte is bijgestaan door xx (hierna te noemen: de advocaat). Vanaf het begin is alles misgegaan en heeft de cliënte zelf overal achteraan moeten zitten.
De advocaat heeft een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend.
De communicatie met de advocaat verliep slecht. De cliënte heeft nooit stukken – waaronder de boedelverdelingslijst – ontvangen en/of goed kunnen keuren. Er is geen overleg geweest; de advocaat reageerde niet op e-mails van de cliënte. De advocaat heeft in strijd met de gemaakte afspraken zijn werkzaamheden pas na 9 maanden tussentijds gedeclareerd. Doordat de advocaat geen voorlopige voorzieningen heeft aangevraagd, is de cliënte alimentatie misgelopen. De advocaat heeft dit weliswaar met de cliënte besproken, maar haar daarbij voorgehouden dat de cliënte met terugwerkende kracht tot de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding alimentatie zou kunnen krijgen. In de berekening van de behoefte van de cliënte heeft de advocaat bovendien geen bedrag voor een voorziening van voor een eventuele arbeidsongeschiktheid opgenomen.
Blijkens de beschikking van de rechtbank – die de cliënte pas laat van de advocaat heeft ontvangen – heeft de advocaat voorts geen verzoek tot verdeling van de inboedel ingediend. De advocaat heeft bovendien een verkeerd verzoek ingediend inzake de verkoop van de echtelijke woning; hij heeft – naar achteraf is gebleken – ten onrechte de waarde van de echtelijke woning vermeld en is daarbij uitgegaan van een oud verouderd taxatierapport (peildatum juli 2017).
Gelet op de gang van zaken en de uitkomst van de procedure heeft de cliënte de declaraties van het kantoor niet geheel betaald.

De cliënte heeft zich tot een andere advocaat gewend voor het instellen van hoger beroep. Eerst via deze advocaat heeft de cliënte alle stukken van de advocaat ontvangen.

De cliënte heeft haar verzoek ter zitting gematigd en verzoekt de commissie thans haar een vergoeding van € 10.000,– toe te kennen voor de door haar ten gevolge van het handelen en/of nalaten door de advocaat geleden schade.

Standpunt van het kantoor
Voor het standpunt van het kantoor verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het verweer van het kantoor op het volgende neer.

Voordat de cliënte bij het kantoor kwam, had zij al een mediationprocedure doorlopen. Zij was derhalve al over vele zaken ingelicht, zoals over de boedelscheiding en de alimentatie. De mediator had al een tremaberekening gemaakt, waarin de advocaat geen fout heeft ontdekt. Dit betekent niet automatisch dat de rechtbank deze berekening volgt.
De advocaat heeft intensief contact met de cliënte gehad en haar concepten toegezonden, alvorens het verzoekschrift bij de rechtbank in te dienen. Tijdens een bespreking op kantoor op 10 januari 2018 heeft de cliënte een kopie van de stukken ontvangen, zoals deze bij de rechtbank zijn ingediend. Bij de stukken zat ook een overzicht van de inboedel.
De cliënte stelde dat de wederpartij reeds in het bezit was van alle stukken, maar dit bleek later niet het geval. Dit heeft extra werk veroorzaakt.
Ook gedurende de procedure heeft de advocaat de cliënte volledig geïnformeerd en heeft hij haar alle (proces)stukken doen toekomen. De beschikking van de rechtbank heeft de advocaat moeten opvragen bij de advocaat van de wederpartij, omdat de rechtbank deze vanwege de verhuizing van zijn kantoor niet aan hem had verzonden. Na ontvangst heeft de advocaat de beschikking meteen aan de cliënte toegezonden.

De zaak is voorts regelmatig telefonisch en tijdens besprekingen op kantoor met de cliënte besproken. Er is gesproken over de echtelijke woning. De cliënte ging ervan uit dat haar ex-echtgenoot de financiering niet rond zou krijgen en dat de woning daarom verkocht zou moeten worden. Een hertaxatie van de woning was daarom niet nodig. Enige dagen voor de zitting bleek dat de ex-echtgenoot van de cliënte de woning waarschijnlijk wel kon overnemen. Ook de mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot het treffen van voorlopige voorzieningen is aan de orde gekomen, maar de cliënte heeft ervoor gekozen om hiervan af te zien.
De behoefte van de cliënte en de verdeling van de inboedel zijn ter zitting behandeld en de rechtbank heeft daarover uitspraak gedaan.

De cliënte heeft kennelijk via haar nieuwe advocaat hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Nu zij geen appelschrift heeft overgelegd, is niet duidelijk waarover zij hoger beroep heeft ingesteld.

De advocaat betwist de door de cliënte gevorderde schadevergoeding. De cliënte heeft geen specificatie overgelegd van de door haar beweerdelijk geleden schade.
De cliënte is niet ingegaan op de verzoeken van de advocaat tot het bespreken van de inhoud van de beschikking. Haar klachten hadden wellicht in een gesprek opgelost kunnen worden. Hiertoe bleek de cliënte niet bereid.

Het kantoor verzoekt de commissie de klachten van de cliënte ongegrond te verklaren en het door haar verzochte af te wijzen. Voorts verzoekt het kantoor de cliënte te veroordelen tot voldoening van de openstaande factuur, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De cliënte beklaagt zich allereerst over de slechte communicatie en de manier waarop de zaak is verlopen. Zo heeft de advocaat het verzoekschrift te laat ingediend en is de uitspraak van de rechtbank te laat aan haar toegestuurd.

De commissie kan zich voorstellen dat het voor de cliënte bijzonder vervelend is geweest dat het door een ongelukkige samenloop van omstandigheden (waaronder de reactie van de rechtbank op de verhuizing van het kantoor) in tijd anders is gelopen dan zij had verwacht. Echter, dit rechtvaardigt niet de conclusie dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Bovendien is niet gebleken dat de cliënte hierdoor schade heeft geleden.

De cliënte stelt voorts dat zij de producties bij het verzoekschrift, zoals die bij de rechtbank zijn ingediend, niet heeft ontvangen. Op de verdelingslijst heeft zij via de e-mail nog opmerkingen gemaakt, die door de advocaat naar haar zeggen niet zijn verwerkt. De advocaat heeft de stelling van de cliënte betwist en aangevoerd dat de cliënte tijdens een bespreking op kantoor op 10 januari 2018 een kopie heeft ontvangen van de stukken zoals die aan de rechtbank zijn gestuurd. Nu de cliënte de door haar beweerdelijk aan de advocaat gestuurde e-mails waaruit volgens haar de juistheid van haar stellingen op dit punt blijkt, niet heeft overgelegd, zal de commissie de onderhavige stelling van de cliënte passeren. Op basis van de overgelegde stukken kan de commissie niet vaststellen welke stukken aan de cliënte al dan niet ter beschikking zijn gesteld.

Met betrekking tot het achterwege laten van een voorlopige voorzieningenprocedure en met betrekking tot de alimentatie is de commissie van oordeel dat de advocaat ten onrechte heeft geanticipeerd op een korte duur van de echtscheidingsprocedure. In het dossier ziet de commissie daarvoor geen aanknopingspunten. Met de cliënte is de commissie voorts van oordeel dat de advocaat een fout heeft gemaakt door in de echtscheidingsprocedure de datum van het verzoekschrift als ingangsdatum voor de door de ex-echtgenoot te betalen alimentatie te nemen, terwijl dat wettelijk niet mogelijk is. De commissie is van oordeel dat de cliënte door toedoen van de advocaat alimentatie is misgelopen en daardoor schade heeft geleden die de advocaat dient te vergoeden.

De klacht van de cliënte met betrekking tot de premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering acht de commissie ongegrond. Vast staat immers dat de cliënte geen premie betaalt. De voorzieningen voor een eventuele arbeidsongeschiktheid die de cliënte bedoelt, kunnen niet in een behoefteberekening worden meegenomen.

Uit de beschikking van de rechtbank van 20 september 2018 blijkt dat de rechtbank heeft vastgesteld dat de advocaat om vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap conform het voorstel van de cliënte heeft verzocht. De inboedel en de caravan behoren, nu het tegendeel is gesteld noch gebleken, tot de huwelijksgemeenschap. In zoverre is de klacht van de cliënte ongegrond. De advocaat heeft aangevoerd dat hij wel een lijst met de inboedel heeft ingebracht in de procedure. Ter zitting is echter komen vast te staan dat de advocaat de inboedel niet heeft vermeld op het formulier ‘Verdelen en verrekenen’, terwijl dit wel had gemoeten. In zoverre heeft de advocaat niet gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht en in zoverre is de klacht van de cliënte dus gegrond.
De commissie heeft op basis van de overgelegde stukken en wat door partijen ter zitting naar voren is gebracht niet in voldoende mate kunnen vaststellen dat en zo ja, tot welk bedrag de cliënte hierdoor schade heeft geleden. De enkele omstandigheid dat de cliënte de helft van de waarde van de aan haar toebedeelde caravan aan haar ex-echtgenoot dient te vergoeden, is hiervoor onvoldoende.

Met betrekking tot de echtelijke woning is de commissie van oordeel dat de advocaat, ongeacht de destijds bestaande verwachting dat de ex-echtgenoot van de cliënte de woning niet zou kunnen overnemen en deze dus verkocht zou moeten worden, alle opties open had moeten houden en geen waarde van de woning van € 395.000,– had moeten opnemen op het formulier ‘Verdelen en verrekenen’ met bijsluiting van het taxatierapport van 10 augustus 2017, waarin deze waarde was vermeld. Door dit wel te doen, heeft hij de mogelijkheid gecreëerd dat de cliënte niet deelt in de waardestijging van de woning sedert de in het taxatierapport gehanteerde peildatum van 27 juli 2017 tot, in ieder geval, de door de rechtbank gehanteerde peildatum voor het vaststellen van de omvang van de huwelijksgemeenschap van 22 januari 2018. Ook in dit opzicht heeft de advocaat dus niet gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat en is de klacht van de cliënte gegrond. Hoewel de commissie zich kan voorstellen dat de woning in deze periode in waarde zal zijn gestegen, heeft de cliënte de door haar gestelde waardestijging van € 20.000,– niet nader onderbouwd, zodat de commissie de precieze omvang van de waardestijging niet kan vaststellen. De advocaat heeft aangevoerd dat de door hem gekozen strategie met de cliënte is besproken en afgestemd. De cliënte heeft dit echter weersproken. De afspraken tussen advocaat en de cliënte zijn door de advocaat niet vastgelegd, wat wel op zijn weg had gelegen. Bij gebreke van een schriftelijke vastlegging en gelet op het verweer van de cliënte is de commissie van oordeel dat de advocaat zijn verweer niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, zodat de commissie dit verweer passeert.

De commissie stelt vast dat in de opdrachtbevestiging staat vermeld dat de advocaat de cliënte tussentijds op de hoogte zou houden van de kosten. Vast is komen te staan dat de advocaat dit niet heeft gedaan. Ook op dit punt heeft de advocaat derhalve niet gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat en is de klacht van de cliënte gegrond. Naar het oordeel van de commissie leidt dit echter niet tot schade voor de cliënte. Immers, de cliënte heeft niet gesteld dat zij, als zij wel een tussentijdse declaratie zou hebben ontvangen, zich anders zou hebben opgesteld in de procedure dan zij nu heeft gedaan. Voorts heeft zij de door de advocaat in rekening gebrachte tijd niet inhoudelijk betwist.

Vast is komen te staan dat de cliënte zich tot een andere advocaat heeft gewend en dat deze hoger beroep van de beschikking van de rechtbank van 20 september 2018 heeft ingesteld. De commissie is van oordeel dat de kosten van het hoger beroep in ieder geval ten dele zijn veroorzaakt door de advocaat en derhalve gedeeltelijk door hem vergoed moeten worden.

Het geheel overziende komt de commissie tot de conclusie dat de advocaat niet geheel heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat en dat de cliënte door toedoen van de advocaat schade heeft geleden. Rekening houdend met de door de cliënte netto misgelopen alimentatie en de kosten van het hoger beroep, begroot de commissie deze schade naar redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 5.000,–.
De commissie stelt vast dat de advocaat zijn werkzaamheden in rekening heeft gebracht tegen het afgesproken tarief. De commissie acht het gedeclareerde bedrag niet bovenmatig gelet op de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden. De commissie heeft anders dan hiervoor overwogen geen tekortkomingen of onregelmatigheden in het declaratiegedrag van de advocaat aangetroffen.. Nu de cliënte, zoals hiervoor is overwogen, de declaraties van de advocaat ook niet inhoudelijk heeft betwist, is zij het nog openstaande bedrag van € 2.000,– aan het kantoor verschuldigd. Gelet op de uitkomst van dit geschil, waarin de advocaat per saldo een bedrag aan de cliënte verschuldigd is, bestaat voor de toewijzing van de door de advocaat verzochte buitengerechtelijke incassokosten geen grond.

Het door de cliënte bij de commissie gedeponeerde bedrag zal aan haar worden terugbetaald, zodat het kantoor per saldo nog een bedrag van € 3.000,– aan de cliënte dient te voldoen.

Nu de klacht van de cliënte grotendeels gegrond is, zal de commissie bepalen dat het kantoor het klachtengeld aan de cliënte dient te vergoeden. Overeenkomstig het Reglement van de commissie is het kantoor voorts behandelingskosten aan de commissie verschuldigd.

Hetgeen partijen ieder voor zich overigens verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de cliënte grotendeels gegrond;

– bepaalt dat de cliënte het openstaande bedrag van € 2.000,– aan het kantoor dient te voldoen en dat het kantoor een schadevergoeding van € 5.000,– aan de cliënte dient te betalen. Met inachtneming daarvan zal het depot aan de cliënte worden overgemaakt en dient het kantoor de cliënte per saldo een bedrag van € 3.000,– te vergoeden;

– bepaalt dat het kantoor aan de cliënte het klachtengeld van € 102,50 dient te vergoeden;

– bepaalt dat het kantoor overeenkomstig het Reglement van de commissie behandelingskosten aan de commissie is verschuldigd;

– wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mevrouw mr. A.M. Hilhorst en mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 29 mei 2019, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, plaatsvervangend secretaris.